Het was vrijdagavond 13 maart 2020 heel laat, of zaterdagochtend heel vroeg, zijn gevoel voor tijd was wazig, toen René Dullaart, in zo’n hotelkamer die overal kan staan maar in dit geval in Brussel stond, besefte dat hij niet de redder van de natie zou worden.

Hij had nauwelijks tijd om na te denken hoe vreemd de situatie was waarin hij was beland. Hoe hij – hoofd inkoop van het Erasmus MC – twee weken geleden van medici had begrepen hoe gevaarlijk het coronavirus voor Nederland was, hoe onvoorbereid de zorg was, hoe groot de tekorten waren aan medische hulpmiddelen zoals mondkapjes.

Hoe hij zijn zorgen had gedeeld met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en hoe geschokt hij was geweest dat ze verrast waren – dat ze de ernst van de situatie niet zagen. Hoe de mensen van het ministerie hem vervolgens hadden gevraagd of hij dan niet de mondkapjes wilde inkopen – voor Nederland. Hoe verbaasd hij was geweest – zijn daar dan geen mensen voor? – en hoe hij uiteraard ‘ja’ had gezegd.

Van een buitenstaander met een mening was hij een insider met een missie geworden. En wat voor missie: het voelde al snel alsof hij het land moest redden.

Plots ervoer hij wat het was om verantwoordelijk te zijn zoals een premier verantwoordelijk is. Er zaten berichten in zijn mailbox van mensen die hem meedeelden dat hij bloed aan zijn handen zou hebben als hij niet nu meteen zaken met hen zou doen. Zij hadden tienduizenden, honderdduizenden, miljoenen mondkapjes in hun bezit, zeiden ze. Dullaart – Nederland – kon ze hebben als hij honderdduizenden of miljoenen euro’s zou aanbetalen.

We betalen pas als we de mondkapjes zien, had hij telkens geantwoord. Daar stond hij nog steeds achter. Als je het echt goed voor hebt met Nederland, dan lever je die mondkapjes toch gewoon? Die betaling komt wel. We zijn de overheid! Dat was zijn standpunt en het ministerie was hem daarin gevolgd. Hij had, kortom, een rechte rug. Maar hij had ook een probleem.

Een week geleden had hij verwacht dat hij inmiddels minimaal drie miljoen mondkapjes van de hoogste kwaliteit in handen zou hebben. Dat zou Nederland drie weken adempauze geven in wat de premier later de ergste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog noemde. Dat was de missie waarmee hij op pad was gegaan – de missie die de overheid hem had gegeven.

Maar hij had momenteel exact nul mondkapjes.

Toen Nederland goed voorbereid leek

Ruim twee weken daarvoor zag de wereld er heel anders uit – of in elk geval Nederland. Er was nog geen coronabesmetting binnen de landsgrenzen gesignaleerd. Het begrip ‘lockdown’ leefde nog niet – dat was iets voor een totalitaire staat. Er waren nog geen scheldwoorden voor Hugo de Jonge en op de term ‘lichamelijke integriteit’ lag nog een dikke laag stof.

Als het virus zou komen, en zelfs voor deskundigen was dat geen uitgemaakte zaak, dan was Nederland goed voorbereid. Ook wat betreft mondkapjes. Ernst Kuipers, de baas van het Erasmus MC, het grootste ziekenhuis van Nederland, op 26 februari op televisie dat het Erasmus voor de zekerheid een jaarvoorraad had ingeslagen. Met andere woorden: we staan er goed voor.

Bijna vanuit het niets waren er grote zorgen: zonder mondkapjes geen zorg

Tot we er niet meer goed voorstonden. Een dag later testte de eerste Nederlander positief. Tandartsen, kaakchirurgen en huisartsen wilden mondkapjes inslaan, maar de leveranciers konden al snel niet meer leveren, mede doordat Frankrijk en Duitsland exportverboden hadden afgekondigd. Bijna vanuit het niets waren er zonder mondkapjes geen zorg.

Zo voelde René Dullaart het ook. Hij had gehoord wat zijn baas, Ernst Kuipers, op tv had gezegd. En het klopte: begin februari had hij voor het Erasmus acht keer zoveel materialen als normaal ingeslagen, omdat de aanvoer vanuit Wuhan en Shenzhen door het virus tot stilstand was gekomen. Die voorzorg leek met de dag verstandiger.

