Dit had een gemakkelijk stukje moeten worden – een kleine update bij mijn serie verhalen over Afrikaanse migranten die, op weg naar Europa, stranden in Libië. Mijn vraag was immers simpel zat.
Om hoeveel mensen gaat het eigenlijk?
Zo eenvoudig als de vraag was, zo ingewikkeld het antwoord. De reden? De data die beschikbaar zijn over irreguliere migratie zijn incompleet, inconsequent, complex, versnipperd – en zijn al te vaak schattingen. Voor zo’n politiek beladen onderwerp, waar zo vaak uitspraken over gedaan worden op basis van cijfers, vond ik dat nogal verrassend.
En dat bracht me bij een grotere vraag. Wat weten we eigenlijk over de effecten van ons grensbeleid op de migratie naar de Europese Unie? Dit jaar kondigde de Europese Commissie aan dat het geld voor migratie en grensbewaking op de volgende begroting bijna verdrievoudigd wordt: van 13 miljard naar 34,9 miljard euro. Waar is die beslissing op gebaseerd?
Met infographic-redacteur Leon de Korte keek ik kritisch naar de data die er wél zijn. Die kunnen ons misschien geen zekerheid, maar wel een indicatie geven van hoe het Europese grensbeleid migratie beïnvloedt. We richten ons voor dit verhaal op de migratie via de Middellandse Zee – de grootste route voor irreguliere migratie én de meest besproken.
Het werd een vrij bizarre speurtocht, waarin we uiteindelijk meer vraagtekens dan punten konden zetten. Maar ook die vraagtekens kunnen ons veel leren.
Waarom migratiecijfers zo slecht en versnipperd zijn
Als we het hebben over migratie over de Middellandse Zee naar Europa, dan hebben we het vaak over een ‘stroom’, ‘tsunami’ of ‘crisis’. Ik dacht altijd dat dit een teken was dat rechts-populistische partijen hun migratiejargon met succes de mainstream in hadden gedrongen – dat het electorale zelfmoord was om weerstand te bieden tegen termen die veel kiezers bang maken voor een invasie van buitenlanders.
Maar nu realiseer ik me dat er nog iets speelt: vaak zijn er simpelweg geen goede cijfers beschikbaar om die woorden in perspectief te zetten. En bij gebrek aan goede data heerst de semantiek.
Bij gebrek aan goede data heerst de semantiek
Natuurlijk zijn er allerlei initiatieven om wél cijfers over migratie over de Middellandse Zee te genereren. De VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR telt al jaren ‘arrivals by sea’. De VN-migratieorganisatie IOM doet aan ‘flow monitoring’. Het Europese asielagentschap EASO telt het aantal asielaanvragen in Europese landen. Het EU-grensagentschap Frontex doet een poging het aantal mensen dat illegaal de Europese grenzen oversteekt te tellen. Het Mixed Migration Centre interviewt tienduizend migranten per jaar om een beeld van motivaties en routes te krijgen. En het aantal migranten dat onderweg sterft wordt geteld door journalisten, academici én de VN.
Zo kan ik nog wel even doorgaan. Maar al die cijfers zijn voor een groot deel schijnzekerheid.
Ga maar na:
- Hoe tel je de mensen die overboord vallen en de bootjes die zinken op de Middellandse Zee?
- Hoe tel je hoeveel migranten er uit welk land komen, als ze geen paspoort bij zich dragen?
- Hoe tel je migranten die besluiten géén asiel in Europa aan te vragen, maar direct in de illegaliteit verdwijnen?
- Hoe tel je migranten die vastzitten in clandestiene Libische detentiecentra, die gecontroleerd worden door obscure rebellengroepen?
- Hoe tel je de doden in de Sahara, die anoniem in het zand achterblijven wanneer ze bezwijken door dorst en hitte?
Daar komt nog bij: de route vanuit West-Afrika door de Sahara gaat dwars door enkele van de meest wetteloze gebieden ter wereld: Noord-Niger, Zuid-Algerije, Libië. Een VN-medewerker in Tunesië, die moet bijhouden hoeveel migranten richting de Middellandse Zee reizen, vertelde Refugees Deeply dat hij eigenlijk de hele dag gaten in Excelsheets aan het vullen is. ‘Het is niet alsof we hoofden kunnen tellen aan de grens’, verzucht hij. ‘Je kunt alleen grote lijnen aangeven, maar iedereen is op zoek naar duidelijke cijfers voor de headlines.’
