Kantoor van de Internationale Federatie voor Mensenrechten, Parijs, Frankrijk
Het vreemde gezelschap is het over één ding eens: er moet iets gebeuren. En snel.
Pas twee weken geleden stuurde Charles Heller de lastminute-uitnodiging eruit. Maar toch zitten er deze vrijdag in september 2017 een stuk of vijftien Italiaanse advocaten, Duitse zeevaarders, Franse hulpverleners en Britse academici in dit grijze kantoorgebouw, in een Parijse steeg in het elfde arrondissement.
Het probleem is iedereen in de vergaderzaal bekend. Het wordt al maar moeilijker migranten in nood te redden op de Middellandse Zee, omdat de Libische kustwacht steeds actiever en agressiever optreedt in internationale wateren.
Dat doen de Libiërs niet voor de lol, maar voor geld. De Libische kustwacht wordt gefinancierd, uitgerust en gecoördineerd door Italië en de EU. Zo redden we migranten van een verdrinkingsdood, is het officiële verhaal. En, oh ja, mooi meegenomen: zo komen er minder migranten aan in Europa. Want de Libiërs nemen de migranten mee terug naar hun eigen kust en stoppen ze daar in detentiecentra.
De mensen in deze kamer maakt dat woest, onderzoeker Charles Heller voorop. Want het geweld dat deze migranten in Libië te verduren krijgen, terwijl ze volgens internationale verdragen recht hebben op een eerlijke asielprocedure, vindt hij het grootste onrecht van onze tijd.
Vandaar het onderwerp van de vergadering: strategic litigation. Ofwel, strategisch procederen. Een rechtszaak beginnen in de hoop dat dit jurisprudentie oplevert die landen dwingt hun beleid te herzien.
Want als Europese politici niet willen luisteren naar dit onrecht, dan misschien de rechter wel.
Hellers werk was al eerder de basis voor zulke strategische zaken. Hij staat aan het roer van Forensic Oceanography, een onderzoeksproject aan de Universiteit van Londen, dat mensenrechtenschendingen op zee reconstrueert. Noem hem een soort activistische onderzoeksjournalist.
Volgens het internationale en Europese recht mag je een migrant niet terugsturen naar een land als Libië, waar zijn leven of vrijheid gevaar loopt. Dé vraag die Heller nu wakker houdt is: hoe kun je Europa juridisch verantwoordelijk houden voor de acties van de Libische kustwacht? Of, zoals hij het op zijn karakteristieke toon – bedachtzaam doch zelfverzekerd – tegen de groep in Parijs zegt: ‘Hoe vertaal je violence into violations?’
De advocaten in de zaal hebben daar natuurlijk ideeën over, de academici halen onderzoeken aan, de zeevaarders anekdotes over hun reddingsacties. Maar als het weekend begint, liggen er weinig concrete vervolgstappen op tafel. Behalve dan: oren en ogen openhouden.
Het wachten is op die ene, perfecte zaak.
Op het strand van Tripoli, Libië
De 23-jarige Patrick is niet bang als hij om elf uur ’s nachts van het Libische strand de ballon instapt. Een ballon ja, zo voelt de boot aan. Hij kan niet echt zwemmen, maar het is donker, dus hij kan de gigantische waterplas toch niet zien. En bovendien: zijn oudere broer voer vier jaar geleden al naar de overkant. Die werkt nu in Turijn in een banketbakkerij.
Oncomfortabel is het wel, met zeker 130 mensen op elkaar gepropt. Zijn vrouw en 2-jarige dochtertje ziet hij nauwelijks zitten, zoveel mensen zitten er tussen hem en de punt van de boot, waar de vrouwen en kinderen als eerste moesten instappen.
Rond middernacht ronkt de motor en beuken ze door de branding van de Libische kust. Op naar Italië – op naar een betere toekomst.
Uren stuiteren ze over het water. De wind wordt harder. De golven hoger. Vrouwen beginnen hardop te bidden. Iemand gilt. Patrick roept naar zijn vrouw: kan ze de baby niet beter doorgeven naar achteren, naar de mannen?
Het kindje wordt doorgegeven – maar waar Patrick zit, heeft hij nergens ruimte om haar neer te zetten. De man voor hem biedt aan haar vast te houden – hij is niet bang voor de golven en maakt er voor het meisje een spelletje van. Ze kirt van het lachen.
