Armoede uitgelegd aan mensen met geld
Armoede is je eigen schuld.
Armoede is niet meer dan een gebrek aan geld.
Armoede leidt tot domme en ongezonde keuzes.
In een land geregeerd door welvarende, hogeropgeleide mensen wordt op een beperkte en soms zelfs schadelijke manier naar armoede gekeken.
Tim ’S Jongers groeide op in armoede, ging uiteindelijk studeren, deed onderzoek naar armoede en doet nu beleidsvoorstellen om het tegen te gaan.
Hoe de meeste mensen denken over armoede, ontdekte hij, klopt van geen kant.
Daarom schreef hij dit boek: een spoedcursus armoede, bedoeld voor mensen met geld. Want armoede bestrijden kan pas als zij anders leren kijken.
Tim ’S Jongers (1981) is politicoloog, bestuurskundige en directeur van de Wiardi Beckman Stichting. Voor De Correspondent schrijft hij als correspondent Samenleven over armoede; van zijn boek Beledigende broccoli zijn meer dan 10.000 exemplaren verkocht.
Foto: Frank Ruiter
Nooit meer een boek van ons missen?
Met een boekenlidmaatschap van De Correspondent heb je al onze boeken als eerste in huis. Automatisch en zonder verzendkosten.
En draag je bij aan:
- Onafhankelijke onderzoeksjournalistiek.
- Duurzaam uitgegeven boeken.
- Toegankelijke boeken voor iedereen.
Lees de proloog
Hoi, ik ben Tim. Regelmatig krijg ik de vraag of ik niet woedend ben. In mijn werk als politicoloog en publicist houd ik me namelijk bezig met moeilijke thema’s als armoede, ongelijkheid en bestaansonzekerheid. Onderzoek na onderzoek toont aan dat de Nederlandse overheid er de laatste jaren niet in is geslaagd om kwetsbare groepen in onze samenleving te beschermen.
Het feit dat ik me kan uitspreken en frustraties van me af kan schrijven, kanaliseert gelukkig het een en ander. Ik heb wat ik ‘articulatiemacht’ noem: ik bevind me in de positie om me uit te spreken én er wordt naar me geluisterd, al dan niet met succes.
Toegegeven, er zijn voldoende redenen om woedend te zijn. In Nederland groeien bijvoorbeeld ruim 200.000 kinderen in armoede op. Met dit gigantische aantal kun je vier keer de Johan Cruijff ArenA vullen; iets waar enkel grootheden als Bruce Springsteen of Taylor Swift aan kunnen tippen.
In Vlaanderen kan je dan weer het Antwerpse Sportpaleis vullen met alle baby’s en peuters tot de leeftijd van drie die in armoede leven. Een aantal dat verdubbeld is de laatste twintig jaar.
En wat te denken van de verschillen in verwachte levensjaren en ervaren goede gezondheid tussen mensen met geld en mensen zonder geld? Behoor je bijvoorbeeld tot de minst welvarende mannen, dan kijk je uit naar een leven dat negen jaar korter duurt dan dat van de meest welvarende mannen. Wat betreft ‘als goed ervaren gezondheid’ is het verschil zelfs vijfentwintig jaar.
Woedend zijn is iets anders dan moedeloos worden. Wekelijks word ik door ambtenaren of bestuurders uit zorg en welzijn uitgenodigd om een lezing te geven over de kloof tussen de wereld van de beleidsmakers en de wereld van de mensen die in armoede leven. Ik kijk dan uit op een zaal van pakweg honderd ambtenaren, die mij blijkbaar nodig hebben voor een analyse van hun eigen vakgebied.
Let wel, die ambtenaren mogen zich net als ik tot een select clubje van hoogopgeleide, goedverdienende burgers rekenen. We behoren namelijk tot de 15 procent van de Nederlandse bevolking die een universitaire mastertitel op zak heeft. Daarmee maken we deel uit van een relatief klein samenlevingsgroepje dat zich bovenaan de spreekwoordelijke maatschappelijke ladder bevindt. Het is hier goed toeven.
Ja, ik gebruik de term ‘hoogopgeleid’, al is het spreken in termen van ‘hoog- en laagopgeleid’ in toenemende mate onderwerp van maatschappelijk debat. Op een bepaald moment is het goddank begonnen te dagen dat het niet fraai is om ongeveer de helft van de samenleving weg te zetten als ‘laag’. Het zou daarom beter zijn om te spreken in termen van ‘theoretisch en praktisch geschoolden’, om de indruk te vermijden dat er eerste- en tweederangsburgers zijn.
