In de vroege ochtend van 10 februari dit jaar stapte een Colombiaanse moeder van vier, Karen Quiñonez, met haar jonge kinderen in een bus in het zuiden van Bogotá. Tijdens de rit werd de 27-jarige vrouw onwel. Haar kinderen waarschuwden de buschauffeur, die van zijn route afweek en haar naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis bracht.
Het mocht niet baten. Quiñonez bleek bij aankomst in het hospitaal al overleden – aan covid-19, zo bleek later uit een coronatest.
Om te voorkomen dat covid-patiënten door het land reizen, moet iedereen die een busterminal in Bogotá betreedt, zijn handen wassen, zijn schoenen desinfecteren en een temperatuurmeting ondergaan. Daarvoor zijn speciale warmtecamera’s van Hikvision opgehangen, die van een afstand de temperatuur van alle voorbijgangers controleren.
Quiñonez had deze stappen netjes doorlopen. Maar de temperatuurscanner had geen verhoging gemeten. Dus kon zij, terwijl ze al ernstig ziek was, gewoon in de bus stappen.
Warmtecamera’s zoals die in Bogotá die Quiñonez’ temperatuur opnamen (35,4 graden, volgens het busbedrijf) staan niet op zichzelf. Dit soort warmtecamera’s verschenen vorig jaar ineens op vliegvelden, bij pretparken, in kantoren, metro- en treinstations, taxi’s – op allerlei plekken waar veel mensen samenkomen. Wie verhoging heeft, mag niet verder. Deze camera’s zijn op hun beurt slechts een klein deel van honderden surveillancemaatregelen die sinds het begin van de pandemie overal uit de grond zijn gestampt.
Vroeg in de pandemie zijn wij, een internationale groep journalisten, met ons project Track(ed) Together dit soort surveillancemaatregelen gaan verzamelen in een database. We vroegen ons af: welke technologie wordt gebruikt en wie levert die? Op wie is de surveillance van toepassing? En, heel belangrijk omdat dit soort ‘tijdelijke’ maatregelen vaak permanent blijken: wat gebeurt er met al deze surveillancemaatregelen als de pandemie voorbij is?
Die laatste vraag kunnen we na een jaar van data verzamelen helaas nog niet beantwoorden. We zitten nog midden in de derde golf van besmettingen.
Wél kunnen we over de 650 surveillancemaatregelen die we tot nu toe hebben verzameld, voorzichtig drie conclusies trekken.
1. Veel coronatech blijkt voor de bühne
Veiligheid is vaak theater. De warmtecamera’s waarmee dit verhaal begon zijn daar een goede illustratie van.
De dood van de zieke moeder Quiñonez lijkt misschien een incident, maar het was te verwachten dat de camera’s blind zouden zijn voor haar ziektebeeld. Deze camera’s rammelen namelijk aan alle kanten.
Conor Healy, die onder andere dit soort systemen onderzoekt voor het Amerikaanse testbureau IPVM, noemt het zelfs ‘junk tech’. In een recente studie vergeleek hij zeven veelgebruikte systemen. Zelfs onder ideale omstandigheden bleek de temperatuurmeting erg onbetrouwbaar. Wanneer dit soort scanners in open ruimten zoals vlieg- en busterminals, scholen en kantoren staan, worden mensen die verhoging hebben vaak niet opgemerkt.
Erger nog, dit probleem is al jaren bekend. Toch vliegen deze warmtecamera’s als warme broodjes over de toonbank. IPVM becijferde dat er inmiddels meer dan tweehonderd bedrijven dit soort systemen verkopen en het merendeel is daar na de uitbraak van de pandemie mee begonnen. Volgens Healy moeten er wereldwijd ‘duizenden’ van dit soort systemen zijn verkocht in het afgelopen jaar en zijn daar vaak tonnen mee gemoeid.