En tegelijkertijd bij lange na niet genoeg meer. Er kwam niks meer bij: van leveranciers kreeg Dullaart steeds vaker ‘nee’ te horen. En er ging wel heel veel uit: in de eerste dagen van maart zag hij het gebruik van mondkapjes exploderen. Als hij nu al geen bestellingen kon plaatsen, hoe zou dat dan over een week zijn? En wat dan – wat als er geen mondkapjes meer zouden zijn?

De markt ging dit niet oplossen, wist Dullaart. De overheid moest wat doen.

De aanname was dat mondkapjes altijd leverbaar waren

Maar wie binnen de overheid? De rol ‘chef mondkapjes in een pandemie’ bestond niet – hoe goed Nederland ook voorbereid heette te zijn.

In oktober 2019 hadden Amerikaanse onderzoekers een gemaakt van de landen die het best voorbereid waren op een pandemie. Nederland stond op De reden was de uitgebreide kennis over infectieziekten in het land, en de uitstekende staat van de volksgezondheidsinstituten (het RIVM en de GGD’s).

De hoge scores op die punten hadden de lagere scores op meer praktische vragen gecompenseerd. Vragen als: wie zou mondkapjes distribueren? Waar zouden de mondkapjes vandaan komen? Dat deze middelen in een pandemie schaars zouden kunnen zijn, had kennelijk zelfs het op twee na best voorbereide land ter wereld niet of nauwelijks bedacht.

‘De aanname was blijkbaar dat alles altijd leverbaar zou zijn’, zegt Dullaart.

En dus moest iemand het stante pede regelen. Er was een ramp onderweg.

Een generieke formulering, een generiek draaiboek, een specifieke taak

Het leek Sjaak de Gouw wel logisch dat de – de organisatie die gaat over de publieke gezondheid en veiligheid – de taak om mondkapjes te verspreiden op zich nam.

Het Outbreak Management Team had dat op 27 februari ook aan het kabinet geadviseerd. De Gouw – de baas (‘Directeur Publieke Gezondheid’) van de GGD Hollands Midden, portefeuillehouder infectieziekten bij de GGD/GHOR Nederland, en van de organisatie – had het al wel een beetje zien aankomen. Het voor een infectieziektecrisis repte immers van de taak ‘coördinatie van geneeskundige hulpverlening bij rampen’.

En hoe vaag de formulering ook was, je zou er de inkoop en distributie van mondkapjes onder kunnen verstaan, bevroedde De Gouw. Hij had het daarom ook besproken met de directie van de GGD/GHOR. 

‘Ik legde het mijn collega’s voor’, zegt De Gouw. ‘Ik zei: als dit ons gevraagd wordt, dan moeten we dat zeker En op 4 maart 2020 kwam inderdaad het verzoek van de minister van VWS, Bruno Bruins. De GGD ging het doen.

Maar hoe de GGD dat zou doen, zouden ze ter plekke moeten bedenken. De Gouw had nog nooit een mondkapje ‘We maakten dit voor het eerst mee’, zegt De Gouw. ‘We moesten dit voor het eerst echt regelen.’ En voor bedenken was nauwelijks tijd: de epidemie liep gierend uit de hand.

Precies daarover stond later die dag – 4 maart – een spoedoverleg op de agenda op het ministerie. De mondkapjes raakten op: wat gaan we eraan doen? Aanwezigen: topambtenaren van VWS, vertegenwoordigers van de zorg, leveranciers van mondkapjes – en versbenoemde chef mondkapjes Sjaak de Gouw.

Toen René Dullaart een schilderij van Salvador Dalí binnenwandelde

Ook René Dullaart ging naar het overleg op VWS. Hij ging mee op verzoek van Gerwin Meijer, het hoofd van de inkoopsamenwerking van de vereniging van academische ziekenhuizen. Meijer en Dullaart hadden inmiddels een scherper en van de situatie.

Uit de gedragingen van het medisch personeel had Dullaart namelijk afgeleid dat elke coronapatiënt zo’n 1.000 tot 1.300 mondkapjes per week kostte. ‘Stel dat er duizend mensen op de intensive care zouden belanden’, zei hij, ‘dan zou een jaarvoorraad er in een week doorheen gaan.’

