Zes jaar geleden draaide de wereldeconomie op volle toeren. De euro was een sterke munt, de Amerikaanse hypotheekmarkt maakte een ongekende groei door en de olieprijs steeg vrolijk mee. Olie piekte op meer dan 140 dollar per vat. Niemand had nog gehoord van een schaliegas of schalieolie.
Niet gek ook, dat industrieën en overheden zich grote zorgen maakten over de beschikbare voorraden fossiele brandstoffen.
Die hoge prijs en gevreesde schaarste leek aanvankelijk goed voor een overstap naar windmolens, zonnepanelen en groene brandstoffen. Zaken die toen, en nu, relatief duur zijn. Maar hoe hoger de prijs voor olie en andere fossiele brandstoffen, hoe kleiner het verschil tussen groen en fossiel zou zijn. Voorstanders van groen dachten dan ook dat consumenten snel hun benzine slurpende bakken in zouden ruilen voor elektrische auto’s. En bedrijven zouden maar wat graag willen inspelen op die nieuwe vraag naar duurzaam.
De gevolgen van een hoge olieprijs
Hoe hoger de prijs voor olie en andere fossiele brandstoffen, hoe kleiner het verschil tussen groen en fossiel zou zijn
Was een hoge olieprijs echt zo goed voor groen? Tot op zekere hoogte. Mensen bleken niet geneigd op stel en sprong hun auto in te ruilen voor een schone variant. Vanwege de hoge prijzen van olie daalde het gebruik van de auto wel licht. Daarmee daalde ook de schadelijke uitstoot van het broeikasgas CO2 een beetje, zij het enkel in de westerse wereld.
Tegelijkertijd betekende een hoge olieprijs ook hoge winstmarges voor oliebedrijven. De top tien grootste beursgenoteerde bedrijven ter wereld telde in 2008 zeven olie- en gasbedrijven. Shell voerde deze lijst aan met een omzet van 458 miljard dollar (ongeveer twee keer de totale Nederlandse overheidsbegroting). Het bedrijf maakte dat jaar een recordwinst van 26,5 miljard dollar.
Minder goed nieuws voor de overstap naar groen, ook. Met hun winsten investeerden veel oliebedrijven in nieuwe, vaak risicovolle olieprojecten. Vervuilende teerzanden in Canada werden geëxploiteerd, op de Noordpool werd naar olie geboord.
En dat was niet het enige waar ze hun hogere winsten voor gebruikten. Oliebedrijven wendden het extra geld aan om significante politieke invloed uitoefenen. Zo steunde de fossiele industrie, met name ExxonMobil, Chevron en Koch Industries, het Amerikaanse Congres in 2007 en 2008 met 26 miljoen dollar in campagnebijdragen, blijkt uit analyses van Oil Change International.
Ook in Europa groeit de politieke invloed van oliebedrijven. The Guardian rapporteerde afgelopen week dat medewerkers van, met name, aardgasbedrijven de afgelopen jaren stap voor stap de wind- en zonne-energielobby infiltreerden. Intussen hebben vertegenwoordigers van traditionele energiebedrijven als het Spaanse Iberdrola, het Duitse E.On en het Italiaanse Enel een meerderheid in het bestuur in de Europese Wind Energie Vereniging (EWEA) en de Vereniging voor Europese Zonne-energie Industrie (EPIA). Sinds kort zijn zowel de president als vice-president van de EPIA afkomstig van het Franse olie- en gasconcern Total.
Het gevolg? De verenigingen schroeven in hun lobby de ambities voor hernieuwbare energie terug – van 45 procent in 2030, naar 30 procent.
Toch liever een lage olieprijs dan?
Het mocht niet lang duren. Met de economische crisis van 2008 doken ook de olieprijzen naar beneden. De afgelopen paar jaar krabbelde de prijs gestaag weer op, samen met de wereldeconomie. Tot afgelopen herfst. Opeens implodeerde de olieprijs naar rond de 50 dollar per vat.
Lage olieprijzen stimuleren ook de vraag naar olie. Consumenten kunnen goedkoper tanken en de vraag naar suv’s neemt weer toe
De hele oliemarkt is in rep en roer. Dure fossiele projecten, waarvan bedrijven de investeringskosten alleen maar kunnen terugwinnen bij een hoge olieprijs, staan op de tocht. In reactie op de lage olie- en gasprijzen kondigde Shell aan investeringen in nieuwe fossiele-energie-infrastructuur met 15 miljard dollar terug te schroeven. Het bedrijf bevroor plannen voor ontwikkeling van een petrochemische fabriek in Qatar, kosten: 6,5 miljard dollar. BP kondigde aan meer dan vijfhonderd banen te schrappen bij hun activiteiten in de Noordzee.
Het gaat nog verder. Eind vorig jaar publiceerde investeringsbank Goldman Sachs een verbluffend rapport. Door de lage olieprijzen, zal bijna 1 biljoen (1 met 12 nullen) aan investeringen in toekomstige olieprojecten ongedaan worden gemaakt. Volgens de bankiers van Goldman zal van de vierhonderd grootste nieuwe olie- en gasvelden ter wereld nog maar één derde financieel rendabel zijn bij een olieprijs van 70 dollar per vat. Bij de huidige prijs van 50 dollar valt nog een groter deel af.