Waarom trappen klanten hierin? Het is een combinatie van onwetendheid, misleidende marketing en onverschilligheid bij kopers, denkt Healy. De scanners boezemen vertrouwen in bij het publiek en overheden strooien toch met geld voor veiligheidsmaatregelen.
In de eerste maanden van de pandemie werden veel meer van dit soort hightech foefjes uit de kast getrokken.
Er werden drones de lucht in gelaten die controleerden of burgers zich aan lockdowns hielden. Sommige moesten mensen met koorts opsporen. Op straat maanden robots voorbijgangers om vooral afstand te houden of hielpen ze met temperatuurmetingen. Slimme camera’s keken of mensen wel mondkapjes droegen en of ze niet hun quarantaineplicht overtraden. Voor dat laatste werden soms ook elektronische enkelbanden gebruikt. Verschillende landen gebruikten data van telecombedrijven om te meten hoe druk het op bepaalde plekken was. In tientallen landen hielden apps voor bron- en contactonderzoek recente contactmomenten van gebruikers bij.
Van veel van deze technologieën is na korte tijd weinig meer vernomen. De drones zijn weer opgeborgen. Het gebruik van telecomdata lag in sommige landen, zoals Nederland, toch te gevoelig. Nergens voldeden apps voor bron- en contactonderzoek aan de hooggespannen verwachtingen. Over kunstmatige intelligentie en gezichtsherkenning hoor je nog maar weinig.
De belangrijkste reden: veel van deze technologie werkt niet zo goed. Het dagelijks leven in een pandemie laat zich niet zo makkelijk sturen met wat technologie. Veel daarvan leek vooral voor de bühne: surveillancetechnologie als veiligheidstheater. Geheel onschuldig is dat niet. De inzet kan privacy en andere burgerrechten schenden. En als zulke maatregelen niet werken, leidt dat tot verspilling, vaak van gemeenschapsgeld.
2. Privacyvriendelijke gezondheidstech bestaat (maar of je privacy wordt gewaarborgd verschilt van land tot land)
Op het eerste gezicht zijn er tot nu toe maar weinig echt grote privacyschandalen geweest die te maken hadden met surveillance om de pandemie te bestrijden. In het voorjaar van 2020 was er veel kritiek in Israël op de verzameling van locatiegegevens door een van de geheime diensten. In de zomer kwam een aantal restaurants in Berlijn in opstand toen de politie contactgegevens van klanten wilde inzien. En begin van dit jaar was er een relletje in Singapore. De politie bleek data van de plaatselijke corona-app te gebruiken in een strafrechtelijk onderzoek. De regering beloofde beterschap.
Begin 2020 werden in veel landen apps ontwikkeld voor bron- en contactonderzoek. Zulke apps zouden bijhouden bij wie je in de buurt was. In Nederland brandde er meteen een felle discussie los over privacy: met die contactgegevens kunnen overheden immers hele vervelende dingen doen. Maar gelukkig zit het met de privacybescherming van de Nederlandse app CoronaMelder wel goed.
Google en Apple, nota bene, dwongen namelijk een technologie voor deze apps af die privacyvriendelijk was: apps die daar niet aan voldeden, werkten minder goed. Dit onderstreept hoe groot de macht van deze techgiganten is, zelfs als het om zoiets belangrijks gaat als de bestrijding van een pandemie. Enkele landen, zoals Singapore en Frankrijk, hielden het bij een minder privacyvriendelijke app, maar die werden uiteindelijk door te weinig mensen gebruikt om effectief te zijn.
Zoveel mogelijk privacybescherming lijkt natuurlijk nobel, maar de aanpak van Google en Apple legde wel erg veel beperkingen op. Gezondheidsautoriteiten hadden daardoor veel minder informatie tot hun beschikking dan nodig was om deze tech effectief in te zetten als hulpmiddel om de pandemie te bestrijden.
Deze apps zullen na de pandemie vermoedelijk weer verdwijnen. Dat geldt waarschijnlijk niet voor andere technologie, zeker in autocratische landen.