Opeens is het heel stil. Patrick kijkt om. De motor is ermee gestopt, de benzine is op. Doelloos wordt de boot nu door de golven heen en weer gesmeten.
Met de Thuraya-satelliettelefoon die ze van de Libische smokkelaars hebben meegekregen, proberen ze de Italiaanse kustwacht te bellen. SOS.
Als de zon net op is, ziet Patrick een wit vliegtuigje. Hij doet zijn T-shirt uit, en zwaait het boven zijn hoofd. Kom terug! Het vliegtuig cirkelt een paar keer rond en gooit een noodfakkel in het water, die rook blijft afgeven, niet ver van hun bootje. Hulp is onderweg, weet Patrick nu.
Maar voor hij van zijn opluchting kan genieten, klinkt er een enorme klap. Pgooo. Gevolgd door een gigantische stroom bubbels aan de zijkant van de boot. Het gat is zo groot als een vuist, en zit niet ver van Patrick vandaan. Water begint aan boord te gutsen. Met een blikje probeert hij tussen zijn benen te hozen. Het heeft geen enkele zin.
‘Allemaal kalm blijven’, roept Patrick. Maar de paniek is al uitgebroken. Mensen proberen op te staan, vallen overboord.
Patrick houdt zich wanhopig vast aan het leeglopende rubber. Hij raakt elk gevoel van oriëntatie kwijt. Links, rechts, boven, onder, overal is water, overal zijn ledematen. En dan ergens aan een horizon: een schip. Of nee, twee!
Aan boord van reddingsschip Sea-Watch 3, zo’n 23 kilometer voor de Libische kust
Julian Köberer (32) schrikt wakker van het bonken op zijn kajuit. ‘We hebben een boot!’ De eerste officier van de Sea-Watch 3 checkt zijn horloge: het is acht uur ’s ochtends, hij heeft vier uur geslapen.
Kleren aan, naar de brug.
Op zijn vorige reddingsmissies schreeuwde vrijwel elke nacht iemand door een megafoon als er weer een nieuw bootje was gespot. Maar tegenwoordig zijn er veel minder migranten die de oversteek wagen. Dit is het eerste rubberbootje dat gered moet worden sinds de Sea-Watch 3 drie dagen geleden uit Valletta vertrok.
Van het Italiaanse Maritime Rescue Coordination Center (MRCC), de centrale van de Italiaanse kustwacht in Rome, hebben ze die ochtend om 06:00 uur de precieze coördinaten van een SOS-signaal doorgekregen. Nu zijn ze twee uur verder: door de stroming is het even zoeken.
Ze zijn niet alleen, dat ziet Julian direct als hij op de brug de verrekijker pakt.
- Op stuurboord vaart een Frans militair schip, dat zegt hulp te willen bieden als dat nodig is.
- In de lucht cirkelt een Portugees verkenningsvliegtuigje, dat net een paar noodfakkels in de buurt van de rubberboot dropt.
- En aan stuurboord haalt een snel schip de Sea-Watch in, op weg naar de rook: de Libische kustwacht.
Gehaast spreekt Julian de situatie door met Pia en Joe, de kapitein en het hoofd van de missie, terwijl hun eigen, tragere schip ook richting de rookpluimen vaart.
Om 9:04 schalt de Libische kustwacht de brug binnen via de radio. Krakerig, en met zwaar Arabisch accent. ‘Sea-Watch this is the Libyan Coastguard. We are now responsible for this rescue. Over.’
Joe grijpt direct de ontvanger. ‘Negative. We have orders from MRCC. We will continue rescue. Over.’
Het is even stil. En dan weer dat Arabische accent. ‘Thank you thank you. Over.’
Julian en zijn collega’s schieten in de lach. ‘Zeggen ze nu gewoon: oké, bedankt?’
Maar al heel snel stoppen ze met lachen, als Julian vanaf de brug mensen in het water ziet liggen. De Libische kustwacht is richting het zinkende bootje gevaren – en heeft deze mensen die overboord zijn geslagen totaal genegeerd.
Sea-Watch laat direct twee speedboten te water, om de drenkelingen uit zee te vissen.