Goed nieuws voor de transitie, zou je denken.
Toch niet. Lage olieprijzen stimuleren ook de vraag naar olie. Consumenten kunnen goedkoper tanken en de vraag naar suv’s begint in de VS weer toe te nemen. En: alternatieve brandstoffen en energiebronnen worden relatief gezien weer duurder.
Maar waarom daalt die olieprijs eigenlijk?
Er zit iets geks aan de huidige daling van de olieprijs. In tegenstelling tot de crash van 2008, is er ditmaal geen duidelijke economische oorzaak aan te wijzen.
Er doen wel allerlei verklaringen de ronde. Experts wijzen erop dat de Verenigde Staten in de afgelopen jaren hun (schalie)olieproductie enorm hebben weten uit te breiden, waardoor er een overaanbod is op de wereldmarkt. Van oliekartel OPEC en kernlid Saoedi-Arabië werd verwacht dat zij hun productie navenant zouden verlagen om mondiale olieprijzen te stabiliseren. Het lijkt er echter op dat Saoedi-Arabië daar geen zin in heeft.
Waarom? De een ziet het als strategie om Rusland verder economisch onder druk te zetten, gezien de Russische economie erg afhankelijk is van een hoge fossiele-brandstofprijs. De ander als strategie om producenten van onconventionele (en vaak duurdere) brandstoffen zoals teerzandolie en Amerikaanse schalieolie uit de markt te drukken.
De meest vergaande theorie is dat Saoedi-Arabië de productie hoog houdt omdat het land het einde van het fossiele-energietijdperk ziet naderen. De Saoedi’s willen nog zoveel mogelijk fossiele brandstoffen produceren voordat de industrie het slachtoffer wordt van de strijd tegen klimaatverandering.
Waarom dit hét moment is
Terwijl de hele wereld de motieven van de Saoedi’s probeert te doorgronden, moeten we misschien een stap achteruit doen. Want eigenlijk is de duik van de olieprijs op zichzelf niet zo interessant – het gaat erom dat prijs fluctueert. Het gaat erom dat de dip zo snel gaat, zo onverwacht is en zo dicht op de vorige zit. En dat is niet het enige.
- Er zijn spanningen over de toegang tot fossiele brandstoffen.
- De koolstofbubbel wordt een steeds groter probleem.
- Er is steeds meer weerstand tegen schaliegas.
- En er zijn serieuze politieke onderhandelingen gaande om klimaatverandering een halt toe te roepen.
Al die zaken voeren de druk op voor de fossiele-energie-industrie. Tel daarbij de snelle technologische ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen op en het lijkt erop dat alle ingrediënten voorhanden zijn om de markten voor olie en gas op lange termijn instabiel te maken.
Hernieuwbare energie is een stabiel alternatief
In deze tijden van grote onzekerheid over de prijzen van fossiele brandstoffen heeft groene energie één bijzonder aantrekkelijke eigenschap: de kosten zijn vooraf bekend. Wanneer je een windturbine of een zonnepaneel installeert, weet je vrij exact wat dat gaat kosten en opleveren. Dit in tegenstelling tot fossiele bronnen.
Door over te stappen op hernieuwbare energiebronnen kunnen (grote) elektriciteitsgebruikers vrij nauwkeurig berekenen wat hun energieprijzen zullen zijn, tot wel twintig jaar vooruit. Voor investeerders was dat lange tijd niet zo interessant – duurzaam was gewoon te duur.
Maar dat was vroeger: windmolens op land kunnen nu al concurreren met fossiel en ook zonne-energie wordt steeds goedkoper. Consumenten weten dit al langer. Slimme financieringsmechanismen schieten als paddenstoelen uit de grond. Zo zijn er momenteel leasecontracten voor zonnepanelen en hypotheken voor energieneutraal renoveren.
Sinds kort zijn de ietsjes duurdere, maar stabiele energieprijzen ook aantrekkelijk voor grootgebruikers. Bedrijven waarvoor de energieprijzen een belangrijke kostenpost zijn, ontwikkelen strategieën om op hernieuwbare energie over te stappen. Zo wil Akzo Nobel – dat net zoveel energie verbruikt als heel Litouwen - in 2020 45 procent van de energie uit hernieuwbare bronnen halen. Het is nu wachten op investeringsmaatschappijen die hun projecten in de onzekere fossiele sector gaan afdekken met grote investeringen in hernieuwbare energie.
De discussie over de oorzaken en gevolgen van een hoge of lage olieprijs raakt zo langzaam achterhaald. De beste olieprijs voor de overstap naar groen is niet hoog, niet laag, maar heftig fluctuerend.
Dit artikel is gebaseerd op het Engelstalige artikel ‘ What is the ideal oil price for the energy transition?’ dat op 7 januari 2015 op de Energy Post.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!