Stel je eens voor: vanaf morgen zou de provincie als bestuurslaag worden afgeschaft. Zomaar, van de ene op de andere dag, #provexit.
Wat zouden we daar dan van merken? Die vraag is natuurlijk hoogst speculatief, maar na vier maanden samen met jullie te hebben gezocht naar waar de provincie aan de levens van de gewone burgers raakt, zal ik toch proberen een antwoord te formuleren.
Om precies te zijn: twee antwoorden. Het ene nogal dramatisch, het andere een stuk nuchterder.
Het eerste antwoord is dat het weefsel waaruit onze samenleving is opgebouwd in dat geval langzaam ineenstort. Want van een nieuw speeltoestel voor de moskee in Culemborg-West tot de busdienst die dorpen in het buitengebied met de stad verbindt: de provincie is werkelijk overal bij betrokken. Nu eens in de rol van fondsverstrekker, dan weer in de rol van bevoegd gezag of regievoerder tussen verschillende gemeentes.
Het tweede antwoord is wat nuchterder. Door gemeentelijke fusies zijn gemeentes steeds groter én belangrijker geworden. Bovendien zijn deze gemeentes op steeds meer vlakken gaan samenwerken, in de vorm van stedenregio’s of regionale samenwerkingsverbanden. Zowel het werk van de provincie als ons democratisch toezicht is in principe vervangbaar. Slechts 47 procent van de Nederlanders, zo bleek onlangs uit onderzoek, heeft bovendien vertrouwen in de Provinciale Staten. Dat is nog altijd méér dan de 30 procent die er géén vertrouwen in zegt te hebben. Maar toch: het houdt niet echt over.
Mijn indruk is dat beide antwoorden een deel van de waarheid bevatten.
Ja, de Provinciale Staten zijn onmiskenbaar van belang, al is het maar omdat provincies miljarden euro’s herverdelen over burgers en bedrijven en elke vorm van toezicht daarop welkom is.
En daar komt nog iets bij: Statenleden controleren samen met betrokken burgers de macht en kunnen soms ook samen met het provinciebestuur een vuist maken. Juist in provincies die op grote afstand staan van politiek Den Haag heeft dat een grote meerwaarde.
Zo’n instelling moet je kortom niet zomaar afschaffen, zonder haar door iets beters te vervangen.
Maar ik ben wél steeds meer gaan twijfelen of verkiezingen wel het beste middel zijn om als burger bij deze bestuurslaag betrokken te zijn. Ik geef je vier redenen en laat je vervolgens achter met de conclusie dat je beter tóch kunt gaan stemmen. En misschien zelfs wel méér dan dat.
Regeren is vooruitzien, verkiezingen zijn een terugblik. Maar op wat?
Stemhulpen gaan vrijwel uitsluitend over de toekomst – ook die voor de Provinciale Staten. Maar het is moeilijk oordelen over ambities, als je niet óók kunt zien hoe partijen de afgelopen vier jaar hebben gestemd en gehandeld. Hoe kun je anders beoordelen wat hun beloftes waard zijn?
Tijdens mijn zoektocht ontmoette ik iemand die hier een oplossing voor heeft bedacht, journalist Patrick Arink. Hij ontwikkelde voor deze verkiezingen een meestem-meter, waarmee je het stemgedrag van partijen in de voorbije periode terug kunt zien. Spijtig genoeg wilde op Friesland na geen van de door hem benaderde provincies hieraan meewerken. Volgens Arink omdat de gesignaleerde discrepanties tussen beloftes en stemgedrag simpelweg te confronterend waren.
Nu is het natuurlijk nog maar zeer de vraag of stemgedrag op zich wel genoeg zegt. Om te begrijpen hoe een partij tot een oordeel is gekomen heb je véél meer informatie nodig. Een Statenlid kan bijvoorbeeld door debat tot een ander standpunt zijn gekomen, of met de coalitie hebben meegestemd in ruil voor iets anders .
Wanneer wij met verkiezingen als burgers onze bestuurders écht willen controleren hebben we kortom veel meer context nodig. Bij landelijke verkiezingen is die nog wel te vinden en kun je als kiezer tot een gebalanceerd oordeel komen over hoe jouw partij en jouw gekozen volksvertegenwoordiger het ervan afgebracht heeft. Maar in de provincie heeft wie daar écht iets zinnigs over wil zeggen, er zo ongeveer een halve baan aan.
Op bezoek in Oudemirdum (Friesland) en Renkum (Gelderland) ontmoette ik groepen burgers die hun provincie beter proberen te controleren. Van hen leerde ik nóg iets.
Wanneer je als burger écht invloed wilt hebben op het bestuur van je provincie, heb je er weinig aan alleen achteraf iets van ze te vinden. Je moet juist aan het begin van een besluitvormingsproces betrokken zien te raken.