De Libische kustwacht is ondertussen – tegen elk reddingsprotocol in – recht naast het rubberbootje gaan liggen, waardoor een grote golf de half leeggelopen plastic kuip verder heeft doen kapseizen. Inmiddels kan Julian precies zien wat er gaande is: zijn Sea-Watch 3 heeft de Libische kustwacht tot op enkele tientallen meters genaderd.
Het is de eerste keer dat Julian iemand ziet verdrinken. Een spartelende hand die tergend langzaam onder water verdwijnt.
Het is de eerste keer dat Julian iemand ziet verdrinken. Een spartelende hand die tergend langzaam onder water verdwijnt.
Hij schiet in actie. Sea-Watch heeft zogeheten Centifloats aan boord: gigantische opblaasbare cilinders met touwen eraan. Honderd mensen kunnen zich er tegelijk aan vasthouden om niet te verdrinken. Julian rent naar het achterdek en laat de oranje slierten te water.
Maar dan begint hij te twijfelen. Als hij de opblaasbuizen nu in zee gooit, moeten de mensen op de zinkende rubberboot nog zo’n twintig meter zwemmen om de Centifloat te bereiken. Overleven ze dat? En wat als de mensen die inmiddels op het Libische schip zijn getrokken ineens besluiten te springen, om naar de Centifloat te komen? Gaan er dan niet méér mensen verdrinken?
Hij besluit de Centifloat niet los te gooien. Jaren later vraagt hij zich nog steeds vaak af of het de juiste beslissing was.
Hij wordt naar het dek geroepen: er is een kinderlichaampje aan boord gebracht. De dokter is aan het reanimeren, Julian neemt haar positie aan dek over, en helpt mensen uit de speedboten de ladder op.
Terwijl hij de ene na de andere hyperventilerende persoon het dek op trekt en een deken om de schouders gooit, roept de bemanning in de speedboten om zijn aandacht: de Libische kustwacht gooit harde voorwerpen naar hun hoofden. Aardappelen, zo lijkt het. Op andere reddingsploegen heeft de Libische kustwacht al eens met vuurwapens geschoten.
Om half tien houdt de Libische kustwacht het voor gezien. In een dikke zwarte rookpluim ziet Julian hoe de Libiërs gas geven. Maar hij ziet ook dat er nog iemand buitenboord hangt, aan een ladder. De boot versnelt, de man is bijna niet meer zichtbaar in de hekgolf.
Julian hoort Joe op de brug in de radio schreeuwen: ‘Libyan Coast Guard, this is Sea-Watch! You have one man in the water, you are towing him with speed. You are killing a person. You are killing a person. Over.’
Boven zich hoort hij het geluid van helikopterwieken. Het lijkt wel oorlogsgebied. Het blijkt een Italiaanse kustwachthelikopter, die zich ook meldt op de radio. ‘Libyan Coast Guard, stop your engines! We want you to stop! Now, now now! You have one person on your side. Stop, please, stop!’
Negentien keer roepen de Italianen ‘stop’. Dan ziet Julian het schip vaart minderen.
Aan boord heeft Julian nu 58 mensen. En een dood kindje.
In detentiecentrum Tajura, Tripoli, Libië
Patrick heeft al meer dan 24 uur niet geslapen. Maar er is nergens ruimte om te zitten, laat staan liggen. Als beesten zijn ze samengepakt. Ze hebben nog geen eten gekregen, geen drinken. Met water uit de toiletpot in de hoek heeft hij het zout uit zijn mond gespoeld. Hij heeft overal schrammen en beurse plekken door het vechten op de zinkende boot.
Zijn dochtertje is dood. Hij weet het zeker. In de golf die het schip van de Libische kustwacht veroorzaakte, zag hij de man die haar vasthield overboord verdwijnen.
Toen hij het dek van het Libische schip op werd getrokken was het chaos – mannen en vrouwen werden gescheiden, de Libiërs sloegen mensen met touwen. Hij heeft zijn vrouw er gezien, dat wel, maar hij heeft haar niet kunnen spreken.
Patrick wordt de gevangenis rondgeduwd, nergens mag hij staan. Oprotten, wegwezen. Een man tikt hem op zijn schouder: of hij ook uit Benin City komt. ‘Ja, ja! Ik had er een kledingwinkel’, zegt Patrick. De man geeft hem een plekje waar hij op zijn zij tegen een muur kan kruipen.
Hij huilt niet. Hij voelt zich verbitterd.