Hij wilde duidelijk maken hoe ernstig de toestand was, zodat de overheid hard zou ingrijpen. Concreter: zodat de overheid uit alle macht mondkapjes zou gaan inkopen.

‘Stel dat er duizend mensen op de intensive care zouden belanden, dan zou een jaarvoorraad er in een week doorheen gaan’ 

Maar wat volgde, in de Muzenzaal van VWS, voelde voor Dullaart niet als een overleg. Het was meer een college. Zo stonden de stoelen volgens hem ook opgesteld. Niet in een overlegopstelling (‘wat hebben jullie te zeggen?’), maar in een theateropstelling (‘wij gaan jullie wat vertellen’).

De bijeenkomst begon een kwartier later dan gepland. De ambtenaren van VWS en De Gouw bleken vooraf te hebben overlegd met leveranciers en producenten. De boodschap: als iedereen rustig zou blijven, als iedereen zijn normale bestelpatroon zou handhaven, dan zouden de schaarse mondkapjes naar de plekken kunnen waar ze het hardst nodig waren.

Dullaart hoorde er een verhulde vermaning in: gij zult niet hamsteren. Maar hamsteren – ieder voor zich – was voor hem niet de oorzaak van het tekort. Dit was geen verdelingsprobleem: er waren daadwerkelijke tekorten. En de oorzaak was het coronavirus dat zich razendsnel verspreidde. Begrepen ze dat dan niet?

Niet echt, vond Dullaart. Want daarna hoorden de aanwezigen hoe de overheid in de aankomende behoefte wilde voorzien: met een Europese aanbestedingsprocedure.

Ze zijn gek, dacht Dullaart.

Een aanbesteding is hoe overheden en semioverheden grote aankopen doen. Je zet je vraag online en de markt doet aanbiedingen. Transparant, doelmatig, rechtmatig. Mooi. Maar niet, dacht Dullaart, in een crisis met een acute behoefte. Een aanbestedingsprocedure is zwak op het aspect dat juist dan cruciaal is: snelheid.

Niet willen overreageren is vaak de juiste optie, maar je kunt ook onderreageren. Onderreageren zou mensen de dood in kunnen jagen. ‘Ik dacht: ik ben een schilderij van Salvador Dalí binnengewandeld’, herinnert Dullaart zich.

Op dat moment was hij blij dat Gerwin Meijer hem had meegevraagd naar de bijeenkomst. Meijer was bekend in politiek Den Haag. Meijer had zijn emoties onder controle. Meijer was diplomatiek. Kortom: deze situatie vroeg niet om Meijer. Ze vroeg om Dullaart.

Hij rolde met zijn ogen, tutte afkeurend met zijn lippen, stak toen zijn vinger op, en kreeg het woord.

‘Ik zou graag even wat willen zeggen’, begon hij. ‘Ik heb het idee dat we het er met zijn allen over eens zijn dat het bos in brand staat. Alleen, de overheid hoort de vogeltjes nog fluiten en bij ons in de zorg zijn ze allang weggevlogen. Ik denk dat we niet naar die vogeltjes moeten luisteren, maar het vuur moeten gaan bestrijden!’

Waar hij die beeldspraak vandaan haalde, wist hij ook niet. Maar hij werd begrepen, zo maakte hij op uit het gehum en geroezemoes dat erop volgde. En niet alleen door de genodigden. Een uur na de bijeenkomst belde het ministerie met Meijer. Of hij en Dullaart misschien de inkoop van mondkapjes wilden doen? Meijer belde Dullaart, die nog in de trein terug naar huis zat. ‘ zei Meijer. ‘Lijkt je dat wat?’

Meijer zou met anderen de inkoop voor de langere termijn voor zijn rekening nemen, en zich daarnaast buigen over die op datzelfde moment schaars dreigden te worden. Dullaart zou het acute tekort aan mondkapjes bestrijden, door partijen mondkapjes op te sporen en te kopen, op de wondere en wilde wereldmarkt, met de van de Nederlandse staat in zijn broekzak.

En zo kreeg René Dullaart, ‘ik ben maar een simpel inkopertje uit Rotterdam’, een van de zwaarste banen van Nederland.

De Dirk Kuijt van de overheid

Al had hij daar op dat moment natuurlijk geen idee van.

