Van het massaal surveilleren van burgers door de Amerikaanse inlichtingendienst National Security Agency (NSA) tot de verplichte vingerafdruk in het paspoort: onze privacy staat onder druk. In Nederland worden de zorgen hierover niet breed gedeeld. Voortdurend het sussende geluid van dit ene hardnekkige argument de kop op: ik heb toch niks te verbergen? En zijn broertjes ‘ik doe toch niks fout?’ en ‘ik doe toch niks illegaals?’ hem met grote regelmaat. Volkszanger Gordon is ervan overtuigd. Journalist Charles Groenhuijsen vindt het ook. En op Twitter wordt het vaak beaamd. Tijd om de elf meest fundamentele tegenargumenten in stelling te .

1. Er is geen ‘ik’ zonder iets te verbergen

Privacy wordt bijna altijd gezien als een juridisch begrip (‘dat is een inbreuk op mijn recht op privacy’) of cultureel fenomeen (‘een Amerikaan vindt het geen probleem om te vertellen hoeveel hij verdient’). Maar daarmee wordt een belangrijke denkstap in de discussie over privacy meteen al overgeslagen. Want privacy is, op een fundamenteler niveau, meer dan een recht of culturele waarde. Privacy voert terug naar wat ons mens maakt en gaat daardoor vooraf aan het belang dat we al dan niet aan privacy hechten. Een zinnige discussie over privacy, en dus over de zin en onzin van het argument ‘ik heb niks te verbergen,’ zou daarom altijd moeten beginnen bij de constatering dat privacy, boven alles, is.

De meest elementaire verschijningsvorm van privacy is namelijk de private ruimte in ieder mens: de gedachtenwereld, het gevoelsleven, het innerlijk. Deze ruimte, waar ieders gedachten en gevoelens zich ophouden, is privé in de zin dat ze voor niemand toegankelijk is behalve voor jezelf. Niemand kan zomaar zien wat je op ieder moment van de dag denkt, voelt of ervaart. Dat betekent: het ‘ik’ is een voortdurende manifestatie van privacy.

Het ‘ik’ is een voortdurende manifestatie van privacy

Dat wil niet zeggen dat het innerlijk nooit naar buiten treedt. In de meeste gevallen kiezen we er bewust voor deze vorm van privacy open te stellen: door te communiceren en daarmee met de buitenwereld te delen wat er in ons omgaat. In sommige gevallen doen we dat onbewust en ongewild: door te blozen of te huilen bijvoorbeeld. Of door, in een dronken bui, onze mond voorbij te praten. Maar de fabrieksinstelling van onze geest is die van het private. Het meeste van wat we denken, voelen en ervaren is het grootste deel van de tijd privé.

Dit is een fundamenteel gegeven. Het private karakter van ons innerlijk is namelijk een belangrijke voorwaarde voor het hebben van een ik. Stel je maar eens voor dat alles wat je denkt en voelt altijd en voor iedereen zichtbaar zou zijn: dat verandert de aard van je ‘ik’ volledig. Wie je bent, hangt grotendeels af van je vermogen om te bepalen welk deel van je innerlijk je deelt met anderen en welk niet. Zou de fabrieksinstelling van je innerlijk zijn dat alles wat je denkt, voelt en ervaart openbaar was, dan was het onmogelijk ‘jezelf te zijn’ zoals je dat nu bent.

Wie zich bedient van het argument ‘ik heb niks te verbergen’, gaat dus voorbij aan de notie dat de ‘ik’ in die zin al veronderstelt dat je iets aan het verbergen bent. Wat je eigenlijk zegt als je zegt ‘ik heb niks te verbergen’ is: mijn ‘verborgen innerlijk’ heeft niks te verbergen. Dat is een filosofische contradictio in terminis.

Beeld: (Untitled 2004), Popel Coumou
Beeld: (Untitled 2004), Popel Coumou

2. Sociale relaties zijn niet mogelijk zonder iets te verbergen

Wie je bent, wordt grotendeels bepaald door het private karakter van je innerlijk. Privacy is dus een belangrijke eigenschap van je ‘ik’, maar geen noodzakelijke voorwaarde: ook een (hypothetisch) volledig doorzichtige ‘ik’ is nog steeds een ik.