Iemand tikt hem wakker, hij heeft geen idee hoe lang hij weg was. Een vrouw
van de Verenigde Naties
is op bezoek in de gevangenis. Of hij terug naar Nigeria wil, is de vraag. Patrick hoeft er niet over na te denken. Geen zorgen, zegt de VN-medewerker. Voor het eind van de week zetten we je op een vlucht terug naar huis.
Aan boord van reddingsschip Sea-Watch 3, op weg naar Italië
Dit zou weleens de zaak kunnen zijn waarop ze hebben gewacht.
De Sea-Watch 3 is nog op volle zee als Julian een lange mail tikt naar de groep die hij in september in Parijs ontmoette. Hij heeft duizend vragen, is in de war, maar heeft ook een sterk gevoel dat ze iets belangrijks hebben meegemaakt. Hij schrijft: ‘Het is mogelijk dat deze zaak Europa’s medeplichtigheid aan refoulement en aan de dood van migranten op zee kan aantonen, aan de hand van al het videomateriaal, en de opnames van het radioverkeer.’
Juist ja, alles is vastgelegd. De Sea-Watch 3 is sinds kort uitgerust met tien camera’s, de helmen van de bemanning met GoPro’s. Het idee was om Sea-Watch daarmee munitie te geven tegen valse beschuldigingen – zo heeft de Libische marine gisteren op haar Facebookpagina een persbericht geplaatst waarin ze Sea-Watch beschuldigt van het verstoren van de reddingsactie, en daarmee van de verdrinkingsdoden. In reactie hebben Julian en zijn collega’s direct videomateriaal online gezet waarop te zien is hoe roekeloos de Libiërs zelf te werk gingen.
Maar Julian ziet nu ook grotere mogelijkheden met het materiaal.
Julian instrueert de bemanning alvast om interviews af te nemen met de migranten – sommigen hebben familie of vrienden op de boot van de Libiërs zien klimmen. Contact leggen met die mensen zal moeilijk zijn, maar cruciaal, mailt Julian aan de groep uit Parijs.
En: in contact blijven met de migranten die Sea-Watch wist te redden, zal ook een uitdaging worden. De ict-coördinator aan boord maakt een Facebookprofiel aan onder de naam ‘November 6 Incident’. Hij deelt kleine briefjes met die naam uit aan de migranten: als je straks aan land bent, voeg ons dan toe als Facebookvriend.
Die middag stuurt Julian met Signal een berichtje naar Charles Heller. ‘We might be able to have a case...’
In de noodopvang in Pozzallo, Italië
Behalve een papiertje met een Facebooknaam heeft de 37-jarige Samuel niets bij zich als hij de noodopvang in het Siciliaanse Pozzallo binnenstapt. Hij heeft niemand gevraagd waar ze hem heen brengen – het enige wat telt, is dat hij veilig is.
Verbaasd is hij wel, als hij de hoge grijze hekken ziet en het lage zandkleurige gebouw, dat geen ramen heeft, alleen bovenlichtjes. Toch voelt deze noodlocatie tussen de olijfbomen als een hemel. In Libië, waar Samuel hoopte werk te vinden, werd hij ontvoerd, verkocht op een slavenmarkt en gedwongen dag in, dag uit op een tomatenkwekerij te werken.
Na acht maanden wist hij te ontsnappen, in de chaos van gevechten tussen twee gewapende groepen. Een Libiër die medelijden met hem had, zei dat hij hem naar een veilige plek in Egypte kon brengen. Pas op de rubberboot hoorde hij dat ze naar Europa gingen.
Meer dan twee uur hield Samuel zichzelf zwemmend in leven voordat hij door een van de speedboten van Sea-Watch aan boord werd getrokken. Toen een jongen die niet kon zwemmen hem onder water trok, dacht hij dat hij zou sterven. Maar hij wist hem omhoog te sleuren en een reddingsvest te pakken. Zo bleven ze allebei drijven.
In een rij worden ze het kamp in geloodst: langs een dokter (veel water drinken), een stapeltje kleding (de broek past hem best goed) en dan met een deken een soort sporthal in, waar misschien wel driehonderd stapelbedden staan.
Die nacht droomt hij over water.