‘Er zijn geen real-time data om migratie te monitoren’, zegt ook Abrham Tamrat, hoofd Migratie Management bij de VN-organisatie voor migratie in Nigeria. ‘We lopen eigenlijk altijd achter de feiten aan.’
Je zou dat allemaal niet bedenken als je in de media over migratie leest, of Europese politici trots hoort praten over de effectiviteit van het Europese grensbeleid. Dan gaat het namelijk stellig over ‘1.015.078’ aankomsten in Europa in 2015, over ‘2.276 doden’ op de Middellandse Zee in 2017, en over hoe het ‘strenge’ EU-beleid heeft gezorgd voor ‘96 procent minder migratie’.
‘Migratie: de EU-partnerschapaanpak blijft vruchten afwerpen’, kopte het EU-buitenlandagentschap in mei.
Maar welke vruchten werpt de aanpak van de EU dan precies af?
Laten we beginnen met de vijf dingen die we wél met enige zekerheid kunnen zeggen over de migratie naar Europa via de Middellandse Zee. Let op: ook deze data zijn niet accuraat. Maar ook imperfecte tellingen kunnen ons iets vertellen over trends.
- Sinds 2014 is het aantal migranten dat Europa via de Middellandse Zee bereikt nog niet zo laag geweest
- De migratiepiek uit 2015 werd vooral veroorzaakt door Syriërs
- Griekenland en Italië bereiken is haast onmogelijk geworden
- Waar harder beleid komt, verschuiven migratieroutes
- Tienduizenden migranten zitten vast in Libië en worden geëvacueerd naar huis
1. Sinds 2014 is het aantal migranten dat Europa via de Middellandse Zee bereikt nog niet zo laag geweest
Als we de afname van het aantal bootmigranten dat de Europese kusten bereikt als graadmeter nemen, verdient de EU een dikke pluim. Sinds 2014 is het aantal geregistreerde migranten dat Europa via de Middellandse Zee bereikt nog niet zo laag geweest. Dit jaar gaat het volgens VN-cijfers om nog geen 13 procent van het aantal getelde aankomsten in 2015.
Nu klinkt zo’n percentage al snel indrukwekkend, omdat de migratiepiek in 2015 zo gigantisch was: we noemden hem niet voor niets de ‘vluchtelingencrisis’. We kennen allemaal de beelden nog van honderden bootjes per dag die eilanden als het Italiaanse Lampedusa en het Griekse Lesbos bereikten. En natuurlijk de verschrikkelijke verhalen over de boten die het niet haalden.
Minder doden op de Middellandse Zee, dat werd het keer op keer herhaalde humane doel voor Europa om de zeegrenzen effectiever af te sluiten.
Als we even afgaan op de beschikbare cijfers (hierover later meer), lijkt dat goed gelukt: minder aankomsten betekent logischerwijs minder doden.
Wat de data ons niet vertellen is of de daling in getelde aankomsten echt is veroorzaakt door Europees beleid. Er is een verband, dat zeker, maar is dat ook een causaal verband? De daling van het aantal migranten kan immers ook (deels) veroorzaakt zijn door ontwikkelingen in de oorlog in Syrië, of doordat alle Syriërs die genoeg geld hadden, de oversteek al hadden gewaagd.
En dat brengt ons bij de volgende zekerheid.
2. De migratiepiek uit 2015 werd vooral veroorzaakt door Syriërs
Cruciaal detail over de migratiepiek uit 2015: die werd grotendeels veroorzaakt door Syriërs, Afghanen en Irakezen. Het Syrische conflict belandde in deze periode in een minder explosieve fase, wat honderdduizenden Syriërs de mogelijkheid gaf het land te ontvluchten. En in Afghanistan en Irak hielden terreurgroepen als IS en splintergroepen van de Taliban huis, wat burgers op de vlucht dreef. Bovendien grepen veel Afghanen en Irakezen die al jaren als vluchteling in het Midden-Oosten leefden in deze periode de kans om Europa te bereiken in het kielzog van de Syriërs.