Inderdaad, taal is cruciaal voor onze blik op de werkelijkheid en kan veranderingen in gang zetten. Maar omdat het vooralsnog structurele factoren zijn die ervoor zorgen dat laagopgeleiden de belabberdste posities innemen in ons land en hoogopgeleiden de comfortabelste, houd ik bewust deze termen aan. De ongemakkelijke waarheid is dat deze terminologie ook iets over óns zegt.
Zelf behoor ik nog maar een kleine tien jaar tot de groep hoogopgeleiden, want tot ruim boven mijn dertigste levensjaar had ik geen noemenswaardig diploma op zak. Een bestaan zonder diploma’s heeft zo zijn invloed op de kansen die je krijgt en daarmee je gehele bestaan. Geloof me, het contrast tussen je onderaan of bovenaan de maatschappelijke ladder bevinden is groot.
Wanneer de kansen in het leven niet voor het grijpen liggen, moet je ze grotendeels zelf creëren. Maar doordat je uit onwetendheid beginnersfouten maakt en er geen mensen zijn die je de weg tonen, duurt alles vele malen langer. Probeer bijvoorbeeld maar eens een belastingformulier in te vullen als je niet weet waar dat ding voor dient. Of probeer maar eens zonder enige financiële en morele steun een universiteitsopleiding te volgen.
Met onvoldoende parate kennis of ondersteuning is het bestaan een taaie en harde leerschool. Mede daardoor heeft het tot ongeveer mijn veertigste geduurd alvorens ik mijn huidige stabiele en veilige plekje op de maatschappelijke ladder kon innemen.
Terugkijkend was mijn ‘sociale stijging’ een frustrerend verandertraject. Weinig kennis uit mijn verleden bleek bruikbaar in mijn nieuwe heden. En hoe hoger ik kwam, hoe meer ik dacht: what the fuck is wrong with this world?
Nu is alles soort van anders. Het persoonlijke tij is drastisch gekeerd. Van complete onzekerheid over mezelf en mijn bestaan naar zekerheid en een zekere status. Van pavlovreacties bij het ontvangen van belastingformulieren naar de mogelijkheid om die door een belastingadviseur te laten invullen en met een gerust gemoed te slapen. Nog steeds denk ik what the fuck is wrong with this world, maar de grip op mijn denken en doen was nog nooit zo groot als nu. De zekerheden uit het rijk der betergestelden bieden rust en overzicht. Armoede biedt dat net wat minder.
Het blijft een absurde gewaarwording: vroeger leidde ik een haast onzichtbaar bestaan, nu sta ik als zogenaamd armoede-expert (verschrikkelijk woord vind ik dat) voor gevulde zalen – nieuwsgierig als mensen zijn naar mijn visie op de hedendaagse samenleving en de hardnekkige ongelijkheid. En ha, jij hebt vermoedelijk zelfs betaald voor dit boek!
Mijn nieuwe plek op de maatschappelijke ladder brengt niet per se met zich mee dat ik mijn leven altijd als prettig ervaar. Spijtig genoeg zorgt het contrast tussen vroeger en nu ervoor dat ik me in een constante staat van sociaal-maatschappelijke schizofrenie bevind. Dat zal je merken wanneer je verder leest. Want tot welke groep behoor je als je arm bent opgegroeid? Maatschappelijk gezien sta ik nu bovenaan de ladder, maar mijn vorming heeft zich onderaan die ladder afgespeeld.
Wat daarom goed is om te weten: wanneer ik in dit boek ‘we’ schrijf, bedoel ik meestal hoogopgeleiden (hoger beroepsonderwijs en alles daarboven), de groep die het in onze samenleving doorgaans goed getroffen heeft en waartoe ik zelf nu ook behoor – al voel ik me nog regelmatig een buitenstaander. Het is deze groep die ik met dit boek wil aanspreken, omdat zij nu vaak de macht hebben om de samenleving te veranderen.
Als prille twintiger las ik het boek De alchemist van de schrijver Paulo Coelho. Daarin gaat de jonge schaapsherder Santiago op zoek naar een schat. Een tocht die hem in onverwachte situaties brengt. Hij wordt beroofd, gevangengezet en verliefd.