Integendeel:

Dat dit weinig te maken had met zijn eigenlijke werk, het managen van inkopers, deerde hem niet. Improviseren onder druk lag hem wel. Op zijn waterpoloclub noemden sommigen hem vroeger niet voor niets ‘Dirk Kuijt’. Net als Kuijt, de rechtsbuiten van Feyenoord die op het WK 2014 toen Louis van Gaal dat aan hem vroeg, verrichtte Dullaart het rotwerk als het team dat nodig had en was hij op alle posities in te zetten.

Met hard werken en improviseren had Dullaart carrière gemaakt. Hij begon in 1999 in het Erasmus Medisch Centrum als beheerder van ICT-systemen. Daarna volgden jaren als adviseur en inkoper en later manager inkoop bij Mediq, een leverancier van medische hulpmiddelen, twee jaar bij een farmaceut, voordat hij in 2019 terugkeerde naar het Erasmus, als manager inkoop.

En kijk nu: nu had de overheid hem Nu ging hij hard werken en improviseren voor Nederland. Kop omlaag, niet lullen maar poetsen, als een echte Dirk Kuijt. En dat dit klusje precies dat vergde, en misschien zelfs een beetje meer, merkte hij al gauw. Hij hoefde niet op zoek naar de markt, de markt vond hem, nadat VWS de zorg had laten weten dat hij aan de slag was gegaan.

En hoe. Er waren mails, er waren telefoontjes, er waren appjes en talloze LinkedIn-berichtjes, 24 uur per dag. Er vielen drie mailtjes per minuut de mailbox van de overheid binnen, waarvan velen naar hem werden doorgestuurd. Het voelde al gauw als het zoeken naar een speld in een hooiberg, terwijl er een storm hooibergen over hem heen raasde. Vergeet de naald, de eerste vraag was: welke hooiberg pak je?

Eén categorie aanbiedingen was dat iemand zei iemand te kennen die honderdduizenden kapjes had liggen. Die persoon bleek het bij navraag door Dullaart weer van iemand anders te hebben en die andere persoon antwoordde niet. Of ze hadden de mondkapjes wel, of leken ze te hebben, maar dan waren het de verkeerde.

Hij moest zichzelf snel bijscholen. In de eerste nachten had hij zich ingelezen in de complexe taal van normeringen, certificeringen, en internationale van de mondkapjes die hij zocht en die hij niet zocht. Wat hij vooral zocht: FFP2-maskers, of de Chinese en Amerikaanse tegenhangers: KN95 en N95.

Een andere categorie aanbiedingen was het bedrijfje dat ogenschijnlijk net uit de grond was gestampt. Het had een Gmail- of een Hotmailadres, het had geen enkele geschiedenis op Google, het formuleerde in kromme zinnen. Het kon een scam zijn, maar Dullaart had niet de luxe al deze mailtjes te negeren. Als het opportunisten met een talent om mondkapjes te vinden waren, wilde hij daar best van profiteren als het moest.

Telkens werkte hij de af. Welk type mondkapje hebt u, waar liggen ze, hoeveel zijn het er, hebt u certificaten, wanneer kan ik ze komen halen? Keer op keer op keer liep het op niks uit. Vaak was de persoon die contact had opgenomen geen kwaadwillend persoon, maar was de persoon met wie die zaken deed malafide. Of de persoon daarachter, of die daarachter.

Of er was een opgewekt iemand die zei honderdduizenden mondkapjes te kunnen leveren – de juiste kapjes. Maar vier mailtjes later bleek dat dit pas in mei of juni zou gebeuren. Mooi – maar hij had ze nu meteen nodig. En dan waren er nog de tips waar hij wel op moest ingaan of had moeten ingaan – tenminste voor zijn gevoel: de tips vanuit zijn nieuwe overheidscollega’s.

Elke half serieus lijkende tip werd hup, over de schutting, naar hem gegooid. ‘Toen er een slachtoffer was gevonden om het probleem bij te parkeren, wisten ze me te vinden.’

Zo werd er in de WhatsApp-groep Corona Taskforce 😷 – met ambtenaren, beleidsmedewerkers, GGD’ers en hem – van alles doorgestuurd. Een ondernemer die op LinkedIn zei dat hij een aanbieding had gedaan aan het ministerie maar geen antwoord had ontvangen. Er was een chirurg die een aanbieding deed voor antigeentests, en ook zij had geen antwoord ontvangen. Bergman, een Nederlandse privékliniek, had vierduizend 2R-mondkapjes aangeboden, maar geen antwoord ontvangen.