Bijna al deze mensen hadden recht op asiel in Europa – en kregen dat ook massaal.
Maar de migratie waar Europese politici het nú over hebben – de migratie waarvoor Europa haar budgetten heeft verdrievoudigd – is de migratie vanuit sub-Sahara-Afrika. Die migranten, die minder vaak recht hebben op asiel, hebben in feite weinig te maken met de crisis van 2015.
Er staken wel wat meer Afrikanen over vanaf 2014, doordat Libische groepen die om de macht streden na de val van leider Moammar Kadhafi, de smokkel vanaf dat jaar beter gingen organiseren. Maar er was zeker geen sprake van een crisis van het formaat ‘Syrië’.
De piek van 2015 was een uitzondering – maar heeft een waterval aan Europese beleidskeuzes teweeggebracht, die zich niet alleen op Syriërs, Afghanen en Irakezen richtten, maar in steeds grotere mate ook op Afrika. De ‘vluchtelingencrisis’ is het startschot geweest om onze zuidgrenzen steeds dieper Afrika in te duwen – terwijl deze crisis weinig te maken had met de migratie uit dit continent.
En hoewel de crisis al jaren voorbij is, blijft Europa in crisismodus staan.
3. Griekenland en Italië bereiken is haast onmogelijk gemaakt
De routes waarlangs smokkelaars migranten over de Middellandse Zee varen, worden door beleidsmakers vaak ingedeeld in de oostelijke, centrale, en westelijke route. Grofweg wil dat zeggen: in het oosten varen de migranten van Turkije naar Griekenland, in het centrum van Libië en Tunesië naar Italië en in het westen van Marokko naar Spanje.
Sinds de migratiepiek van 2015 is de aandacht van het Europese migratiebeleid als het ware vanuit het oosten de Middellandse Zee over getrokken. De aanpak is telkens hetzelfde: ‘partnerschappen’ aangaan met landen langs de zuidkant van de Middellandse Zee, zodat ze effectiever optreden tegen de vertrekkende bootjes. In ruil voor hulpprogramma’s, visumrechten, of gewoon: bakken geld. Border outsourcing, heet dat in vaktaal.
In 2016 was als eerste de oostelijke route aan de beurt: de Turkijedeal moest zorgen dat er minder migranten vanuit Turkije op de boot naar Griekenland stapten. In ruil voor 6 miljard euro ging Turkije zijn grenzen en kusten bewaken en kelderde het aantal aankomsten in Griekenland binnen een maand met 90 procent. Academici trokken hier opnieuw het causale verband in twijfel (de daling van het aantal aankomsten in Griekenland was al enkele maanden voor de deal ingezet) en journalisten opperden dat de daling kwam omdat Griekenland de migranten niet meer van de eilanden naar het vasteland liet vertrekken. Hoe dan ook waren Europese politici lyrisch.
Gesterkt door dit ogenschijnlijke succes, verschoof de aandacht naar de centrale route, met als hoofdrolspeler: Libië. Hier was het de Italiaanse overheid die het voortouw nam in de ‘migratiedeal’: Italië beloofde schepen en training voor de Libische kustwacht en maakte afspraken met groepen die voorheen actief waren in mensensmokkel om nu migranten tegen te houden. Maar ook de EU deed een flinke duit in het zakje: er is sinds 2014 al zo’n 182 miljoen euro besteed aan ‘migratiegerelateerde’ projecten in Libië, zoals het trainen van de Libische kustwacht ‘om hen effectiever te maken in het redden van mensenlevens’. Lees: effectiever in het tegenhouden van de bootjes op weg naar Europa.
Europa traint de Libische kustwacht ‘om hen effectiever te maken in het redden van mensenlevens.’ Lees: effectiever in het tegenhouden van bootjes
Omdat het niet gemakkelijk is zaken te doen met het versnipperde Libië, verschoof de aandacht ook al snel zuidwaarts, naar Niger. Dit straatarme land ontvangt de komende jaren een miljard euro op haar begroting, waarvan miljoenen geoormerkt zijn om haar grensbewaking op te krikken. Doel: de migranten al tegenhouden voor ze de kusten van Libië bereiken.