Maar hier komt de sociale component van privacy om de hoek kijken. Want het ‘ik‘ waar we naar verwijzen als we het over onszelf hebben, is niet statisch: wij zijn, door de sociale context waar we ons het grootste deel van de tijd in bevinden, niet één ik. Bij je ouders thuis ben je iemand anders dan wanneer je op stap bent met je vrienden.

Het vermogen om de ene ‘ik’ (de keurig opgevoede ‘ik’ die je ouders graag zien) verborgen te houden voor de andere ‘ik’ (de stoere, zuipende ‘ik’ die je vrienden leuk vinden), is een wezenlijk onderdeel van wat het betekent om ‘jezelf te zijn’. Simpeler geformuleerd: een mens is, in verschillende contexten, op verschillende momenten, in het bijzijn van verschillende mensen, steeds weer iemand anders.

Dit rollenspel is cruciaal voor onze sociale verhoudingen: zouden we niet in staat zijn ons in verschillende situaties anders voor te doen dan in andere situaties, dan zou het sociale verkeer onmogelijk worden. Wie je bent in het bijzijn van je geliefde in de slaapkamer, verschilt wezenlijk van wie je bent in de buurt van je collega’s op je werk - en dat is, op z’n zachtst gezegd, maar goed ook. Iemand zijn betekent dus: het strategisch verborgen kunnen houden van de verschillende personen die schuilgaan achter jouw ‘ik’.

Wie zegt ‘ik heb niks te verbergen’ gaat voorbij aan deze sociale realiteit. In een sociale context heb je altijd iets te verbergen. Op je werk is dat misschien het opvliegerige karakter dat je bij je partner wel kunt laten zien, bij je partner is dat misschien de flirterigheid die je onder vreemden tentoonspreidt. Maar nooit is het niks: wie omgaat met verschillende mensen in verschillende contexten, is per definitie iets aan het verbergen.

3. We verbergen sowieso al van alles

Waarom kleden we ons aan als we naar ons werk gaan? Waarom doen we de deur dicht als we op de wc zitten? Waarom lopen we de kamer uit als we een belangrijk telefoongesprek voeren? Waarom vertellen we onze collega’s niet wat we verdienen? Waarom hebben we een wachtwoord op onze computer? Waarom geven we onze kinderen een eigen kamer? Waarom verzinnen we een smoes als we zonder reden te laat zijn? Waarom doen we de gordijnen dicht als we naar bed gaan?

Natuurlijk: je kunt bij iedere vraag wel een praktisch antwoord verzinnen. Zonder kleren hebben we het koud. Zonder wc-deur gaat het huis stinken. Zonder gordijnen schijnt de straatlamp de kamer in. Allemaal legitieme overwegingen. Maar de belangrijkste rode draad in al deze alledaagse handelingen is dat dingen verbergen bijna zo vanzelfsprekend is dat we er niet eens bij stilstaan. We verbergen ons lichaam, onze oneffenheden, onze nalatigheid, onze e-mails, ons salarisstrookje: wie zegt ‘niks te verbergen te hebben’, kijkt domweg niet goed om zich heen. We hebben van alles te verbergen en dat doen we dan ook met ongekende regelmaat. Zo vaak, dat we het domweg niet doorhebben.

4. Je weet niet wat fout is

Nu zul je onderhand wellicht denken: allemaal leuk en aardig deze filosofische bespiegelingen, maar zo wordt het argument ‘ik heb niks te verbergen’ toch meestal niet gebruikt? Wat mensen bedoelen als ze zeggen ‘ik heb niks te verbergen’ is doorgaans: ‘Ik doe niks fout, dus ik heb niks te verbergen.’ Maar ook die redenering klopt niet.

De meest basale tegenwerping van de redering ‘ik doe niks fout, dus ik heb niks te verbergen’ is: wat is ‘fout’? Vreemdgaan is in de ogen van je geliefde misschien wel het foutste dat je kan doen. Tenzij je een open relatie hebt: dan is er weer geen vuiltje aan de lucht. In de ogen van de wetgever is het ook niks om je druk over te maken. Behalve in Saoedi-Arabië dan: daar kan je er de doodstraf voor krijgen. Niks is, kortom, meer context- en perspectief gebonden dan de vraag of iets ‘fout’ - en dus de moeite van het verbergen waard - is.

