Hoe noem je een column die je samen met vijftien anderen schrijft? Een co-column, bedacht ik. In 2018 voerde ik met een selectie van vijftien Correspondent-leden die zich hadden aangemeld voor de een online dialoog over toerisme, als onderdeel van mijn zoektocht naar

Wat we leerden over de voor- en nadelen van deze dialoogvorm, beschrijf Hieronder vind je de column, zoals we die met z’n zestienen hebben geschreven.

Over eco-braafheid, duurzaam toerisme en de noodzaak van een minister voor Toerisme

Zet om in de stemming te komen dit nummer eens op bij het lezen van deze co-column:

YouTube
America - A Horse with No Name (van het album ‘America’ uit 1971)

A Horse with No Name bezingt een roadtrip door de Amerikaanse woestijn. Het was een van de liedjes waar deelnemers aan ons gesprek mee kwamen toen we het in onze Club voor Mensen zonder Mening hadden over waar je aan denkt bij het thema toerisme.

Zowel qua tekst als gevoel is het de ultieme soundtrack voor het hedendaagse vakantie-ideaal. Het gevoel dat je de hele wereld én de weg erdoorheen helemaal voor jezelf hebt. Reizigersromantiek in optima forma. Maar zoals dat gaat met romantiek: in werkelijkheid deel je die wereld en die weg met steeds meer anderen. Reizen staat tegenwoordig eerder voor files dan voor roadtrips.

Vliegen? Voorlopig niet, maar zeg nooit nooit

In 2017 Het toerisme naar Nederland steeg zelfs met 13 procent. Daarmee scoorden we hoger dan al onze buurlanden en trokken we in een jaar voor het eerst meer toeristen naar ons land dan we inwoners hebben. De groei kwam vooral uit Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Rusland en, opvallend genoeg, de Verenigde Staten, het land dat in bovenstaand lied wordt bezongen. In het jaar waarin Trump zijn land steeds verder afsloot van de wereld kwamen maar liefst 1,4 miljoen Amerikanen naar ons land.

‘Als ik dit nummer hoor en het filmpje zie, verdwijnt mijn eco-braafheid als sneeuw voor de woestijnzon’, schreef het groepslid dat bovenstaand nummer tipte. ‘Bijna dan. Daarom zeg ik: vliegen, voorlopig niet, maar zeg nooit nooit...’ Deze uitspraken brengen ons direct in het hart van de discussie over toerisme. Wegen de lasten van toerisme wel op tegen de lusten?

De lusten en de lasten

Over de lusten kunnen we kort zijn: toerisme is vreselijk lucratief. De gemiddelde vakantieganger brengt 603 euro per jaar in het laatje, de gemiddelde zakenreiziger zelfs 1.053 euro. In 2017 leverde dat de Nederlandse economie ruim 12 miljard euro op, een directe bijdrage aan de werkgelegenheid van ruim 100.000 banen.

Maar dat is natuurlijk niet het hele verhaal. Zoals klimaatcorrespondent Jelmer Mommers kun je nog zo duurzaam leven of vakantie vieren, zodra je het vliegtuig neemt maak je dat allemaal ongedaan.

Infographic door Jorris Verboon voor De Correspondent

Dit besef leidde in ons groepsgesprek geregeld tot de nodige verzuchtingen: ‘Ik zou willen dat klimaat/biodiversiteit en alles geen gedoe was, want ik vind reizen heerlijk.’

En wie zijn oor te luisteren legt in toeristische hotspots als Giethoorn of Amsterdam zal merken dat de belasting van ons kwetsbare klimaat niet de enige ‘last’ is die toerisme met zich meebrengt. Een Amsterdammer kan soms mopperen op toeristen als een PVV’er op asielzoekers.

Een Amsterdammer kan soms mopperen op toeristen als een PVV’er op asielzoekers

Maar willen we nu meer of minder toeristen? We constateerden in ons gesprek al gauw dat je die vraag niet kunt beantwoorden zonder óók naar je eigen reisgedrag te kijken. Wie pleit voor minder inkomende toeristen heeft simpelweg boter op zijn of haar hoofd wanneer hij of zij zelf een paar keer per jaar het vliegtuig instapt.