Burgers zijn wel betrokken bij de provincie, maar pas als het bijna te laat is
Als ik op mijn zoektocht de afgelopen maanden ergens van onder de indruk ben geraakt, dan is het wel van de betrokken burgers die ik onderweg tegen het lijf liep. Ik kreeg tientallen mailtjes van Correspondentleden uit het hele land, waarin jullie me uitnodigden mij te verdiepen in jullie provinciale kwesties. Zo keek ik bijvoorbeeld mee hoe burgers in het Gelderse Renkum tegen stankoverlast strijden.
Onlangs vond ik mezelf terug in de oude visserswoning van Anne Heldring uit het Friese Oudemirdum. Hier, met een majestueus uitzicht over een onrustig IJsselmeer, werd ik ontvangen door haar en twee medestrijders die wel wilden toelichten waarom het winnen van zand uit een natuurgebied géén goed idee was.
Aan een haakje in de kamer hing een grijze trui met de opdruk ‘geen zandindustrie in ons IJsselmeer’, in de tuin wapperde een spandoek en op de site staat een episch filmpje. Met een groep huisartsen, ambtenaren, wetenschappers en gepensioneerden hadden ze 760 pagina’s onderzoek doorgespit op zoek naar aanknopingspunten om het oordeel van de provincie Friesland (‘geen bezwaar’) aan te vechten.
Burgers wordt eens in de vier jaar gevraagd te oordelen over hoe het provinciebestuur ervan afbrengt. Maar zijn er geen betere manieren om burgers er éérder bij te betrekken?
Zo ontdekte het comité dat de provincie eerst tegen zandwinning was, maar later een draai maakte. Die ontdekking hielp om de lokale en de provinciale politiek te overtuigen dat het nog géén gelopen race was. Vooralsnog is – na tien jaar discussie – de zandwinning van de baan.
Zowel in Renkum als Oudemirdum zag ik trots en overtuiging in de ogen van burgers die zich verenigen en iets voor elkaar weten te krijgen.
Maar ik proefde ook verbazing en verbittering. Want waarom werden ze pas zo laat, toen het al vijf voor twaalf was, serieus genomen? En pas na grote druk op de ketel? En hadden deze jarenlange saga’s niet kunnen worden voorkomen door burgers in een eerder stadium bij de besluitvorming te betrekken?
Natuurlijk, er waren voorlichtingsavonden geweest en inspraakprocedures. Maar dat waren in de beleving van deze burgers vooral manieren om de geesten rijp te maken voor het onvermijdelijke: die zandwinning moest er komen.
Bij verkiezingen gaat het al net zo. Burgers wordt eens in de vier jaar gevraagd te beoordelen hoe het provinciebestuur het ervan afgebracht heeft. Maar zijn er geen betere manieren om burgers éérder bij het provinciebestuur te betrekken?
Afgelopen woensdag 13 maart organiseerde het actiecomité van Anne Heldring een zogeheten Petear, waarbij ze Statenleden uitnodigden om samen naar de toekomst te kijken. ‘Hoe kan de provincie het Friese landschap en het IJsselmeer beter beschermen?’, zo luidde de vraag.
Heldring kijkt terug op een constructieve bijeenkomst, juist omdat er niet mocht worden teruggeblikt op wat de afgelopen tien jaar allemaal precies misging. ‘Er was eigenlijk verrassend veel consensus onder de partijen over het belang van het Friese landschap en het IJsselmeer. Daar kunnen we op voortbouwen.’
Verkiezingen maken eenvoudige dingen te moeilijk en moeilijke dingen te simpel
Maar wat ik óók constateerde op mijn zoektocht is dat zelfs extreem gemotiveerde, actieve burgers zoals die in Renkum en Oudemirdum oplopen tegen de haast hermetische geslotenheid van de provincie.
Cruciale documenten zijn moeilijk te vinden, slecht te doorzoeken en – voor leken – vaak nauwelijks te begrijpen, zo noteerde ik in mijn vorige stuk over de provincie. Wie als burger – of als Statenlid – zijn bestuur wil controleren heeft daar algauw een fulltimebaan aan.
Verkiezingsprogramma’s en stemhulpen geven vaak weer een te eenvoudige voorstelling van zaken. Achter een vraag als ‘Wilt u meer of minder windmolens?’ hangen weer honderd andere vragen. Komen ze bijvoorbeeld op land of op water? Wat leveren ze op in vergelijking met andere vernieuwbare energiebronnen? Et cetera.
Is het ook mogelijk democratische inspraak zo te organiseren zonder dat je een halve provinciegeleerde moet zijn voor je ergens echt iets van kunt vinden? Maar dan weer zonder complexe thema’s te reduceren tot simpelweg ‘voor’ of ‘tegen’, ‘meer’ of ‘minder’?