In China, Bahrein en Qatar krijgen burgers via een app een ‘gezondheidsscore’, die ze verplicht moeten kunnen laten zien. In China wordt die door zeker 900 miljoen mensen gebruikt. Bij een groene score mag je min of meer vrij reizen. Bij andere kleuren, zoals rood, oranje of geel, zijn beperkingen van kracht. Dan mag je niet verder of moet je in quarantaine.
Hoe de score precies tot stand komt blijft mysterieus, maar het is vermoedelijk een combinatie van locatiegeschiedenis van de telefoon, fysieke klachten die de gebruiker zelf doorgeeft en (online) transacties. Als iemand bijvoorbeeld in een gebied met veel uitbraken is geweest en hoestsiroop heeft gekocht, zou die een rode score kunnen krijgen en dus thuis moeten blijven.
Of dit systeem wordt afgeschaald als de pandemie is weggeëbd, valt nog maar te bezien. Het Chinese systeem lijkt op een ander systeem in aanbouw waarin iedere Chinese burger een ‘sociale kredietscore’ krijgt: afhankelijk van gedrag krijgen ze bepaalde privileges. Het is goed voorstelbaar dat deze systemen in elkaar worden geschoven.
Wat dat betreft dient ook Zuid-Korea als waarschuwing. Daar werd tijdens de pandemie op grote schaal gebruikgemaakt van telecomdata, bijvoorbeeld om mogelijk besmette burgers op te sporen. De regering kon snel handelen, omdat zo’n systeem al bestond.
Al tijdens de MERS-uitbraak van 2015 heeft Korea Telecom dat gebouwd met de uitdrukkelijke belofte dat dit een tijdelijk systeem zou zijn. Maar na de MERS-crisis heeft het bedrijf het systeem uitgebreid en de technologie ook aan andere landen gegeven. Het bedrijf wil hiermee de markt voor gezondheidsdata aanboren: telecombedrijven verzamelen veel nuttige data die geld kunnen opleveren.
Er is dus niet alleen een epidemiologische motivatie, maar inmiddels ook een commerciële prikkel om ermee door te gaan.
Aan de ene kant is het natuurlijk handig dat de Zuid-Koreaanse regering zo snel beschikking had over data. Aan de andere kant toont dit voorbeeld aan hoe surveillance kan blijven voortbestaan, als de directe dreiging is verdwenen.
3. De lasten van surveillance zijn oneerlijk verdeeld
Hoewel iedereen door de pandemie wordt geraakt, zijn de gevolgen niet gelijk verdeeld. Dat geldt ook voor wie surveillance moet ondergaan. De armen hebben meer te dulden, maar ook studenten.
We gaan daarvoor eerst terug naar Colombia. Bewoners van Medellín konden aan het begin van de pandemie aanspraak maken op een noodhulpprogramma, bestaande uit voedsel en contante betalingen. Daarvoor moesten ze Medellín Me Cuida gebruiken, een door het stadsbestuur opgezet webplatform. Deelnemers moesten daar ook covid-symptomen of chronische ziekten en andere gezondheidsinformatie, zoals hun gewicht, melden.
Het platform werd gehost door een staatsbedrijf, EPM. ‘Dit bedrijf verbond de gegevens van de mensen die zich registreerden in Medellín Me Cuida met hun eigen gegevens, zodat ze zouden weten waar ze woonden en met wie ze samenwoonden’, zegt directeur Carolina Bottero van mensenrechtenorganisatie Fundación Karisma in een telefoongesprek. Sommige inwoners meldden bijvoorbeeld dat zij na aanmelding op het platform ineens rekeningen van de stedelijke belastingdienst kregen. De informatie was voor noodhulp aan een sterk verarmde bevolking bedoeld, maar werd meteen voor andere doeleinden gebruikt, waardoor de hulpbehoevenden er per saldo niets mee opschoten.