De effecten van deze ‘partnerschappen’ zijn nu ook te zien op de centrale route. Volgens cijfers die de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR kreeg van de Libische kustwacht, werden dit jaar 12.152 migranten onderschept en teruggebracht naar Libië. Maar de Libische kustwacht is niet de enige die migranten onderschept in Libische wateren: ook rebellengroepen zien een goed verdienmodel in het ‘vangen’ van migranten en hen in detentie zetten tot de familie losgeld betaalt. Volgens een studie van het Italiaanse Institute for International Political Studies worden op dit moment 99,5 procent van de bootjes die Libië verlaten onderschept en teruggebracht naar Libië. Met andere woorden: de route zit potdicht.
Dat zien we ook terug in de getelde aankomsten op de centrale route. Die zijn nog maar een fractie van voorgaande jaren.
Hoe direct het effect van het Europese beleid op migratieroutes kan zijn, zie je goed als je inzoomt op het aantal migranten dat per maand aankomt in Italië. Waar juli normaliter de drukste maand is (want: het beste weer om de Middellandse Zee over te steken), zie je in juli 2017 en juli 2018 juist een plotselinge afname van aangekomen migranten. Die afnames vallen precies samen met nieuwe beleidsvoering: in 2017 de deal tussen Italië en Libië om bootjes te stoppen, in 2018 de weigering van de nieuwe Italiaanse regering om reddingsschepen met migranten toe te laten in haar havens en de afspraak dat Libië migranten die Italië wél halen, zal terugnemen.
In juli dit jaar sprak de baas van het EU-buitenlandagentschap, Federica Mogherini, tijdens haar bezoek aan Libië dan ook over een ‘vruchtbare samenwerking’ met een ‘friendly country’. En Niger wordt door Europese topdiplomaten een ‘number one partner’ genoemd en door de president van het Europees Parlement geprezen voor het verrichten van ‘uitstekend werk’.
4. Waar harder beleid komt, verschuiven migratieroutes
Dat de route naar Italië praktisch gesloten is, weten migranten inmiddels ook. En dus zoeken ze alternatieven.
De ‘westelijke route’ over de Middellandse Zee werd altijd het minst gebruikt, maar is sinds vorig jaar flink in opkomst. Reisdoel: Spanje.
Wanneer je de piek in aankomsten in Spanje afzet tegen de daling van aankomsten in Italië zou je zeggen: hier is sprake van een waterbedeffect. Waar de EU de ene route sluit, opent zich de andere.
Voor een deel klopt die verklaring. Neem bijvoorbeeld migranten uit Guinee, Mali, Ivoorkust, Gambia en Senegal. Volgens UNHCR-tellingen kwam 91 procent van hen tussen 2015 en 2017 via de centrale route aan in Italië. Maar in 2018 ging plots 76 procent van de ‘overstekers’ uit deze vijf landen via de westelijke route naar Spanje.
Voor andere nationaliteiten treedt het waterbedeffect echter (nog) niet op: de grootste groepen migranten in Italië waren afgelopen jaren namelijk Nigerianen en Eritreeërs. En deze nationaliteiten zie je tussen de aankomsten in Spanje vrijwel niet terug.
Bovendien: in Spanje komen nu opvallend veel Marokkanen aan. Dat heeft niets met het sluiten van de Libische route te maken.
Nóg een interessante observatie: dit jaar kwamen er weer meer migranten aan in Griekenland – zelfs meer dan in Italië. Dat een route eenmaal dicht zit, betekent dus niet dat-ie altijd dicht blijft.
5. Tienduizenden migranten zitten vast in Libië en worden terug naar huis gevlogen
Eén ding dat we zeker weten, is dat er nog altijd heel veel migranten in Libië zijn. Velen brengen er jaren door – werkend – om te sparen voor hun overtocht. Veel van hen proberen de oversteek gewoon een paar keer opnieuw, wanneer een eerste poging mislukt omdat hun boot op de kustwacht stuit of gaat lekken. De VN-organisatie voor migratie (IOM) schat het aantal migranten dat nu in Libië is op zo’n 700.000 tot een miljoen, van wie er 600.000 het risico lopen slachtoffer te worden van mensenrechtenschendingen.