De volgende dag moet Samuel zich inschrijven: of hij asiel wil aanvragen. Ja, doe maar, zegt hij. Niet dat hij ooit over een leven in Europa heeft gedroomd. Samuel was gelukkig in Nigeria: hij heeft er een vrouw en een 16-jarige dochter. Maar toen zijn vader stierf, kwamen diens schuldeisers achter hem aan. Zijn huis en hijzelf werden aan gort geslagen. Om erger te voorkomen, sloeg hij op de vlucht.
Samuel slentert overdag door de Siciliaanse straatjes – om zes uur ’s avonds moet hij terug zijn binnen de hekken van het kamp. Als hij op een ochtend op een internetcafé stuit, herinnert hij zich het verfrommelde stukje papier in zijn zak. Hij gaat naar binnen, en nodigt ‘November 6 Incident’ uit om zijn Facebookvriend te worden.
Op het kantoor van Charles Heller, Genève, Zwitserland
Als Charles Heller de beelden voor het eerst ziet denkt hij: What have we done? Het komt ineens binnen: de zee is door Europees beleid een dodelijke vloeistof geworden.
De gigantische ongelijkheid in de waarde van mensenlevens – nooit eerder zag hij dat zo duidelijk voor zich.
En dat maakt deze zaak absoluut uniek. Niet eerder hadden ze bij Forensic Oceanography zo’n schat aan informatie om een incident mee te reconstrueren.
Maar Charles beseft ook meteen: het is niet genoeg. Want de beelden, hoe gruwelijk ook, leggen nog niet de juridische verantwoordelijkheid bij de EU. Er zijn geen Europese douaniers die op migranten schieten.
De beelden, hoe gruwelijk ook, leggen nog niet de juridische verantwoordelijkheid bij de EU. Er zijn geen Europese douaniers die op migranten schieten.
Charles werkt nauw samen met twee advocaten: de Spaanse Violeta Moreno-Lax en de Israëlische Itamar Mann. Zij zijn ervan overtuigd dat ze een zaak kunnen beginnen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Mits ze een smoking gun vinden: hard bewijs dat Italië of de EU feitelijk de controle had over de acties van de Libische kustwacht. Bewijs dat aantoont dat deze schendingen niet hadden plaatsgevonden zonder het Europese migratiebeleid.
Er is haast bij. Want een zaak bij het Hof in Straatsburg moet binnen een halfjaar na het incident zijn ingediend. De teller staat nu al op bijna een maand en de zaak moet nog van de grond af worden opgebouwd.
En er is nóg een vereiste: de advocaten moeten in contact zien te komen met de overlevenden die door de Libische kustwacht zijn onderschept. Om te laten zien dat Libië géén land is waar je migranten veilig naar kunt terugsturen.
In detentiecentrum Tajura, Tripoli, Libië
Patrick kan bijna niet meer staan. Hij heeft al twee maanden geen zon gezien – de VN-medewerker die hem beloofde te helpen, is nooit teruggekomen.
Eén moment gaat op repeat door zijn hoofd: hij staat achter op de boot van de Libische kustwacht en overweegt in het water te springen om naar de Sea-Watchboot te zwemmen. Hij is bang dat hij het niet haalt. Maar als hij het wél had gehaald, was hij nu in Europa geweest.
Waarom is hij niet gesprongen? Waarom is hij niet gesprongen?
’s Nachts hoest hij zichzelf steeds wakker. Hij heeft dringend medische hulp nodig. Een van zijn celgenoten is die nacht overleden. Nog voor het lijk is weggehaald gaan mensen elkaar te lijf om zijn matrasje te bemachtigen.
Een paar dagen geleden tilden een paar mannen hem naar de deur, in de hoop dat de bewakers hem naar een kliniek zouden brengen. Maar die joegen hem bij de deur vandaan met een slaghout. Hoe hij de kracht verzamelde om terug naar zijn hoek te kruipen, weet Patrick niet meer.
Patrick snapt niet waarom de VN-mensen niet zijn teruggekomen. Hij hoort wel geruchten: dat de Verenigde Naties kritiek hadden op de omstandigheden in de gevangenis en dat de Libiërs daarom niemand meer toelaten. Sommige mensen bellen hun familie in Nigeria om geld te sturen: voor zo’n duizend euro kun je jezelf vrijkopen.