Moest hier niet op gereageerd worden?

Een ‘heel interessant contact van Bruno’ had zich gemeld met een veelbelovende tip, appte iemand anders. ‘Bruno’, zoals Dullaart inmiddels direct wist, was Bruno Bruins, de minister. Idealiter antwoord je iedereen netjes. Wie weet of het in een vervolg wel nog eens zin heeft. Zeker tips die uit het netwerk van de minister komen. Bijvoorbeeld voor het moment dat je die antigeentests wel nodig had. Of die 2R-maskers. Maar dat was niet nu. Nu was geen tijd voor relatiemanagement.

Meestal legde hij zulke tips naast zich neer, maar soms ging hij erachteraan, en altijd bleek het verspilde tijd. Dat was de wilde markt waarin hij zich had begeven: een wonderlijke kruising van hoop om geld te verdienen en de wens om levens te redden; een mix van opportunisten, naïevelingen, goedwillenden en oplichters. Het probleem was dat je ze nauwelijks van elkaar kon onderscheiden.

Een geruststellend uitzicht op drie weken adempauze

En toch – ondanks alle onzin en slaaptekort – was hij optimistisch. Hij had een grote, zekere lead achter de hand. Uit de honderden aanbiedingen die het ministerie al had ontvangen had Dullaart een korte lijst met veelbelovende leads gedestilleerd.

Helemaal bovenaan die lijst stond een van het Belgische bedrijf Pharmasimple. Pharmasimple bood 3 miljoen van het merk 3M aan voor 5,67 euro per stuk. 5,67 euro was meer dan vijf keer zo duur als in vredestijd, maar acht keer goedkoper dan de wildste aanbiedingen die Dullaart voorbij had zien komen, en vier keer goedkoper dan de duurste kapjes die hij later nog zou kopen. Plus: 3M was de gouden standaard in de branche.

En er was meer goed nieuws. Pharmasimple was een beursgenoteerd bedrijf. Pharmasimple zou ook leveren aan de Belgische overheid. Pharmasimple hoefde geen betaling vooraf te hebben. En de mondkapjes zouden iets ten zuiden van Brussel kunnen worden opgehaald.

Drie miljoen mondkapjes zouden, afgaande op Dullaarts bierviltjesberekening, Nederland drie weken adempauze geven

Op donderdagmiddag 5 maart, de dag na zijn interventie op het ministerie, reed hij naar Houdeng-Goegnies, nabij Charleroi, om een deel van de partij te inspecteren. Bij aankomst bleken er nog geen mondkapjes te zijn – misverstand – maar in het uitgebreide verslag dat hij schreef aan VWS-topambtenaar Karla van Rooijen overheerste het optimisme.

‘Onze kanjers in de zorg moeten goed beschermd hun werk kunnen doen’, schreef Dullaart. En: ‘Met dit initiatief dragen we flink bij aan de oplossing voor een wat langere termijn.’

Morele chantage van oplichters die gelijk hadden

Niettemin had hij alleen mondkapjes in de lucht. In zijn hand: niets. Ook na een paar dagen verder zoeken niet.

Het merendeel van het land nam het virus nog amper serieus. Op 9 maart riep premier Mark Rutte het land op geen handen meer te schudden, op een met RIVM-baas Jaap van Dissel, waarvan de plechtigheid teniet werd gedaan doordat hij op het einde Van Dissel… de hand schudde.

Terwijl zodoende in Den Haag half lachend werd besloten tot de eerste social distancing, zat Dullaart tot over zijn oren in het werk dat nergens toe leidde, en kwamen de eerste noodkreten uit Brabant binnen. Daar begonnen in de ziekenhuizen de voorraden mondkapjes door de steeds sneller toestromende coronapatiënten te slinken – de prijs van een onbezorgd carnaval.

Via WhatsApp bereikten hem de signalen van ziekenhuizen die piepten en kraakten. Het Bernhoven-ziekenhuis in Uden was Het Amphia Ziekenhuis in Breda. Het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch. Het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg. Zou de zorg daar moeten stoppen?