In de kelder van het provinciehuis van Friesland woonde ik een experiment bij dat wellicht een deel van het antwoord biedt. Ruim honderd mbo-leerlingen van de creatief-pedagogische opleiding D’Drive hadden voor een dag de ruimte overgenomen, om onder leiding van het jongereninitiatief Tienskip van gedachten te wisselen over thema’s uit hun eigen leefwereld.
Wanneer je burgers vraagt om praktische oplossingen voor iets waar ze zich toch al druk over maken, krijg je véél betere input
Van tevoren hadden de studenten een democratisch paspoort ingevuld, waarop ze een kwestie konden aangeven die ze die ochtend wilden bespreken. Denk aan betere verlichting tussen hun dorp en de grote stad of aan leukere winkels in de binnenstad. Samen met een ambtenaar of een politicus gingen ze die kwesties in groepjes uitdiepen om uiteindelijk met een creatieve oplossing te komen.
Er werd die ochtend in Leeuwarden met vrijwel geen woord gerept over de aanstaande Statenverkiezingen, terwijl de meeste aanwezigen deze week voor het eerst mogen stemmen. Toch was de ochtend doortrokken van de democratische energie.
Deze ochtend liet mij zien dat democratie niet per se over verkiezingen hoeft te gaan, maar óók kan betekenen dat je al brainstormend met een raadslid of een Statenlid oplossingen voor heel praktische kwesties kunt verzinnen. Jongereninitiatief Tienskip draaide het afgelopen jaar op vierduizend euro subsidie, maar slaagde er al in om zevenhonderd jonge mensen bij het bestuur te betrekken. Dat zouden nog weleens de meest efficiënt bestede subsidie-euro’s ooit kunnen wezen.
Want het werkt. Daags voor de ochtend in Leeuwarden werd bekend dat de inbreng van een van de vorige Tienskipbijeenkomsten door de lokale politiek was overgenomen. Het plan om lantaarnpalen met sensoren tussen steden en dorpen te plaatsen, wordt in samenspraak met de jongeren uitgevoerd.
Wanneer je burgers – ook heel jonge – vraagt om praktische oplossingen voor iets waar ze zich toch al druk over maken, krijg je véél betere input dan wanneer je ze eens in de vier jaar een serie ingewikkelde verkiezingsprogramma’s voorhoudt waar ze hun stem aan moeten verbinden. Of zoals een van de jongeren het die ochtend zei: ‘Als ik ga stemmen moet ik allerlei belangen tegen elkaar afwegen. Nu mag ik gewoon mijn eigen belang verdedigen!’
Verkiezingen scheppen tegenstellingen die er in de provincie zelf nauwelijks zijn
Jullie vroegen mij de afgelopen maanden geregeld om hulp bij het maken van jullie keuze op 20 maart aanstaande. Waar moet ik op stemmen als ik <vul hier een willekeurig thema in> belangrijk vind?
Hoe graag ik jullie ook zou helpen, zo werkt het natuurlijk niet. Want jullie wonen allemaal in andere provincies en stemmen allemaal met jullie eigen prioriteiten. En daar komen jullie zonder mij ook wel uit. Je zou zelfs kunnen beweren dat het in deze tijd makkeljker dan ooit is om je – met hulp van Stemwijzer of Kieskompas – op je stembusgang voor te bereiden.
Wie liever wat autonomer tot zijn keuzes komt kan deze tool gebruiken, die Open State Foundation samen met de NOS en LocalFocus onwikkelde. Je kunt hier zoeken in maar liefst 151 provinciale partijprogramma’s.
Wie de moeite neemt om dat te doen, ziet dat er eigenlijk behoorlijk veel consensus is over wat de provincie te doen staat. Zo ontdekte ik op bezoek in de provincie Gelderland dat de energietransitie voor alle partijen behalve de PVV prioriteit had. De discussie ging eigenlijk alleen over hoe die transitiedoelen te bereiken. En daar valt vaak best uit te komen.
In veel Staten is de sfeer constructief, op samenwerking gericht. Politiek Den Haag richt zich vaak juist op het uitvergroten van meningsverschillen
In veel Staten is de sfeer constructief, op samenwerking gericht. Politiek Den Haag richt zich vaak juist op het uitvergroten van meningsverschillen. Dat verschil is soms schrijnend; zo was op het provinciehuis in Gelderland de VVD de partij die aan de andere partijen om méér urgentie vroeg inzake de energietransitie, in dezelfde week als politiek leider Klaas Dijkhoff het over klimaatdrammers begon te hebben.
De afgelopen campagne kwam hier nog iets bij. De nationale politiek heeft de Statenverkiezingen nog méér dan bij voorgaande edities het geval was gekaapt.