Ineens is er commotie bij de ingang. ‘Laat mijn landgenoten vrij, of het wordt oorlog!’ hoort hij iemand roepen, in een Nigeriaans accent. Als de deuren even later opengaan, stromen de tranen over Patricks wangen. Het felle licht doet zoveel pijn. Samen met zo’n vierhonderd andere wandelende skeletten wordt hij naar buiten gedreven. Daar staat de Nigeriaanse ambassadeur, huilend. Ze worden meegenomen naar de ambassade.
Drie dagen later, op 7 januari 2018, zit Patrick voor het eerst van zijn leven in een vliegtuig. Hij kijkt omlaag en denkt: ik kom hier nooit, nooit meer terug. Hij gaat naar huis. Zonder vrouw, zonder kind. Maar levend.
Op het kantoor van Forensic Oceanography, Universiteit van Londen, Verenigd Koninkrijk
Als Charles de telefoon ophangt, weet hij: ze zijn weer een stapje dichter bij hun smoking gun. Na weken proberen heeft hij eindelijk de brigadier van de Libische kustwacht weer aan de lijn gekregen. Hij sprak hem eerder al, vlak na het incident. Maar nu heeft brigadier Masoud Abdel Samad bevestigd dat zij de coördinaten van het rubberbootje op 6 november doorkregen vanuit Rome. Met andere woorden: zonder de Italianen zouden de Libiërs nooit ter plaatse zijn geweest.
Het is één van de vele bewijsstukken die Charles Heller en zijn collega Lorenzo Pezzani boven tafel hebben gekregen.
Een andere favoriet: een foto die ze in het archief van persbureau Reuters vonden, genomen op 15 mei 2017. Pal in het midden staat de Italiaanse minister van Binnenlandse Zaken Marco Minniti, omringd door een horde camera’s. Achter hem ligt een nieuwe, lichtgrijze boot. Duidelijk leesbaar op de boeg zijn de nummers 648.
Die nummers kent Charles. Hij heeft immers uren naar de Sea-Watchvideo’s gekeken: het is dezelfde boot die de Libische kustwacht gebruikte op 6 november 2017. Dezelfde boot die de ‘ballon’ van Patrick en Samuel deed kapseizen.
Uit interne EU-rapporten blijkt bovendien dat acht van de dertien Libische bemanningsleden op boot 648 getraind zijn door de EU.
Inmiddels is er een heel team van juridisch experts bij de zaak betrokken. Het ziet ernaar uit dat ze het bewijs tegen Italië rondkrijgen.
Nu moeten ze nog eisers zien te vinden, namens wie ze de zaak kunnen brengen. En ze hebben nog maar drie maanden.
In een asielzoekerscentrum in de buurt van Florence, Italië
Samuels dagen zien er al maanden hetzelfde uit. In de ochtend gaat hij naar school om Italiaans te leren. In de middag komt hij terug naar het asielzoekerscentrum en doet… niks. Hij kijkt wat tv – Russia Today is de grote favoriet van zijn kamergenoot. Hij leest – Italiaanse kinderboeken van de bibliotheek. Hij slaapt. En hij wacht op de beoordeling van zijn asielaanvaag. Hij wacht tot hij zijn vrouw en dochter weer kan zien.
Maar drie weken geleden, op 21 maart, veranderde er iets. Hij kwam uit school, en zag dat hij een Facebookbericht had. Van zijn vriend ‘November 6 Incident’.
Er kwam nog een berichtje binnen.
In de dagen die volgen, spreken ze elkaar telefonisch. Julian vertelt Samuel dat hij met een groep advocaten wil proberen een rechtszaak aan te spannen, zodat de EU mensen niet meer kan terugsturen naar Libië.
Samuel is blij dat hij iets te doen heeft: hij begint andere overlevenden berichtjes te sturen – of ze zich ook willen melden bij Julian. Vooral de mensen die in Libië zijn beland, zijn moeilijk te vinden, vertelt Julian hem. Maar Samuel is een slimme netwerker: al snel heeft hij contact gelegd met Patrick en nog drie anderen die op het schip van de Libiërs belandden.
Hij hoopt dat hij iets kan veranderen voor al die mensen die nog in Libië zijn.