En intussen kwam het nieuws uit Het virus had zich razendsnel verspreid in de stad. Bergamo was een moderne stad, de zorg in de regio state of the art. Maar voor het virus was een state-of-the-art-zorgsysteem Via sociale media kwamen de over de zieken, de doden en de radeloze artsen op overstelpte intensive cares hard binnen, bij wie het virus serieus nam.

Op Dullaart had het nog een vrij specifiek effect: het deed een gedachte nestelen in zijn hoofd. Wat als ik faal? Krijgen wij dat hier ook? Sommige aanbieders gebruikten dat. Zoals de man die hem attendeerde op de ‘mogelijk nationale consequenties aangaande covid-19’, en hem daarom wilde ‘vragen om een snel besluit in deze’. Zoals de man die hem eraan herinnerde dat hij geen keus had, dat hij met zijn rug tegen de muur stond, en misschien maar achter zijn lead aan moest gaan voordat die weg was.

Zulke teksten waren deels te negeren als morele chantage door oplichters of opportunisten. Maar niet helemaal – want feitelijk hadden ze geen ongelijk. Moeilijker te negeren waren de noodkreten uit de zorg die hij ontving. Het IJsselland Ziekenhuis in Capelle aan den IJssel zat bijna zonder. Het Franciscus Gasthuis & Vlietland in Rotterdam ook. Dat waren ziekenhuizen met een eigen inkooporganisatie. ‘En zelfs zij konden het niet aan. Ik dacht: Jezus, dit wordt heel erg.’

Maar gelukkig was het toen al vrijdag 13 maart: de dag dat de 3 miljoen mondkapjes van Pharmasimple arriveerden. Die ochtend vertrok hij vanuit Rotterdam nogmaals naar Pharmasimple in België om ze in te laden en naar Nederland te brengen. Het was hard gegaan – met het land, met de epidemie, met hem.

‘Dit was de deal waar ik inmiddels al mijn hoop op had gevestigd’, zegt Dullaart.

‘Wanneer is die zending beschikbaar?’

In de auto van een toxicoloog, Roberto d’Onofrio, die de mondkapjes van Pharmasimple zou keuren, reed Dullaart naar België. De toon in de WhatsApp-groep Corona Taskforce was intussen veranderd. In Brabant probeerden zorgmedewerkers in alle hoeken en gaten mondkapjes te vinden, te besparen, maar het zag er niet goed uit.

‘Amphia, over twee uur hebben ze niks meer.’

Een kwartier achter D’Onofrio reed een klein konvooi vrachtwagens, die Dullaart vanuit de auto had geregeld, die de mondkapjes zouden inladen en direct naar een opslag zouden brengen in het Zuid-Hollandse dorpje Bergambacht. Vanuit Bergambacht zouden de miljoenen mondkapjes naar de noodlijdendste plekken over het land worden verdeeld. Een simpel maar belangrijk klusje.

‘Alle Brabant nog steeds zorgwekkend’, appte iemand in de Corona Taskforce-groep. ‘Met name FFP2. ETZ, JBZ en Amphia.’

‘Wanneer is die zending beschikbaar?’

Natuurlijk, veel ziekenhuizen waren zelf ook mondkapjes aan het zoeken. Hij stond er niet helemaal alleen voor. Maar het voelde wel zo: dat hij het moest regelen, ‘terwijl het land over mijn schouder meekeek’, zei Dullaart. ‘Zo van: waar blijven ze?’

Eenmaal aangekomen bij Pharmasimple waren de mondkapjes er nog niet. De Poolse chauffeur die de mondkapjes naar Pharmasimple zou brengen was de weg kwijt, Dullaart van de tussenpersoon die vertaalde tussen hem en Michael Willems, de directeur van Pharmasimple. Een kwartiertje werd een uur. Willems probeerde hem gerust te stellen.

Na een uur zag Dullaart Willems op een gang ruzie maken aan de telefoon. Doe je dat als iemand verdwaald is? Dat doe je niet. Er was een serieuzer probleem: een andere tussenpersoon wilde een extra aanbetaling van een ton, zei Willems. Dullaart kon dat niet doen – we betalen pas als we ze zien. Willems had er al veel geld in zitten, tonnen begreep Dullaart.

Een bloedbad qua tekorten aan mondkapjes

Op zijn telefoon zag hij ingekomen berichten.

