Herinner je je nog het debat voor de gemeenteraadsverkiezingen van vorig jaar bij Pauw & Witteman? In de studio debatteerden de fractievoorzitters uit de Tweede Kamer onder meer over de vraag of het kabinet moest investeren in werk in plaats van bezuinigen.

Het was een ultieme poging om de gevolgen van de lokale verkiezingen op de landelijke politiek te projecteren en zo de burgers naar het stemhokje te lokken. Opiniepeilers TNS NIPO en IPSOS voorspelden namelijk een ‘historisch lage opkomst’. Voor het eerst zou bij de gemeenteraadsverkiezingen meer dan de helft van de kiezers

dat er sinds enkele jaren veel actiever opgeroepen wordt überhaupt te gaan stemmen. Op de aankondigingsaffiches van het Verkiezingsfestival in Leiden pronkte burgemeester Henri Lenferink in het pak van circusdirecteur. Centraal in de campagne van de gemeente stond niet de vraag op wié je stemde, maar wáár je stemde.

De behoefte van Den Haag om de aanstaande Provinciale Statenverkiezingen te nationaliseren, zal door de toegenomen politieke rol van de Eerste Kamer nog verder groeien. Dat lijkt een goed idee wanneer je verkiezingen beschouwt als een middel om de opvattingen van zoveel mogelijk burgers in de politiek te vertegenwoordigen. Jong of oud, man of vrouw, laag- of hoogopgeleid: iedereen moet 18 maart zijn of haar stem laten horen, is de gedachte.

Maar stel dat een groep kiezers niet zo goed weet wat er in het provinciehuis gebeurt of daar niet zoveel waarde aan hecht. Moeten deze kiezers zich door het praatje van het Tweede Kamerlid op de zaterdagmiddagmarkt laten overhalen om toch wél hun stem uitbrengen?

Allereerst: hoeveel mensen gaan eigenlijk stemmen?

TNS NIPO wederom van een laag animo voor de aanstaande verkiezingen: 41 procent van de kiezers geeft aan ‘zeker wel’ te gaan stemmen.

Maar peilingen blijken een verraderlijke graadmeter. Bij de gemeenteraadsverkiezingen stemde uiteindelijk 53,8 procent van de bevolking, tien procent meer dan in de prognose van IPSOS in februari. ‘Dat kan je blijkbaar niet goed peilen één of twee dagen van tevoren,’ concludeerde van de NOS-redactie. Hij twijfelde of het in de toekomst nog wel zin heeft om hierover peilingen te brengen.

Waarom die opkomstcijfers zo moeilijk te geven zijn? Mensen geven in opinie-onderzoek sociaal wenselijke antwoorden, vergeten de verkiezingsdag of raken een stemkaart kwijt en vragen geen nieuwe aan. Ook het weer speelt een rol. Een verkiezingsdag met veel regen leidt tot een iets lagere opkomst dan een dag met veel zon. Het nationaliseren van de Provinciale Statenverkiezingen zou de opkomst kunnen verhogen, al is het effect daarvan niet zeker.

Hoe werden de provinciale verkiezingen landelijk?

De Provinciale Statenverkiezingen zijn eigenlijk al ruim veertig jaar minder interessant voor kiezers dan de parlementsverkiezingen. De opkomst van die eerste daalde sterk sinds de afschaffing van de stemplicht: van 75,1 procent in 1974 naar 46,4 procent in 2007. Voor de Tweede Kamer kwam in 1977 88 procent van het electoraat opdagen, tegen nog steeds 74,6 procent in 2012.

De houding van de kiezer veranderde daarentegen wel weer tijdens het eerste minderheidskabinet van premier Rutte. Want als landelijke verkiezingen meer stemmers trekken, waarom de lokale verkiezingen dan niet landelijker maken, zo redeneerde de premier. Hij om in ieder geval één van de drie regeringspartijen te steunen. ‘Maakt niet uit wat u stemt. Als het maar op CDA, PVV of VVD is.’

Toenmalig PvdA-leider Job Cohen ging als oppositieleider de kiezer kon zich tegen de bezuinigingen van het kabinet keren. ‘Dáár [in de Eerste Kamer, RdJ] wordt bepaald of het kabinet zomaar zijn gang kan gaan, zijn plannen kan doordrukken, of dat we ons land op ónze koers kunnen krijgen.’

Rutte en Cohen beperkten in 2011 de keuze van de kiezer dus tussen een stem vóór of tegen het kabinet. Daarmee scherpten zij de verschillen tussen de coalitiepartijen en de oppositie aan. Het gaf de kiezer een kans om al dan niet een motie van wantrouwen tegen de regering uit te spreken. Dit gebeurde: 56 procent stemde, zo’n tien procent meer dan in 2007.

En ook de Eerste Kamer zelf is sinds 2011 politieker geworden. Al vanaf het begin moest kabinet-Rutte II akkoorden sluiten met enkele ‘oppositiepartijen’ om daar een meerderheid te behalen. De hoogopgelopen spanningen van afgelopen december rondom de vrije artsenkeuze benadrukte nogmaals de grotere politieke rol van de Senaat. Drie PvdA-senatoren stemden tegen het voorstel van minister Edith Schippers (VVD, Gezondheid): volgens hen zouden zorgverzekeraars te veel macht krijgen. Hierop strandde het plan in de Eerste Kamer. De VVD verlangde een garantie dat een nieuw voorstel wél de goedkeuring van de gehele PvdA zou krijgen.

Het beïnvloedt de stemoverwegingen van de kiezer bij de Provinciale Statenverkiezingen, zo is de verwachting. De burger krijgt 18 maart de keuze tussen coalitie- en oppositiepartijen (al is de rol van D66, ChristenUnie en SGP wat schimmiger) en kan zo proberen de regering te dwingen met andere partijen samen te werken en akkoorden

Oké, er stemmen iets meer mensen. Maar is dat het wel waard?