De foto van jou, dronken op een vrijgezellenfeest met een stripper op schoot, is niet ‘fout’ - tot je imagogevoelige baas er lucht van krijgt. Dat je homoseksueel bent, is hier nauwelijks iets om je druk om te maken - tot je bij de douane in Rusland uit de rij wordt gepikt. Samenvattend: zonder te weten waar en in wiens ogen je iets doet, weet je nooit zeker of je iets ‘fout’ doet en derhalve iets te verbergen hebt.

5. Het foute verandert

Tel daar nog eens dit probleem bij op: onze moraal, en dus wat we als fout, illegaal of strafbaar beschouwen, is niet statisch. Ze verandert door de tijd heen. Vroeger was pedoseksualiteit niets om te hoeven verbergen: in de jaren zeventig werd er zelfs openlijk gepleit voor het recht om seks met kinderen te hebben. Tegenwoordig kun je daarvoor worden aangeklaagd. Dat betekent: je kunt nu oprecht denken niets ‘fout’ te doen - en dus niks te verbergen hebben - en daar over een paar jaar grote problemen mee krijgen.

Een hypothetisch voorbeeld? Stel, je bent een groot vleesliefhebber: niets om anno 2013 geheimzinnig over te doen. Maar het is niet ondenkbaar dat over dertig jaar vlees eten net zo taboe is geworden als, zeg, pedoseksualiteit nu. Zo’n cultuuromslag zie je al enkele decennia met roken: in de jaren vijftig was het iets dat je trots etaleerde, nu is het iets waar je al veel minder mee te koop loopt - en wellicht is het over dertig jaar wel not done. Maar Facebook is jouw foto’s, al rokend in de kroeg, in 2043 nog niet vergeten. Dat je nu niks te verbergen hebt, wil dus niet zeggen dat je nooit iets te verbergen hebt.

6. Niemand doet nooit niks fout

En daarnaast: iedereen doet wel eens iets fout. Uit verschillende onderzoeken bijvoorbeeld dat mensen zich gemiddeld zo’n anderhalf tot vier keer per dag bezondigen aan een van de meest elementaire vormen van verbergen, namelijk het verbergen van de waarheid - oftewel liegen. De meest voorkomende redenen: om je gezicht te redden, om confrontaties te vermijden, om schuld af te schuiven, om je zin te krijgen, om jezelf in een gunstiger daglicht te stellen en - misschien wel de belangrijkste reden - om aardig gevonden te worden. Wie ‘kleine’ leugens als overdrijvingen meetelt, komt op een nog hoger aantal uit. Zoals de achttiende-eeuwse Ierse toneelschrijver Oliver Goldsmith eens zo mooi schreef: ‘Stel me geen vragen, dan vertel ik je geen leugens.’

Liegen hoort bij het leven zoals molens en klompen horen bij Nederland: een bestaan zonder leugens is haast ondenkbaar. En wie rijdt er niet wel eens door rood, komt een afspraak niet na of steekt een gevonden tientje niet stiekem in eigen zak? Voor zover duidelijk is wat ‘fout doen’ precies inhoudt, is dit in ieder geval zeker: geen mens ontkomt er aan. Hoogstens monniken in een klooster doen ‘niks fout’ - en zelfs dat valt nog te betwijfelen.

Beeld: (Untitled 2008-2), Popel Coumou
Beeld: (Untitled 2008-2), Popel Coumou

7. Je weet niet waar ze naar zoeken

Naast dat je niet ontkomt aan ‘fout doen’, komt daar deze complicerende factor nog eens bij: je weet vaak helemaal niet wat het foute is waar men naar zoekt. Zoals Rob in een column in de Groene Amsterdammer: stel, je wilt als journalist een stuk schrijven over Nederlandse jongeren die in Syrië gaan vechten. Na lang zoeken op internet weet je een paar telefoonnummers en e-mailadressen te bemachtigen. De interviews per mail en telefoon leveren een fascinerend inkijkje op in hun beweegredenen.