Ernst Kuipers, zijn baas bij het Erasmus, waar de voorraad ook op aan het raken was.

‘Hoe staat het in Brussel?’

Hij appte Kuipers terug. ‘‘In Brussel is het spannend (...) er zijn veel tussenpersonen betrokken en dat loopt niet als gepland. De verwachting is dat de drie vrachtwagens vanavond arriveren. Het is een bloedbad in Nederland qua tekorten…’

En toen schoot het voor het eerst door zijn hoofd: Pharmasimple was Er waren geen drie miljoen mondkapjes. Hij was in de val gelopen die hij de afgelopen dagen had vermeden. Het simpele klusje mislukte. Hij zou geen redder worden. Hij zou iets anders worden.

De vraag die in zijn hoofd had gebonkt – wat als ik faal? – was veranderd in een mededeling. Ik ben aan het falen. En dan worden wij… Bergamo?

Intussen was hij snel naar een hotel in Brussel gereden. Dichtbij genoeg om terug naar Pharmasimple te racen als de kapjes er toch bleken te zijn. En die hoop had hij nog, ook omdat Willems nog niet geloofde of wilde geloven dat hij was opgelicht. Hij stuurde Dullaart een dat delen van de partij liet zien.

De hotelkamer was rustig genoeg om koortsachtig door te zoeken in de leads – voor het geval Pharmasimple toch zou mislukken. Misschien is er toch nog ergens iets. Misschien kregen ze nog iets door de Franse grens geperst, hoopte hij. Er was sprake van een mogelijke levering uit Egypte. En een kennis had het over een Braziliaanse handelaar die bij Schiphol een miljoen mondkapjes zou hebben staan.

Alleen in de hotelkamer, zoekend naar de wonderlading die hij niet echt geloofde te kunnen vinden, kwamen er donkere gedachten in hem op. Ik ben aan het falen. Het land keek naar hem en hij was aan het falen. Hij mocht niet falen. En dus zocht hij door, tot hij merkte dat hij moest huilen. Om twee uur ‘s nachts belde hij zijn vrouw, zodat iemand hem kon horen huilen. Dat hielp.

Daarna hing hij op en zocht hij verder. Hij kon niet met lege handen naar huis. Hij had zijn mond opengetrokken, hij had gedacht: mondkapjes? – dat gaan we regelen! China had hij al die tijd genegeerd. China produceerde nog volop mondkapjes, maar het vinden, verifiëren en vervoeren zou te lang duren. Dus had hij zich op Europa gericht. Maar Europa was leeg.

En toen, in de ochtend, dacht hij aan Ting Ting.

Ting Ting was een Chinese vrouw die hij tien jaar terug had leren kennen in Wuxi, een Chinese stad van 6 miljoen inwoners waar hij kwam als inkoper van Ze bestierde een paar fabrieken voor een Nederlands bedrijf genaamd Paardekooper, een leverancier van Mediq. De naam van haar manager kon hij zich nog herinneren. Halma. Maarten Halma. Zou die nog contacten hebben in China? Halma’s telefoonnummer bleek gewoon op zijn publieke LinkedIn-profiel te staan.

En dus stuurde hij om 12.51 een berichtje vanuit zijn hotelkamer in Brussel.


Dat was verdomme eens lekker, mensen die aan de slag gingen, in plaats van geld te vragen. Een uur later zei Halma dat hij de eerste zending over een week op Schiphol verwachtte. Toen pakte Dullaart zijn spullen en ging naar het station – naar huis.

Hij kan zichzelf geen voldoende geven

Het uitzicht op Maarten Halma’s mondkapjes hield hem nog twee dagen op de been. Daarna brak hij. Dinsdagochtend 17 maart, hij had inmiddels twaalf dagen en nachten vrijwel continu gewerkt, ging hij in een raamkozijn van het Erasmus zitten. Dat herinnert hij zich nog. Dat hij in de foetushouding ging rillen, ook. Wat er daarna gebeurde, heeft hij vooral van horen zeggen.

‘Ik bleef maar emmertjes water gooien naar die grote brand’

Achteraf hoorde hij dat hij nog wat geprobeerd had te zeggen, dat een collega hem naar huis had gestuurd, dat zijn vrouw hem was komen ophalen. Dat ze samen nog even door de stad hadden gelopen in een waterig zonnetje. Dat hij pillen had gekregen die hem tot vrijdag in bed hielden.