En vandaag, op 13 april, staat Julian voor de deur van het asielzoekerscentrum. Hij komt ingevlogen uit Sicilië, waar hij met twee advocaten langs andere overlevenden is gegaan om volmachten voor de rechtszaak te verzamelen. Hij legt Samuel uit dat ze een juridische procedure willen beginnen. Dat het jaren zal duren. Maar dat ze de Italiaanse overheid verantwoordelijk willen houden voor wat hem is overkomen. Hij vraagt hem of de advocaten de zaak mede namens hem mogen voeren.
Samuel is een beetje bang: zal dit zijn asielprocedure beïnvloeden?
Hij zal anoniem blijven in alle stukken, verzekert Julian hem. De Italianen zullen niet weten wie hij is.
Samuel vertrouwt Julian. Als híj zegt dat dit een goed idee is, doet hij mee. Hij beantwoordt een hele lijst vragen – over waarom hij wegging uit Nigeria, hoelang hij in Libië was, wat er precies gebeurde op 6 november. Hij bekijkt de videobeelden op Julians laptop, en wijst zichzelf aan: daar drijft hij, daar wordt hij uit het water getrokken.
En dan zet hij op allerlei papieren, keer op keer, zijn handtekening.
Thuis bij Julian Köberer, Frankfurt, Duitsland
Het is overal in het nieuws. In de Italiaanse media, bij Reuters, op Voice of America, in Nigeriaanse kranten. ‘17 Nigeriaanse migranten spannen een rechtszaak aan tegen Italië.’ De zaak is vanochtend officieel verstuurd naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg.
Vanachter zijn laptop bekijkt Julian een livestream van de persconferentie in Rome, waar Charles het woord voert. Hijzelf is er niet bij, want zijn broer is op bezoek uit Australië.
Voor Julian is de kaars op. Hij bracht de afgelopen maanden door met chatten, bellen en appen met de migranten. Hoewel ze onder tijdsdruk moesten werken, wilde hij hen niet het gevoel geven dat hij hen alleen ‘gebruikte’ voor de rechtszaak. Hij vroeg daarom ook hoe het met hen ging, wat hen bezighield. Waar nodig verwees hij hen door naar pro-Deoadvocaten om te helpen met hun individuele asielzaken.
Het contact met de mannen die nog in Libië zijn, was emotioneel het zwaarst – te zwaar misschien wel. De verhalen over marteling, slavenhandel, elektrocutering. De voelbare angst aan de telefoon.
Zijn 4-jarige neefje trekt aan zijn arm: hij wil spelen. Het komt Julian goed uit. Hij klapt de laptop dicht.
Julian heeft pauze nodig.
Thuis bij Patricks moeder, Benin City, Nigeria
Patrick zit op zijn matras, in zijn moeders huis en houdt een kaartje in zijn hand. Met krullerige letter staat de naam van zijn vrouw erop. En de naam van een andere man. Ze gaan zaterdag trouwen.
Sinds hij terug is in Nigeria, wil zijn vrouw niets meer met hem te maken hebben. Ze kwam iets eerder dan hij terug uit Libië. Over hun verdronken dochtertje hebben ze nauwelijks gesproken, maar Patrick voelt dat ze hem de schuld geeft.
Hij heeft al haar kleertjes nog, weet niet wat hij ermee moet doen.
Patrick herinnert zich nog de warmte toen hij een jaar geleden uit het vliegtuig stapte in Port Harcourt, in het zuidoosten van Nigeria. Het bracht dat gevoel terug, dat gevoel waarom ze vertrokken waren: dat je hier werkt als een reus en verdient als een mier.
Toen hij bij het huis van zijn moeder aankwam, was de deur dicht. Hij liep achterom. Zijn moeder gilde – een inbreker! ‘Ik ben het mama, Patrick.’ Ze begon te huilen. Toen hij zichzelf die avond in de spiegel bekeek, snapte hij waarom.
Hij zat op de grond van de woonkamer en at het eten dat zijn moeder hem voorzette: swallow en egusi. Zijn broertje en neefjes keken naar hem. Niemand stelde vragen.
Waar hij zich het meest voor schaamde, was teruggaan naar zijn kleermakerszaak. Hij had de winkel overgedragen aan zijn beste leerling. In de ogen van die jongen zag hij dat hij ook zijn droom kapot had gemaakt door terug te komen. Hij had gefaald. Alles moest teruggespoeld, ook hun levens.