Na het schrijven van het artikel wil je op vakantie naar New York, en omdat je nog niet zeker weet wanneer je terug wilt komen, boek je een enkeltje Big Apple. Maar voor vertrek bedenk je dat je vriendin en jij net zijn verhuisd naar jullie eerste koophuis, dus als jou iets overkomt, zit zij met een ondraaglijke hypotheeklast. Je sluit daarom nog net voor vertrek een levensverzekering af.

Daar sta je dan: met de contactgegevens van een paar jihadisten in je telefoon, een enkeltje New York op zak en een kersverse levensverzekering afgesloten. Hoeveel alarmbellen gaan er dan af bij, bijvoorbeeld, de Amerikaanse inlichtingendienst NSA? Wat garandeert je dat hun zoekalgoritmen, of hun interpretatoren, niet de verkeerde conclusies trekken? Zouden ze het ‘bizarre samenloop van omstandigheden’-verhaal voetstoots aannemen? Wat is het eigenlijk dat je hier te verbergen had?

8. Je weet niet wat allemaal illegaal is

Dan is er nog de juridische betekenis van ‘fout’. De redenering gaat dan als volgt: ‘Ik doe niks illegaals, dus ik heb niks te verbergen’, klopt dat dan wel? Ook dat is maar zeer de vraag. Want: je kunt helemaal niet weten wat er allemaal illegaal is en wat niet. In dit uitstekende stuk We Should All Have Something to Hide de Amerikaanse cyber-securitydeskundige Matthew Rosenfeld (pseudoniem: Moxie Marlinspike) dat de Verenigde Staten zoveel strafbaarstellingen kent dat zelfs de autoriteiten, laat staan burgers, niet weten hoeveel het er precies zijn. Schattingen komen uit op ‘grofweg 27.000’ pagina’s’ aan wetten en regels en zeker nog eens tienduizend reguleringen.

Voor Nederland geldt iets soortgelijks: Nederland telt naar schatting 11.000 wetten, algemene en ministeriële regelingen en nog eens 140.000 bijkomende bepalingen. De consequentie: je hebt geen idee of je, al dan niet toevallig, in overtreding bent van iets. En als je tegelijk ook geen idee hebt waar politie, justitie en inlichtingen­diensten precies naar zoeken, dan wordt duidelijk dat ook het argument ‘ik doe niks illegaals, dus ik heb niks te verbergen’ een lege huls is.

9. De overheid is niet te vertrouwen

Hoewel je nooit precies kunt weten welke beslissingen de overheid over jou maakt, is het sowieso geen goed idee de instanties aan wie je jouw gegevens afstaat te vertrouwen. Want: keer op keer blijkt de Nederlandse overheid niet in staat te zijn om de persoonsgegevens van de Nederlandse burger goed te beveiligen. Van het Elektronisch Patientendossier tot de Stemcomputer tot de OV-Chipkaart: het is niet overdreven om te stellen dat zo goed als ieder groot ict-project van de afgelopen jaren dusdanige technische mankementen vertoonde dat het een direct gevaar vormde voor de veiligheid van onze gegevens.

We hebben dus wellicht niets te verbergen voor de partij waar we bewust bepaalde persoonlijke informatie aan afstaan - onze medische gegevens aan de dokter, onze politieke voorkeur aan het stembureau en ons reisgedrag aan de vervoerder - maar dat verandert als niet kan worden uitgesloten dat ook andere partijen daar toegang tot hebben. Anders gezegd: we denken dat we niets te verbergen hebben omdat we erop vertrouwen dat onbevoegden niet bij onze persoonlijke informatie kunnen. Maar dat vertrouwen is naïef: het is al vele malen geschonden.

Sterker, zelfs de keurige Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) twee jaar geleden in het rapport iOverheid dat burgers, in plaats van de overheid te vertrouwen, er maar beter vanuit kunnen gaan dat hun informatie in handen van de overheid onveilig is.