Kiezers en partijen maken een landelijk feestje van de campagne voor deze verkiezingen. Premier Rutte kondigde al in januari aan met zijn campagne te beginnen, ook al is hij zelf niet verkiesbaar: ‘Dit zijn landelijke verkiezingen, die raken direct ook zei hij zelfs.

Ook zijn collega’s uit de Tweede Kamer kunnen niet achterblijven. Bij het debat van de NOS – één dag voor de verkiezingen op 18 maart – doen naast Rutte ook Diederik Samsom (PvdA), Emile Roemer (SP), Sybrand Buma (CDA), Alexander Pechtold (D66) en Geert Wilders (PVV) mee. Om het nog eens extra verwarrend te maken staat op de verkiezingsaffiches van de PVV alleen Wilders afgebeeld met de slogan ‘Genoeg is genoeg’ – terwijl zijn naam op het stembiljet

Tweede Kamerleden die nu in beeld komen bij de debatten, voeren geen provinciaal beleid en hoeven dus geen verantwoording af te leggen voor de keuzes van de afgelopen jaren

Volgens Joop van Holsteyn, bijzonder hoogleraar kiezersonderzoek in Leiden, leeft de provincie echter absoluut niet meer dan vier jaar geleden. ‘Ik heb geen glazen bol, maar ik verwacht een vergelijkbare opkomst als in 2011. De kiezer is nu eenmaal meer geïnteresseerd in nationale dan provinciale politiek. Het is misschien mooi dat de verkiezingen meer aandacht krijgen doordat landelijke kopstukken van partijen zich met de campagne bemoeien, maar het leidt ook tot spelverruwing. De Provinciale Statenverkiezingen gaan eerst en vooral over de provincie. Tweede Kamerleden die nu in beeld komen bij de debatten, voeren geen provinciaal beleid en hoeven dus geen verantwoording af te leggen voor de keuzes van de afgelopen jaren. Zij doen er volstrekt niet toe op provinciaal niveau. Dit maakt van de verkiezingen een schimmig spel voor de burger,’ aldus Van Holsteyn.

Een deel van de kiezers rekent partijen af op nationale prestaties, maar lang niet iedereen laat zich daartoe verleiden door het gedruis van de landelijke kopstukken. Bij de gemeenteraadsverkiezingen vorig jaar veroverden de lokale partijen bijvoorbeeld 30 procent van alle raadszetels in Nederland. Nu doen 150 verschillende ‘lokalo’s’ mee om hun plek te verdedigen in het provinciebestuur én de Eerste Kamer. De Onafhankelijke Senaatsfractie heeft daar nu één zetel.

Zijn mensen onverschillig als ze niet gaan stemmen?

Altijd en overal een hoge opkomst hoeft niet per definitie positief te zijn, stelt politicoloog Van Holsteyn. ‘Sommige politici spreken van een ‘zwarte dag van de democratie’ als de opkomst tegenvalt. Maar kiezers kunnen heel goede redenen hebben om thuis te blijven. Als er onvoldoende duidelijk is wat er op het spel staat of als partijen te veel op elkaar lijken bijvoorbeeld. Bij de komende verkiezingen kun je je zelfs afvragen of de landelijke bemoeienis voor kiezers niet de reden wordt om wég te blijven. Mensen met een mening over de provincie zullen zich kapot ergeren wanneer in de campagne de belangrijke provinciale thema’s verdwijnen in het rumoer van de landelijke politiek.’

Zijn media en partijen in Den Haag dus te pessimistisch over de houding van de cynische of onverschillige burgers?

Zolang voor de stemmer de verschillen tussen partijen duidelijk blijven, hoeven politici zich niet in allerlei bochten te wringen en de landelijke dimensie van de aanstaande verkiezingen boven het provinciale belang te stellen. ‘Je wilt als partij de geïnteresseerde en geïnformeerde kiezer naar de stembus lokken, niet de kiezer die maar wat doet,’ stelt Van Holsteyn. ‘We hebben stemrecht, en géén stemplicht, in de veronderstelling dat kiezers serieus nadenken over verkiezingen. Zij maken zelf de afweging of ze dit belangrijk genoeg vinden en er genoeg van weten om te

Zijn media en partijen in Den Haag dus te pessimistisch over de houding van de cynische of onverschillige burgers? Dat is wel de conclusie die de politicologen Jacques Thomassen, Carolien van Ham en Rudy Andeweg in hun boek trekken. Er bestaat een hardnekkig beeld van een kloof tussen burgers en politici, maar dit beeld doet geen recht aan de realiteit, aldus de auteurs. Burgers zijn vooral berekender en daardoor wisselvalliger. Maar dat betekent niet dat ze per se onverschilliger zijn. Ook niet als de helft van de kiezers wegblijft bij de stembus.

De opkomst is de uitslag en negen andere observaties over de gemeenteraadsverkiezingen Nooit eerder gingen verkiezingen zozeer over de verkiezingen zelf als tijdens de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen in Nederland. We zijn getuige geweest van meta-verkiezingen. Een analyse in tien korte observaties. Lees hier het verhaal Waarom politieke partijen steeds meer op elkaar lijken De Nederlandse democratie is een zooitje. Kiezers zweven, kabinetten vallen bij bosjes en de kloof tussen burger en politiek is nog nooit zo groot geweest. Althans, dat is het standaardbeeld. In werkelijkheid hebben partijen nog nooit zo op elkaar geleken. En die kloof? Die is kleiner dan ooit, constateert correspondent Rutger Bregman. Lees hier het stuk van Rutger terug