Wat Santiago leert van zijn gevaarlijke avontuur door de woestijn is dat het niet om de bestemming gaat, maar om de reis zelf. Niet het vinden van de schat is het grootste goed, de waarde zit hem in de leermomenten op weg daarnaartoe.
Nu ik de schat van bestaanszekerheid en een hoopvolle toekomst heb gevonden, kan ik Santiago’s les beamen. De reis die nodig was om mijn huidige plek op de maatschappelijke ladder te bemachtigen, zat vol leermomenten die me rijk aan ervaringen en observaties hebben gemaakt. Overigens: ik vind het woord ‘reis’ in dit verband iets te romantisch klinken, net als ‘schat’, maar je begrijpt ongetwijfeld de metafoor.
De leermomenten van mijn reis deel ik sinds een aantal jaar in mijn lezingen en artikelen over armoede, ongelijkheid en bestaansonzekerheid. En nu dus in dit boek. De kern van mijn betoog is simpel: willen we armoede effectief bestrijden, dan zullen we ons niet op de mensen in armoede moeten storten, maar éérst de blik van mensen met geld op armoede moeten veranderen. Mensen die doorgaans hoogopgeleid zijn, grotendeels gezond, vaak gelukkig, en zich in een goede sociaal-economische positie bevinden.
Ik vermijd in mijn vertellingen doelbewust een ‘armoedepeepshow’: de focus op de zielige verhalen, om daarmee het thema pakkend te maken. Dat doe ik omdat armoedepeepshows grotendeels voorbijgaan aan het aandeel van de mensen mét geld in de armoedeproblematiek.
Let maar eens op, verhalen en tv-programma’s over armoede gaan uitsluitend over mensen die in armoede leven. Maar het is óns clubje van goedverdienende hoogopgeleiden die voor hen vrijwel alles bepalen. Denk daarbij aan de hoogte van het minimumloon, de regels omtrent bijstand, de huurprijs van een sociale woning, de lengte van en voorwaarden voor schuldhulpverlening en de toegang tot noodzakelijke ondersteuning zoals de voedselbank.
Ondanks de toenemende publieke aandacht voor de armoedeproblematiek en alle armoedeporno op televisie kampen we, durf ik als Vlaming wel te stellen, in Nederland met een gigantische begripskloof. Bij menige talkshow wordt nog steeds de vraag gesteld: maar wat is armoede nou écht?
Nog steeds vragen zalen vol beleidsambtenaren en andersoortige mensen met geld zich hoofdschuddend af hoe dit allemaal kan ‘in een welvarend land als Nederland’. En de moraliserende toon richting mensen in armoede neemt slechts gestaag af. Nog steeds zijn het ‘domme mensen’ die ‘ongezonde keuzes’ maken. En wat doet die flatscreentelevisie in hun woonkamer?!
Mijn punt is: tot de dominante groep hoogopgeleiden mét articulatiemacht behoren is niet vrijblijvend. Want het betekent dat wij het maatschappelijke debat aansturen, aan de knoppen (gaan) draaien in de beleidswereld, het bedrijfsleven of de media, politiek actiever zijn dan de gemiddelde Nederlander én over de middelen beschikken om beleid en samenleving in een voor ons gunstige richting te duwen. Onze positie brengt een verantwoordelijkheid met zich mee.
Er is veel dat we kunnen doen ter bestrijding van armoede en ongelijkheid. En toegegeven, er gebeurt ook heel veel. Toch blijken veel interventies hun doel voorbij te schieten, ongewenste bijeffecten te hebben en de structurele problemen niet aan te pakken. Dit heeft alles te maken met de begripskloof.
Je kunt bijvoorbeeld een budgetcoach met een app op pad sturen langs mensen die in armoede leven. Maar zolang iemand structureel geld tekort komt, is dat vooral een app om geld te beheren dat je niet hebt. En hoeveel notificaties die je wijzen op je benarde financiële situatie heb je nodig om gek te worden?
Daarnaast zijn diegenen die het probleem denken te kunnen oplossen bijna nooit degenen die het probleem ondergaan. Er is volgens mij geen enkel domein waar het adagium ‘niet over de mensen zonder de mensen’ zo afwezig is als in het armoededomein. Mensen die in armoede leven of geleefd hebben, zijn blijkbaar onvoldoende theoretisch geschoold om volwaardig gesprekspartner te zijn.