10. De overheid maakt fouten

De bredere trend die de WRR in hetzelfde rapport beschrijft is samen te vatten met de woorden Big Brother. De Nederlandse overheid houdt haar burgers op steeds meer manieren in de gaten: we worden geregistreerd, geanalyseerd en gelabeld. De Nederlandse overheid lijdt aan een kwaal die je wel datobesitas kunt noemen: een onstilbare honger naar de gegevens van haar burgers, met uitdijende databases als gevolg. ‘(Het) wordt […] voor burgers vrijwel onmogelijk zich te onttrekken aan de informatie die over hen wordt verzameld, bewerkt en uitgewisseld,’ schrijft de WRR.

Nu kun je daarvan zeggen: maakt dat iets uit? Ik heb toch niets verkeerd gedaan? Nee, dat kun je niet zomaar zeggen. Want het probleem is niet zozeer dat de overheid zoveel van je weet, maar dat er conclusies aan die informatie worden verbonden. Onze data zijn niet slechts gegevens; het is informatie die leidt tot handelen. En ‘foute’ informatie in overheidsdatabanken is eerder regel dan uitzondering, concludeerde de WRR: ‘Over de hele linie moet de assumptie dat informatie juist is vervangen worden door het besef dat de informatie op onderdelen hoogstwaarschijnlijk niet accuraat, verouderd en soms zelfs misbruikt en gemanipuleerd zal zijn.’

‘Foute’ informatie in overheidsdatabanken is eerder regel dan uitzondering

De boodschap: wij doen dan misschien wel niets verkeerd; de hoeder van onze meest intieme persoonsgegevens doet dat wel - en met grote regelmaat. Voorbeelden te over. de Nederlandse zakenman Ron Kowsoleea. Hij stond meer dan vijftien jaar lang verkeerd geregistreerd in de databanken van verschillende Nederlandse opsporingsdiensten. Kowsoleea werd meerdere malen opgepakt en aangeklaagd, omdat iemand anders onder zijn naam misdaden beging en de Nederlandse overheid niet in staat was deze fouten te herstellen.

Of de honderden ZZP’ers die ook ‘niets te verbergen’ hadden, maar door een systeemfout geregistreerd kwamen te staan als uitkeringfraudeurs. Ze werden veroordeeld en moesten hoge boetes betalen. Sommigen van hen hebben tot op de dag van vandaag een strafblad waar ze niet vanaf kunnen komen.

Of wat te denken van de tragische zelfmoord begin dit jaar van Alexander Dolmatov, de asielzoeker die volgens het computersysteem van de IND ‘verwijderbaar’ zou zijn, en daardoor te lang werd opgesloten in een cel waar hij zich uiteindelijk ophing. De Inspectie Veiligheid en Justitie zijn dood in een vernietigend rapport dan ook voor een belangrijk deel ‘aan de afhankelijkheid van – en het vertrouwen in – de systemen, procedures en formulieren die die functionarissen bij hun besluiten in die keten ondersteunen.’

Rapport na rapport zien dat zulke voorvallen een haast logisch gevolg zijn van de wijze waarop de Nederlandse overheid onze persoonsgegevens beheert. Voor zo’n overheid heb je altijd iets te verbergen, ook al heb je niets verkeerds gedaan.

Beeld: (Untitled 2008), Popel Coumou
Beeld: (Untitled 2008), Popel Coumou

11. Je kent de toekomstige machthebbers niet

Tot slot is het belangrijk te beseffen dat bij het gebruik van gegevens altijd het gevaar van de glijdende schaal op de loer ligt: als bepaalde gegevens toch al voor functie A zijn verzameld, waarom zouden ze dan niet ook voor functie B kunnen worden gebruikt? En C en D? Kenners dit function creep: technologieën die persoonsgegevens registreren worden uiteindelijk voor een ander doel gebruikt dan het oorspronkelijke. En dat gebeurt niet soms, maar bijna altijd.