Maar zo’n schatting is misleidend. Allereerst is het in een land zo wetteloos als Libië onmogelijk om te weten hoeveel mensen er aankomen en vertrekken. En bovendien wekt het cijfer de indruk dat er honderdduizenden klaarstaan om naar Europa te komen. Terwijl ‘migranten’ hier ook mensen zijn die in Libië wonen of werken maar geen plannen hebben om in een rubberboot te stappen.
Nog zo’n cijfer dat we vaak horen over Libië: het aantal migranten dat er vast wordt gehouden in detentiecentra. In de officiële gevangenissen van de Libyan Directorate for Combatting Illegal Migration kan netjes geteld worden: daar zaten in juli 2018 9.300 migranten vast. Maar voor alle onofficiële gevangenissen is het gokken. Schattingen lopen bizar ver uiteen: van 20.000 tot 400.000 migranten die opgesloten zitten.
Om de migranten te redden uit de hel van de Libische detentiecentra is sinds vorig jaar een nieuw onderdeel aan het Europese grensbeleid toegevoegd: we vliegen migranten vanuit Libië terug naar huis.
‘We hebben dertigduizend migranten bevrijd uit detentiecentra’, zei EU-buitenlandvertegenwoordiger Federica Mogherini onlangs. Maar de exacte aantallen? Die zijn niet online te vinden. Na navraag bij een tiental woordvoerders van de VN-organisatie die de vluchten uitvoert (IOM), ontving ik ze uiteindelijk.
In totaal gaat het sinds januari 2017 inderdaad om zo’n 32.000 migranten.
Verreweg de drukste vliegroute, met bijna 10.000 van de 32.000 terugkeerders sinds begin 2017, is die naar Nigeria. Op afstand gevolgd door andere West-Afrikaanse landen: Mali, Guinee, Gambia, Niger, Ivoorkust, en Senegal.
Alleen in 2018 werden er (tot 1 oktober) in totaal 12.545 gestrande migranten uit Libië naar huis gevlogen. Zet je dat af tegen het aantal geregistreerde aankomsten in Italië, dan realiseer je je hoe groot die aantallen eigenlijk zijn: in sommige maanden zijn er méér mensen teruggevlogen dan er zijn aangekomen. Met andere woorden: Europa is niet alleen bezig de aankomsten terug te dringen, maar ook om de migratieroutes om te keren.
En dat brengt ons bij het inzicht dat we eigenlijk geen idee hebben of het EU-beleid wel zo ‘effectief’ is – of zoveel ‘vruchten afwerpt’ – als de Europese leiders graag roepen. Want wat zeggen de data ons over deze belangrijke vragen?
- Dat ze niet aankomen, betekent dit ook dat ze niet vertrekken?
- Hoeveel doden vallen er op de route naar Europa?
- Welk effect heeft ons beleid in Afrika?
- Waarom steken er zoveel Marokkanen en Tunesiërs over?
- Hoe zit het met dat andere grote land aan de Middellandse Zee: Algerije?
1. Dat ze niet aankomen, betekent dit ook dat ze niet vertrekken?
‘De afgelopen twee jaar zijn er meer Afrikaanse migranten uit Libië vertrokken naar hun thuisland dan er via Niger zijn binnengekomen’, schreef The New York Times vorige maand. Ik bleef haken op het zinnetje. Dat was nogal een bewering. Want het zou betekenen dat er niet alleen minder migranten vanuit Libië aankomen in Europa, maar óók dat er minder migranten vanuit sub-Sahara-Afrika naar Libië reizen. Dat zou nog eens een ‘vrucht’ van het Europese beleid zijn.
Op zoek naar de bron voor deze bewering kwam ik in het artikel niet ver: ‘volgens het IOM’, schrijft The New York Times. De Verenigde Naties, dat klinkt natuurlijk reuze betrouwbaar. Maar er staat geen link naar een online dataset.
Ik klop dus aan bij IOM: kunnen jullie dit bevestigen? En zo ja, mag ik dan de data zien waarop jullie dit baseren? Ik krijg een flow monitoring report van Niger toegestuurd: via ‘surveys collected from local authorities’ worden daarin (verbazingwekkend gedetailleerd) de migratiestromen in en uit Niger vastgelegd. Inderdaad zie je het aantal reizigers naar Libië afnemen.