In veel landen eiste de opkomst van technologische oplossingen tijdens de pandemie een zware tol van studenten. Veel onderwijsinstellingen, ook in Nederland, gebruiken proctoring: surveillance, met behulp van software, die fraude bij tentamens moet voorkomen.
De methoden verschillen. Soms wordt in de gaten gehouden wat een student op zijn computer doet tijdens het tentamen en worden bepaalde websites geblokkeerd. Soms moeten studenten met camera’s de ruimte in beeld brengen waar ze het tentamen afnemen, meestal hun kamer. Er zijn camerasystemen die de oogbewegingen van studenten in de gaten houden. En soms kijkt er live iemand mee, op zoek naar verdacht gedrag.
Over de hele wereld uitten studenten hun bezorgdheid over zulke surveillancesystemen. Allereerst omwille van hun privacy. Maar mensen van kleur wezen ook op raciale vooroordelen in de software. Ze kregen bijvoorbeeld te horen dat ze het licht in hun kamer moesten verhogen, terwijl ze zich in een volledig verlichte kamer bevonden. Eerder deze maand ontdekte student Akash Satheesan, student in Miami, Verenigde Staten, bij bestudering van de code dat Proctorio, een van deze systemen, in meer dan de helft van de gevallen zwarte gezichten niet herkent.
Maar bijna een jaar na de pandemie gebruiken universiteiten nog steeds dit soort surveillance. Voor zijn tentamens in januari moest Devam Gada, een bachelorstudent bedrijfskunde in Mumbai, India, proctoring accepteren. De universiteit gaf geen mogelijkheid om de surveillance te weigeren en bood geen alternatieven aan.
Voor vrouwelijke studenten werd de last volgens hem heel zwaar. ‘Veel van de mannelijke surveillanten, begonnen naar meisjes te kijken die aan de examens deelnamen. Ze gebruikten de gegevens op de identiteitskaart, zoals naam en geboortedatum, om hen te stalken. Veel van deze surveillanten stuurden hen zelfs sms’jes,’ zegt hij.
Hoe verder?
Dit is natuurlijk nog maar een voorzichtige verkenning. We zien dat er in haast alle landen stevig is ingezet op surveillancetechnologie om de pandemie onder controle te krijgen. We zien ook overal de beperkingen en hier en daar de nadelige gevolgen ervan. Van het aanvankelijke optimisme over technologie als snelle oplossing is niet veel over.
Zoals de warmtecamera’s aantonen: technologie werkt vaak alleen in heel specifieke en goed controleerbare omstandigheden. Drones, robots, kunstmatige intelligentie, apps voor bron- en contactonderzoek, elektronische armbanden moeten vertrouwen inboezemen, daadkracht uitstralen. Maar daar blijft het vaak bij. Theater.
Het gevolg van de inzet van deze hightech snufjes is wel dat het vertrouwen meteen al een flinke knauw krijgt. Aan het begin van de pandemie werd er door deskundigen, activisten en politici gewaarschuwd voor grote privacyschendingen. In meer democratische landen zijn die angstbeelden vooralsnog geen werkelijkheid geworden. Sterker nog, in sommige gevallen, zoals bij de apps voor bron- en contactonderzoek, zijn we wellicht wat doorgeschoten in de privacybescherming.
Dat neemt niet weg dat er wel voorzichtigheid geboden is. In meer autocratische landen is het mogelijk aantrekkelijker de nieuwe surveillancemaatregelen te handhaven. Daarnaast lijkt deze crisis, net als bij de ‘oorlog tegen terrorisme’ niet echt een duidelijk einde te hebben. Want wanneer is de situatie veilig genoeg om al die surveillancemaatregelen weer te stoppen?
Lees ook:
Task failed succesfully. Hoe corona-apps toch nog nuttig bleken te zijn De theorie was simpel: corona-apps waarschuwen gebruikers als ze met besmette personen in contact zijn gekomen. In de praktijk stonden ruziënde techneuten, wantrouwende cryptografen, boze overheden, natuurkundige wetten en onverschillige burgers in de weg.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!