Een klassiek voorbeeld van function creep is het rijbewijs. Ingevoerd als een geloofsbrief om mee aan te tonen dat je auto kon rijden, maar inmiddels op veel plekken geaccepteerd als een volwaardig identificatiebewijs. Een ander voorbeeld zijn de vingerafdrukken die in de Europese Unie verplicht geregistreerd staan in paspoorten. Oorspronkelijk verordonneerd door Brussel om identiteitsfraude te voorkomen, inmiddels kunnen de vingerafdrukken in Nederland nu ook voor opsporingsdoeleinden worden gebruikt. Handig voor de politie wellicht, maar het fundamentele probleem van function creep is dat je als burger of consument de nieuwe functies die jouw gegevens krijgen op geen enkele manier van tevoren aan kunt zien komen. Je weet wat er met jouw gegevens gebeurt op moment X, maar het toekomstig gebruik op moment Y laat zich niet voorspellen.

Een recenter voorbeeld: drie maanden geleden bekend dat de Belastingdienst alle kentekens van 2012 had opgevraagd van automobilisten die bij een parkeerautomaat parkeerden. Op die manier kon de Belastingdienst controleren of mensen met een leaseauto niet meer privékilometers reden dan ze hadden opgegeven. Los van het gegeven dat het verantwoordelijke bedrijf Servicehuis Parkeren (SHPV) alle parkeerders had gegarandeerd dat het de kentekenregistraties na acht weken zou verwijderen (en dat dus niet deed), heb je als parkeergebruiker dus geen idee dat de data over jouw parkeergedrag voor iets anders wordt gebruikt dan om te controleren of je wel betaald hebt voor de tijd dat je parkeert.

Het probleem hiervan is dat de kentekenregistratie door de Belastingdienst deze overheidsdienst in theorie in staat stelt om van iedere autorijder te kunnen achterhalen waar hij de nacht heeft doorgebracht. En dat, bijvoorbeeld, de opslag van vingerafdrukken in je paspoort het in theorie mogelijk maakt om van iedere Nederlander exact te weten waar hij is geweest - je laat immers overal vingerafdrukken achter.

Het is op dit moment misschien onvoorstelbaar dat de Nederlandse overheid daar in geïnteresseerd is, maar het is naïef om te denken dat dit in de toekomst niet opeens zou kunnen veranderen. We kennen de toekomstige machthebbers en hun politieke agenda’s immers nog niet. Dus ook al vertrouw je je gegevens toe aan de overheid van nu, je hebt geen enkele garantie dat je je gegevens kunt toevertrouwen aan de overheid van morgen.

Dus?

Journalist Glenn Greenwald van The Guardian kondigde aan binnenkort onthullingen van Edward Snowden te publiceren over de rol die Nederland speelt bij de massasurveillance van de NSA. Als het zover is, zal de discussie over privacy waarschijnlijk weer oplaaien. En zal ook het argument ‘ik heb niks te verbergen’ de revue weer passeren. Mocht je die woorden langs horen komen, dan zou je er dit achteraan kunnen denken:

IK (besta niet zonder privacy)
HEB (fouten gemaakt die anderen niet mogen weten)
NIKS (is veilig in handen van de overheid)
TE (vaak worden data voor andere doeleinden gebruikt)
VERBERGEN (is de enige manier om daaraan te ontkomen)


Kom je ook? De Belgische editie van Het Grote Privacy Experiment vindt plaats op woensdag 11 januari 2017 in Gent. Het programma begint om 20.00 uur en duurt ongeveer 2 uur. Hier vind je meer over het evenement (uitverkocht) Wil je meer te weten komen over dit onderwerp? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief van Maurits Martijn. Zo houdt hij je op de hoogte van de artikelen die hij publiceert op De Correspondent en gidst hij je langs de mooiste journalistiek op het gebied van privacy, surveillance en geheime diensten. Schrijf je hier in voor de nieuwsbrief van Maurits Martijn Het werk van Popel Coumou Het beeld bij dit verhaal is van kunstenares Popel Coumou (1978). In haar werk creëert zij ruimtes door speciale technieken en materialen te combineren en deze dan te fotograferen. De ruimtes bestaan niet echt, ze zijn geïnspireerd op fantasieën. Het licht en de verstilling geven suggesties van wat zich kan hebben afgespeeld op deze plekken. Tot en met 8 december 2013 is haar werk te zien in de tentoonstelling De herontdekking van de wereld in Huis Marseille (Amsterdam). Bekijk meer werk op haar website