In de dagen en weken daarna verzamelde hij zijn gedachten – een proces waar hij nog steeds niet helemaal klaar mee is. De mondkapjes van Maarten Halma werden later slechts deels een succes, maar een groot deel werd later Zijn team bij het Erasmus MC nog een behoorlijke lading mondkapjes. Maar in de slapeloze twee weken dat hij bezig was geweest, in de tijd van de hoogste nood, was hem niets gelukt. Hij vroeg zich af waarom.

Zijn voornaamste reflectie was zelfkritiek. Hij ‘was als een kikkertje dat zich gaar had laten koken’, hij had veel te veel zelf gedaan.

Dat neemt hij niemand kwalijk, behalve zichzelf. ‘Ik bleef maar emmertjes water gooien naar die grote brand’, zegt hij. ‘Dat werkt niet.’ Zijn zelfevaluatie? Voor inzet een tien, voor management een drie. ‘Ik heb mezelf vrijwel letterlijk doodgewerkt. Dat klinkt misschien goed, maar daar kun je jezelf geen voldoende voor geven.’

Maar hij kijkt ook naar de omstandigheden. Was het niet een beetje vreemd, dat hij daar was, op dat moment, om dat te doen, om zo veel te doen? Was er dan geen plan? Had de overheid hier geen mensen voor – officiële mensen? Kennelijk niet. ‘Dat is misschien wel een puntje van aandacht voor het vervolg, ja.’


Operatie Mondkapje: de tijdlijn Op deze speciale pagina zie je in één oogopslag hoe de pandemie zich in Nederland ontvouwde. Ook vind je er eerdere publicaties van Operatie Mondkapje terug, vertellen we wat je kunt verwachten en kun je je inschrijven voor de nieuwsbrief van correspondent Anne de Blok. Bekijk de tijdlijn



Noot: We hebben het ministerie van VWS vorige week dinsdag 5 oktober 2021 opgestuurd over de gebeurtenissen rondom de aanschaf van mondkapjes in de periode (4 maart 2020 - 17 maart 2020) die we in dit artikel beschrijven.

Het ministerie vroeg twee keer om uitstel met als argument onze vragen zo zorgvuldig mogelijk te willen en kunnen beantwoorden. We hebben beide keren het verzoek gehonoreerd en onze publicatie uitgesteld.

Uiteindelijk ontvingen we maandagavond een reactie. De antwoorden waren algemeen, onvolledig en werden voorafgegaan door een algemeen statement. Waar mogelijk hebben we hun antwoorden verwerkt in het artikel. lees je het algemene statement van het ministerie terug.

De woordvoerder van VWS gaf enkele verklaringen voor de onvolledigheid van de antwoorden. Enerzijds zijn de betreffende mensen niet meer werkzaam op het ministerie en/of zijn mensen van plek gewisseld, anderzijds zijn documenten niet voorhanden of kunnen ze niet (binnen de gestelde tijd) boven tafel worden gehaald.

Daarnaast verwijst de woordvoerder van VWS naar een onafhankelijk onderzoek van accountants- en adviesbureau Deloitte dat momenteel loopt naar de inkoop van persoonlijke beschermingsmiddelen, waarbij ook onderzoekers betrokken zijn met forensische expertise.

Tot slot liet de woordvoerder van VWS ons weten dat als we het ministerie meer tijd zouden geven voor het beantwoorden van de vragen, zij geen garantie kunnen geven dat die antwoorden er dan wel komen, om de door hen eerder genoemde redenen.

Meer lezen?

Medische mondkapjes waren het nieuwe goud. Nu liggen er miljoenen te verstoffen. Ik zocht uit hoe dat kan Door een acuut mondkapjestekort dreigt in maart 2020 een catastrofe in de zorg. In het afgelopen anderhalf jaar volgde ik meer dan 150 hoofdrolspelers in hun koortsachtige jacht op mondkapjes en ging zo steeds beter begrijpen hoe Nederland werkt in crisistijd. De komende maanden doe ik deze reconstructie in verschillende verhalen uit de doeken als jullie nieuwe correspondent Coronacrisis. Lees het eerste verhaal van Anne