Forum voor Democratie en de PVV hebben zelfs hun landelijke roergangers op hun verkiezingsposters gezet. Andere partijen lieten dat na, maar leken er al evenzeer alles aan te doen om de campagne over alles behalve de Staten en de waterschappen te laten gaan.
Met slim getimede acties – het kopen van KLM-aandelen, het aankondigen van de CO2-taks – dongen met name de coalitiepartijen nogal opzichtig naar de gunsten van de kiezer. Dat gaf ook de oppositiepartijen een gouden kans om zich weer eens te profileren. Het leidt allemaal af van waar het in een campagne over de Provinciale Staten en de waterschappen eigenlijk over zou moeten gaan.
Nu kiezen Statenleden weliswaar eind mei de Eerste Kamer, maar dat is bij lange na niet het belangrijkste mandaat dat we hun op de verkiezingsdag meegeven. Ook Statenleden verdienen kortom betere verkiezingen dan deze.
Maar moeten we nu gaan stemmen?
Toen ik eind vorig jaar begon met mijn rondgang door de wondere wereld van de provincie formuleerde ik de provincieparadox: ‘hoewel de provincie over vrijwel alles gaat, is deze nagenoeg onzichtbaar’.
Nu ik terugblik, constateer ik dat deze onzichtbaarheid in feite niet het grootste probleem is. Er zit, door een bepaalde bril bekeken, zelfs iets geruststellends aan het feit dat op onze provinciehuizen in – dat is wel een dingetje – vaak ondoordringbaar jargon onverstoorbaar aan de toekomst van onze leefomgeving wordt gewerkt. Pas als het misgaat, vernemen we er iets van. Dat is op zich niet zo verkeerd.
Het grootste probleem is dat de manier waarop we als burgers betrokken zijn bij de provincie, verkiezingen – die ook nog eens gekoppeld zijn aan die voor de Eerste Kamer –, nogal aan verbetering toe is.
Natuurlijk, zolang er geen volwaardig alternatief voor verkiezingen is, is stemmen beter dan thuisblijven. Maar de echte opdracht voor de komende vier jaar lijkt me het verzinnen van nieuwe vormen van democratie. Juist op provinciaal niveau.
‘Adopteer’ een Statenlid
Want de provincie gaat over zaken die te belangrijk zijn om aan alleen maar verkiezingen over te laten. Ze gaat over de lucht die je inademt, de weg waar je op rijdt, de bus waarmee je opa naar het treinstation kan. En over hoe het belastinggeld dat voor dat alles beschikbaar is een beetje rechtvaardig te verdelen.
Het zou dan ook jammer zijn wanneer de volgende keer dat je iets van de Provinciale Staten verneemt pas over vier jaar is, wanneer we weer mogen stemmen.
Want, als ik nog één observatie van mijn zoektocht mag delen: aan de intenties van de meeste Statenleden zelf ligt het niet. Ze staan te popelen om met burgers in contact te treden. Een van hen zei het in de wandelgangen treffend: ‘Ik zou wíllen dat burgers mij vaker belden. Ik heb mijn 06 op de site staan, maar ik hoor véél te weinig.’
En dat terwijl een Statenlidmaatschap in feite maar een kleine parttimebaan van op papier één werkdag per week is. Als we van hen verlangen dat ze voor ons toezien op het complexe werk van de provincie, zouden we ze beter kunnen helpen dan slechts met eenmaal in de vier jaar onze stem.
Daarom eindig ik deze reeks artikelen met een voornemen. Ik ga het Statenlid dat deze woensdag mijn stem krijgt niet alleen kiezen maar ook – als het ware – adopteren. Ik neem me voor om gedurende het jaar een aantal keer op de koffie te gaan en te kijken hoe het werk van mijn volksvertegenwoordiger ervoor staat. Wie weet doe ik er over vier jaar weer verslag van.
Wie doet er mee?
Meer lezen?
Wat zijn toch die waterschappen, waar straks verkiezingen voor zijn? Geborgde zetels? Heemraden? Ingelanden? De wereld van de waterschappen zit vol geheimen. Toch mogen we op 20 maart weer nieuwe bestuurders kiezen voor dit orgaan. Wat zijn die waterschappen eigenlijk? Ik schreef een boek over dit onderwerp en beantwoord de belangrijkste vragen. De commissaris van de Koning: invloedrijker dan sommige gedeputeerden lief is Tijdens de verkiezingen voor de Provinciale Staten morgen hoeven de commissarissen van de Koning niet bang te zijn voor hun baan. Toch spelen ze een grote rol voor de provincie: ze zijn bemiddelaar, ambassadeur in Den Haag – en soms moeten ze tegen schenen kunnen schoppen. Maar wat zijn precies hun taken? En is hun rol niet aan herziening toe? Vijf vragen over een ondemocratisch benoemde bestuurder.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!