Toen een advocaat hem vorig jaar vroeg of hij wilde meedoen met de rechtszaak, was hij dan ook blij dat iemand hem herinnerde. Maar hij heeft nu al maanden niets over de zaak gehoord.
Hij heeft wel de video van 6 november minstens honderd keer bekeken, sinds die twee weken geleden op de site van The New York Times verscheen. Hij ziet zichzelf daar staan, op het achterdek van de Libische boot, in zijn groene shirt. Op sommige dagen dankt hij God dat hij niet sprong – hij had dood kunnen zijn. Op andere dagen vervloekt hij zichzelf – hij had in Europa kunnen zijn.
In zijn dromen is hij altijd in Europa. Daar ligt zijn potentieel, hij voelt het. Maar hij weet dat de EU niet voor niets samenwerkt met de Libiërs: ze zitten niet te wachten op mensen zoals hij.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Straatsburg, Frankrijk
Ergens in een la in Straatsburg ligt hun zaak nu. Al bijna een jaar.
Want vooralsnog hebben Charles en de advocaten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens alleen een zaaknummer gekregen. 21660/18. Afgezien van die zeven cijfers – die laten zien dat de zaak in elk geval aan de procedurele eisen van het Hof voldoet – is het doodstil gebleven.
De rechters in Straatsburg mogen maximaal twee jaar de tijd nemen om de zaak naar de Italiaanse overheid te sturen – maar in de praktijk is een radiostilte van bijna een jaar wel heel ongebruikelijk.
Charles en de advocaten verklaren het door de enorme politieke lading van de zaak: de rechters weten dat een mogelijke veroordeling van Italië schokgolven door de hele EU zal sturen, die veel verder gaan dan het stoppen van de Italiaanse samenwerking met Libië. Alle deals met omliggende landen als Turkije, Marokko, Tunesië en Libië – de lapmiddelen waarmee migratiestromen zoals die van 2015 moesten worden ingedijkt – zouden op juridisch losse schroeven komen te staan. En zulke zware gevolgen, menen de advocaten, schuift het Hof liever voor zich uit, in de hoop dat Europese politici het probleem zelf oplossen.
Maar dat is het afgelopen jaar niet gebeurd. Integendeel. Het werd van kwaad tot erger.
Op zee worden migranten in nood steeds meer aan hun lot overgelaten. Begin dit jaar was de Sea-Watch 3 nog de enige Europese reddingsboot die drenkelingen oppikte. Ze voer meermaals wekenlang rond voor Europese kusten voor ze toestemming kreeg om geredde migranten af te zetten in een Europese haven. In februari werd de boot op last van Nederland aan de ketting gelegd in Sicilië. En in maart stopte de EU ook haar anti-smokkeloperaties op de Middellandse Zee.
De enige ‘redding’ die overblijft is de Libische kustwacht. Maar sinds de Libische bevelhebber Khalifa Haftar begin deze maand een offensief op Tripoli begon, is het toch al instabiele land nóg gevaarlijker geworden. Wie nu vastzit in Libië, zit midden in een explosieve burgeroorlog. Het gaat om nog zeker tienduizenden migranten.
En dus wacht Charles Heller, soms bijna wanhopig, op een bericht uit Straatsburg.
Van de 17 migranten die aan de rechtszaak meedoen zijn er twee terug in Nigeria, één is nog altijd in Libië, één in Spanje, één in Frankrijk en elf in Italië. Samuel mocht in januari 2019 voor een commissie verschijnen over zijn asielprocedure. Hij wacht nog steeds op de uitkomst.
Dit artikel kwam tot stand met behulp van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek.
Meer lezen?
In Europa zijn mensen die migranten helpen niet langer helden maar criminelen Lang lieten de lidstaten van de Europese Unie hulporganisaties en vrijwilligers het werk doen dat ze zelf niet wilden opknappen: migranten redden en een slaapplaats aanbieden. Maar nu lopen mensen die migranten helpen het risico op een huiszoeking en een proces. Amerika stuurt oorlogsvluchtelingen terug. En noemt ze ‘migranten’ De van oorsprong Mexicaanse schrijfster Valeria Luiselli schreef een vlammende aanklacht tegen het Amerikaanse immigratiesysteem. Overheden maken het vluchtelingen onmogelijk op een veilige plek te wonen. ‘Het is onze plicht ons daartegen te verzetten’ – en dat verzet begint bij onze taal.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!