Maar in een onderzoek van een grote Europese denktank lees ik dat ‘lokale bronnen bevestigen dat de routes [van Niger naar Libië] zich simpelweg hebben aangepast’. Met andere woorden: de smokkelaars passeren met hun trucks niet meer langs de traditionele grensovergangen (en dus de telpunten van de local authorities waar IOM haar data vandaan haalt) maar rijden via omwegen door de Sahara Libië in. En dus worden deze mensen niet geteld. Het laat maar weer zien: iets zinnigs zeggen over de migratiestromen in deze gebieden is praktisch onmogelijk.
2. Hoeveel doden vallen er op de route naar Europa?
In zijn State of the Union speech van 2017 stond de president van de Europese Commissie, Jean-Claude Juncker, stil bij een belangrijk wapenfeit van de EU: ‘We hebben het verlies aan mensenlevens in de Middellandse Zee drastisch verminderd.’ Keer op keer wordt het dodental genoemd als dé motivatie voor het strengere Europese grensbeleid.
Het probleem is alleen: hoe tel je dode bootmigranten? De cijfers die de VN hanteren, zijn misleidend precies: 2.276 doden in 2017. 1.095 doden in 2018. Alsof we op een begraafplaats kruisjes kunnen tellen.
De VN moeten het doen met interviews met bootmigranten: hoeveel mensen heb je zien sterven onderweg, wordt hen gevraagd
In werkelijkheid is het ontzettend moeilijk om doden op zee te tellen. Niet alle lichamen spoelen aan, en niet alle Mediterrane landen publiceren cijfers van het aantal lichamen dat wél aanspoelt. De VN moet het dus vooral doen met interviews met bootmigranten: hoeveel mensen heb je zien sterven onderweg, wordt hen gevraagd. Dat dit een imperfecte methode is, snapt zelfs de grootste alfa.
Binnen die imperfecte methode kun je uiteraard wel trends observeren. En die zijn schokkend. Want de Middellandse Zee is sinds de vluchtelingencrisis relatief een steeds dodelijker route geworden. De data van UNHCR laten zien dat in 2017 op de centrale route één op de 42 migranten verdronk, en dit jaar al één op de 18. Migratieonderzoeker Matteo Villa houdt het zelfs op één op de vijf migranten die vertrekken uit Libië.
Mogelijk nóg onbetrouwbaarder dan de cijfers over verdronken migranten zijn de schattingen van het aantal migranten dat op weg naar Europa sterft in de Sahara. ‘Migrantendoden in de Sahara waarschijnlijk het dubbele van de Middellandse Zee’ kopte Reuters vorig jaar. In het artikel is de twijfel groter dan de ‘waarschijnlijkheid’ uit de kop. ‘Waar we nog altijd geen enkele schatting van hebben, is het aantal dode migranten in de Sahara’, zegt Richard Danziger van het IOM in het stuk. ‘We gaan uit van zeker twee keer zoveel slachtoffers als op de Middellandse Zee. Maar daar is eigenlijk geen bewijs voor, het is alleen een aanname. We weten het domweg niet.’
3. Welk effect heeft ons beleid in Afrika?
Wat de data ons ook niet kunnen vertellen, is wat voor effect, gewenst of ongewenst, ons antimigratiebeleid heeft in de landen waar we partnerschappen mee aangaan.
Neem Niger: zowel journalisten als onderzoeksinstituten suggereren dat de migratiedeal met de EU funest is voor de economie van het land (die op veel plekken draaide op mensensmokkel). En dat dit de hele regio verder zou kunnen destabiliseren.
Of neem Nigeria: ngo’s en academici waarschuwen dat het terugvliegen van duizenden migranten uit Libië de smokkelindustrie zou kunnen versterken. Immers, deze migranten hebben nu kennis van de route, en contacten in Libië. Bovendien zouden veel van de terugkeerders het na een paar jaar gewoon opnieuw proberen.
Maar data? Die zijn er niet.
4. Waarom steken er ineens zoveel Marokkanen en Tunesiërs over?
Twee nationaliteiten vallen op als je naar de aankomsten van het afgelopen jaar kijkt: er steken plots relatief veel Tunesiërs en Marokkanen de Middellandse Zee over.
Waarom? Je raadt het al – dat weten we eigenlijk niet.