In spreekt de Nederlandse toerismesector de ambitie uit dat iedere Nederlander in 2030 profijt van toerisme heeft. Duurzaamheid moet, stelt het stuk verder onomwonden, maar over de vraag hoe dit met de marketingplannen en groeiambities uit de rest van het stuk te combineren valt, blijft de nota in het vage, zo constateerden we toen het ter sprake kwam.

Is duurzaam toerisme überhaupt geen tegenstrijdigheid, zo vroegen we ons op een gegeven moment af.

Wát voor toeristen willen we eigenlijk?

Toen gooide een van ons de knuppel in het hoenderhok: stellen we niet precies de verkeerde vraag door ons op meer of minder toeristen te richten? Moeten we toerisme niet als middel leren zien om onze andere doelen mee te bereiken? Bijvoorbeeld duurzaamheid of, een andere zijstraat, cultuureducatie?

Met gericht beleid, ontdekten we in ons gesprek, kunnen steden, regio’s en provincies daadwerkelijk invloed uitoefenen. Niet alleen op wát voor toeristen hierheen komen, maar ook op wat die toeristen gaan doen als ze hier zijn.

Wil je bijvoorbeeld, zo opperde iemand in ons gesprek, alle musea in je streek gratis openstellen voor alle inwoners, becijfer dan hoeveel toeristen je daarvoor nodig hebt.

Wanneer je met elkaar vaststelt dat reizen vooral van belang is voor jongeren, bedenk dan hoe je het geld dat de luxe hotels in een stad opbrengen kunt investeren in faciliteiten die een stad als Amsterdam in de toekomst ook voor jongeren betaalbaar houden.

Wil je duurzaamheid bevorderen middels toerisme, richt je marketing dan op de inwoners van onze buurlanden. Die hoeven er tenminste niet voor te vliegen.

Een minister voor Toerisme?

Maar wat goed is voor de samenleving (een duurzame, toegankelijke toerismesector) staat soms haaks op wat individuen of ondernemers willen. Daarom zijn er naar ons idee plekken nodig waar deze soms niet te verenigen wensen als het ware kunnen worden uitonderhandeld. Lokale of regionale toerismecomités dus, voor burgers die samen met speciale gedeputeerden en wethouders voor toerisme als taak hebben alle terreinen waar toerisme mogelijk invloed op heeft te overzien.

Een goede opmaat wellicht voor een speciale minister of staatssecretaris voor Toerisme, die niet alleen het economische maar ook het culturele en het maatschappelijke perspectief meeneemt.

Als de toerismesector in dit tempo doorgroeit, zullen de spanningen alleen maar toenemen

Want net als met de komst van asielzoekerscentra is het niet het feit dát er migranten of toeristen deze kant op komen, maar het gevoel bij burgers dat ze er onvoldoende grip op hebben dat spanning veroorzaakt. Als de toerismesector in dit tempo doorgroeit – voor komend jaar wordt een groei van wéér 9 procent verwacht – zullen die spanningen alleen maar toenemen.

Wat nodig is zijn plekken zoals die van ons, eigenlijk met onze voor een experiment geïmproviseerde Club voor Mensen Zonder Mening, waarin we met vijftien heel verschillende burgers een maand lang hardop na kunnen denken over een thema dat ons allen raakt.

Of, dat kan natuurlijk ook, ga in de leer bij de eekhoorn uit van Toon Tellegen, dat een van ons vertelde bij ons virtuele kampvuur. Deze eekhoorn laat ons zien dat je voor reizen de wijde wereld niet in hoeft: ‘Het was een warme dag in de zomer en daar was de grasspriet die groen en scherp omhoog schoot uit de zwarte grond. En daar lag de kiezelsteen met zijn kronkelige grijze strepen, en daar de wortel van de beukenboom waar hij zojuist over was gestruikeld en waarnaast hij met grote ogen naar de wereld zat te kijken. De wereld!’