Carlos is een Spanjaard die al decennia in Amerika woont en de ironische uitstraling heeft van een intelligente videokunstenaar. Maar hij is bankier, hij is mijn, zoals dat heet, accountmanager.

Lang heb ik me afgevraagd waarom je überhaupt een accountmanager nodig hebt, tot ik er achterkwam dat je er zonder accountmanager zeker van kunt zijn dat je wordt platgewalst in de machinerie van het bankwezen; mét is die kans iets kleiner. Veel machinerieën zijn eropuit je plat te walsen, daarom doe je er goed aan de machinerieën te mijden, maar dat lukt niet altijd.

Carlos werkte bij ik vertrouwde hem, daarom vertrouwde ik hem het geld toe dat ik in de loop der jaren had gespaard. Zo heel veel was het niet, maar kennelijk had men er bij de bank vertrouwen in dat er nog meer geld zou volgen.

Een bank neemt klanten aan, zo heb ik begrepen, zoals een moeder kleren voor haar kind koopt: op de groei. Voor de bank gold ik nog als een belofte, dat was meegenomen - je moet voor iemand een belofte blijven.

Wat mijn vertrouwen betreft, in 2009 ging ik in Bagdad met een in Londen woonachtige Irakees mee naar zijn familie in Sadr City. Ik had die Irakees in een nachtclub in Bagdad ontmoet. Ik vertrouwde hem. Vergeleken met die Irakese episode is de beslissing om een werknemer van Merrill Lynch te vertrouwen kinderspel.

Een bank neemt klanten aan, zo heb ik begrepen, zoals een moeder kleren voor haar kind koopt: op de groei

Maar zo heel lang was ik niet bij Merrill Lynch of Carlos vertelde mij dat hij de bank zou gaan verlaten. Delen van Merrill Lynch waren verkocht aan de Zwitserse bank Julius Bär en die had sommige delen van die delen meteen weer doorverkocht. Als ik het goed heb begrepen. Hoe dan ook hield Carlos het voor gezien bij Merrill Lynch, daar kwam het verhaal op neer.

Hij ging naar Morgan Stanley en bood mij aan om met hem mee te verhuizen.

Dat leek me een goed idee.

Je verhuist mee met je geliefde, sommige schrijvers verhuizen mee met hun redacteur van de ene uitgever naar de andere, zo kun je ook meeverhuizen met je accountmanager van de ene naar de andere bank. Al was het maar omdat die accountmanagers veel van je weten, dikwijls meer dan je partner.

Om de verhuizing toe te lichten bood Carlos aan wat met mij te drinken. Dat was afgezien van de verhuizing al heel lang het plan geweest, samen wat drinken.

Er komt een moment in je leven dat je niet meer gaat drinken met vrienden of met vrouwen die je hoopt ooit je minnares te mogen noemen, maar met accountmanagers. Heel erg is dat niet. Op 18 september 1934 schreef Joseph Roth aan Stefan Zweig: ‘In dit geval zou ik geld nemen, de enige realiteit die ons toestaat te overleven  God weet dat Roth een accountmanager had kunnen gebruiken, maar hij had het alcoholisme en van enige afstand bekeken is het alcoholisme ook een soort accountmanager.

Zo zat ik op een doordeweekse namiddag in de bar van een Italiaans restaurant in New York wat te drinken met Carlos. We hadden, zo rond het tweede glas, afgesproken dat ik hem inderdaad zou volgen naar zijn nieuwe bank en ik dacht eraan dat ik mijn 65ste verjaardag zou vieren in gezelschap van mijn accountmanager, een verpleegster en een oorlogsveteraan die ik heb ingehuurd om af en toe een boodschapje voor me te doen. Je moet volmondig ja zeggen tegen de eenzaamheid, de rest is bijzaak, de rest volgt uit dat volmondige ja.

Carlos vertelde over de zogeheten frontier markets, landen waar nog enige substantiële groei kan worden verwacht. Tot die groep landen behoren onder andere Nigeria, Bulgarije en Vietnam. En Kazachstan niet te vergeten. De risico’s waren groot, maar de winsten waren navenant. Het leek een grap maar het was waarheid: Kazachstan was een gokje waard.

We bestelden nog een drankje, en ik dacht aan Joseph Roth. Alcoholisme was eigenlijk ook een soort Kazachstan. De risico’s waren groot, maar het was een gokje waard.

Ik bedoel maar te zeggen, thuis ben je waar je een bankrekening kunt openen.

  Hoe Joseph Roth verdween uit Oostende Schrijver Joseph Roth (1894-1939), de inspiratiebron voor Arnon Grunbergs Hotelmens, is populairder dan ooit. Vijfenzeventig jaar na zijn tragische dood wordt het werk van de berooide, aan lager wal geraakte auteur herdrukt en maken tal van beroemde schrijvers goede sier met hem. In Oostende, waar Roth langere tijd verbleef, werd onlangs een Roth Genootschap opgericht. Joris van Casteren ging met de oprichtster op pad, op zoek naar sporen van Roth. Lees hier de zoektocht naar Joseph Roth terug

  Lees ook: Thuis is waar je ondergoed ligt Onlangs werd de Hotelmens drieënveertig. Daarom was zijn zus op bezoek. Zij woont op de Westelijke Jordaanoever en heeft, om de geschiedenis demografisch te herstellen, zeven kinderen en vijf kleinkinderen. Op stap met haar dochter probeert de Hotelmens uit te leggen dat ze best met een niet-Jood kan trouwen. Lees hier het verslag van De Hotelmens terug