Experts suggereren
als oorzaak dat Tunesië in economisch zwaar weer zit en dat het democratiseringsproces voor veel jongeren niet snel genoeg verloopt.
Over Marokko doen andere speculaties de ronde. Al jaren zet Marokko haar grensbewaking in als een
onderhandelingstactiek
met Spanje. Wil Spanje dat Marokko strenger optreedt tegen migranten die de hekken van de Spaanse enclaves Melilla en Ceuta proberen over te klimmen? Dan moet het land daar wel bijvoorbeeld visrechten of ontwikkelingshulp voor Marokko tegenover stellen.
Een dergelijke onderhandeling lijkt zich het afgelopen jaar opnieuw te hebben voorgedaan: Marokko zag hoeveel geld er naar Turkije en Libië ging en probeert nu ook een goede migratiedeal bij de EU los te peuteren.
Het ultieme drukmiddel:
de grenzen een tijdje wat minder goed bewaken,
zodat er meer mensen oversteken.
Het effect: in augustus dit jaar zegde de EU
55 miljoen euro
toe om Marokko en Tunesië te helpen met hun grensbewaking. Kort daarop rapporteren mensenrechtenorganisaties over een crackdown
op migranten.
5. Hoe zit het met dat andere grote land aan de Middellandse Zee: Algerije?
Op al die kaartjes van migratiestromen naar Europa is er één gigantisch zwart gat: Algerije. Het is het grootste land van Afrika, met een gesloten regime dat pertinent weigert een migratiedeal met de EU te sluiten.
Op de flow monitoring- kaarten van de VN worden met oranje stipjes de ‘exit points’ van migranten naar Europa aangegeven. Turkije, Libië, Tunesië en Marokko staan er vol mee, maar in Algerije staat geen enkel oranje stipje: alsof er geen bootjes uit het land vertrekken.
Toch noemt Europol de Algerijnse kuststad Oran een belangrijke nieuwe ‘hotspot’ voor mensensmokkel naar Europa. En maakt de Algerijnse regering zich zorgen over een instroom aan illegale migranten.
Tegelijkertijd wordt er sinds vorig jaar bericht over tienduizenden migranten die het land worden uitgezet, op gruwelijke wijze. Persbureau AP heeft het over ‘massale uitzettingen’.
Hoe dit te meten, na te gaan of te controleren? Niemand die het weet.
Hoe een piepklein stukje data ons nieuws en beleid domineert
Als ik kijk naar het Europese grensbeleid, krijg ik het gevoel dat we consequent bezig zijn met de uitzondering. Niet alleen omdat het beleid in gang is gezet door een migratiepiek die op zichzelf al een uitzondering was, maar ook omdat de effectiviteit van het beleid door politici en media wordt beoordeeld aan de hand van de uitzondering onder de migratiedata: hoofden tellen in Europa.
Minder migranten die onze kusten bereiken, dat lijkt het enige wat er toe doet in de Europese politiek. Dat heeft vast met populisme te maken, maar ook met journalisten zoals ik, die het liefst harde cijfers willen zien.
We weten immers niet hoeveel mensen er onderweg sterven, niet hoeveel mensen er van huis vertrekken, en niet hoeveel mensen er thuis blijven dankzij ons beleid. Zie daar maar eens een voorpagina mee te halen.
En dus staren we ons blind op die afgenomen aankomsten – alsof de werkelijkheid alleen bestaat uit dat wat we kunnen tellen. Zo domineert een piepklein stukje data het nieuws én ons beleid.
Dat verklaart misschien ook waarom we nog altijd bezig blijven met het verder terugdringen van het aantal aankomsten, terwijl de aantallen migranten die onze kusten bereiken al lang weer op het relatief lage niveau van vóór de ‘vluchtelingencrisis’ van 2015 zijn. Het is onze enige zekerheid.
Een verdrievoudiging van het migratiebudget: waarom eigenlijk, vraag ik me dan af?
Met dank aan migratiedata-analist Flip van Dyke voor het meedenken en meelezen met vroege versies van dit verhaal. En aan correspondentlid Bram Frouws van het Mixed Migration Centre voor het meelezen en becommentariëren. Ook veel dank aan ontwerper Jorris Verboon voor de hulp bij deze complexe infographics.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!