Nog zoiets: een begripskloof dicht je niet met geld. Hoe we naar de samenleving kijken alvorens we aan de knoppen draaien, of laten draaien, is van groot belang. Willen we een structureel beter armoedebeleid en een andere kijk op de zogenaamde ‘onderkant’ van de maatschappelijke ladder, dan zullen wij, hoogopgeleiden met een goede sociaal-economische positie, vooral eerst naar onszelf moeten kijken. Want wij bepalen de dominante opvattingen en daarmee ook de richting van het armoedebeleid. Wij zijn de knoppendraaiers, direct dan wel indirect.
Maar kunnen wij vanuit onze dominante positie wel het goede doen voor burgers die onderaan de maatschappelijke ladder bungelen? Onderzoek toont aan dat we in een steeds eenzijdiger wereld zijn komen te leven: ons kent ons en ons zoekt ons op. De leefwerelden van arm en rijk zijn zo de laatste tien jaar alleen maar verder uit elkaar komen te liggen. Niet geheel verrassend: de groep mensen met de hoogste 20 procent van de inkomens verlaat het minst de eigen bubbel. Dus wel macht, maar niet het zicht.
Ja, ik ben er stellig van overtuigd dat als we de begripskloof dichten, we armoede vervolgens veel effectiever kunnen bestrijden.
De nood is hoog, want armoede knaagt aan onze samenleving. Armoede raakt het recht op een behoorlijke levensstandaard, het recht op gezondheid, het recht op huisvesting, het recht op onderwijs, het recht op arbeid én het recht op volwaardige deelname aan de samenleving. Met als gevolg: ongelijkheid binnen de samenleving, maatschappelijke onvrede én wantrouwen in de overheid en onze democratie.
Ten behoeve van het dichten van de begripskloof zal ik in dit boek de veelkantigheid van armoede tonen en je in de latere hoofdstukken een inkijk geven in de diepte van de armoede die ik zelf heb gekend. Ik zal er evenwel geen peepshow van maken en alleen functioneel exhibitionistisch zijn: daar waar het noodzakelijk is, zal ik de analyse ondersteunen met ervaringen uit mijn reis.
Dat doe ik overigens in het volle besef dat het mijn persoonlijke ervaringen zijn en dat armoede niet voor iedereen hetzelfde verhaal zal zijn. De ene armoede is nu eenmaal de andere niet.
Zo had ik eind 2023 een gesprek over klassenverschillen met Ron Meyer, auteur van het boek De onmisbaren. Een ode aan mijn sociale klasse. In zijn boek houdt Meyer een vurig pleidooi om klassenverschillen centraal te stellen in het politieke en publieke discours. Dat doet hij vanuit zijn ervaring als kind uit een arm gezin in de Heerlense arbeidersbuurt Zeswegen.
Ook Meyer vermijdt in zijn boek een armoedepeepshow; hij gebruikt zijn persoonlijke relaas om zijn analyse van het leven aan de hedendaagse onderkant van de maatschappelijke ladder kracht bij te zetten. Meyer en ik vinden elkaar in onze strijd én onze deels gedeelde geschiedenis. Ik schrijf hier bewust deels gedeelde geschiedenis. Meyer en ik zijn namelijk beiden opgegroeid in de laagste sociale klasse, maar ook daarin zijn verschillen. Uit het gesprek met Meyer bleek dat in zijn geval een hecht en liefdevol gezinssysteem cruciaal is geweest voor zijn ontwikkeling, ondanks de problemen die er thuis waren. Het omgekeerde gold voor mij: het ontbreken van een hecht en functioneel gezinssysteem is bepalend geweest voor de lange stagnatie in mijn ontwikkeling.
Het is cruciaal dat wanneer we naar een bepaalde klasse kijken, we het niet per definitie over een homogene groep hebben. En toegegeven, hier hoort een disclaimer bij: dit geldt ook voor mensen met geld. De ene rijkdom is de andere niet.
Desondanks ben ik me ervan bewust dat ik in vergelijking met anderen in diepe armoede een zeker voorrecht heb genoten. Ik heb namelijk nooit last gehad van andere machtsongelijkheden zoals racisme en seksisme of een zichtbare beperking. Ik kan mezelf totaal niet inbeelden hoe ik dat soort afschuwelijk onrecht er nog bij had kunnen nemen.
Maar we moeten ergens beginnen om die begripskloof te verkleinen en de moedeloosheid weg te duwen.
We starten bij de oppervlakte van wat armoede is. En daarna zullen we pagina voor pagina de diepte in duiken.