En wat te denken van de verschillen in verwachte
levensjaren en ervaren goede gezondheid tussen
mensen met geld en mensen zonder geld? Behoor je
bijvoorbeeld tot de minst welvarende mannen, dan
kijk je uit naar een leven dat negen jaar korter
duurt dan dat van de meest welvarende mannen.
Wat betreft ‘als goed ervaren gezondheid’ is het
verschil zelfs vijfentwintig jaar.
Woedend zijn is iets anders dan moedeloos
worden. Wekelijks word ik door ambtenaren of
bestuurders uit zorg en welzijn uitgenodigd om
een lezing te geven over de kloof tussen de
wereld van de beleidsmakers en de wereld van de
mensen die in armoede leven. Ik kijk dan uit op
een zaal van pakweg honderd ambtenaren, die mij
blijkbaar nodig hebben voor een analyse van hun
eigen vakgebied.
Let wel, die ambtenaren mogen zich net als ik
tot een select clubje van hoogopgeleide,
goedverdienende burgers rekenen. We behoren
namelijk tot de 15 procent van de Nederlandse
bevolking die een universitaire mastertitel op
zak heeft. Daarmee maken we deel uit van een
relatief klein samenlevingsgroepje dat zich
bovenaan de spreekwoordelijke maatschappelijke
ladder bevindt. Het is hier goed toeven.
Ja, ik gebruik de term ‘hoogopgeleid’, al is het
spreken in termen van ‘hoog- en laagopgeleid’ in
toenemende mate onderwerp van maatschappelijk
debat. Op een bepaald moment is het goddank
begonnen te dagen dat het niet fraai is om
ongeveer de helft van de samenleving weg te
zetten als ‘laag’. Het zou daarom beter zijn om
te spreken in termen van ‘theoretisch en
praktisch geschoolden’, om de indruk te
vermijden dat er eerste- en tweederangsburgers
zijn.
Inderdaad, taal is cruciaal voor onze blik op de
werkelijkheid en kan veranderingen in gang
zetten. Maar omdat het vooralsnog structurele
factoren zijn die ervoor zorgen dat
laagopgeleiden de belabberdste posities innemen
in ons land en hoogopgeleiden de comfortabelste,
houd ik bewust deze termen aan. De
ongemakkelijke waarheid is dat deze terminologie
ook iets over óns zegt.
Zelf behoor ik nog maar een kleine tien jaar tot
de groep hoogopgeleiden, want tot ruim boven
mijn dertigste levensjaar had ik geen
noemenswaardig diploma op zak. Een bestaan
zonder diploma’s heeft zo zijn invloed op de
kansen die je krijgt en daarmee je gehele
bestaan. Geloof me, het contrast tussen je
onderaan of bovenaan de maatschappelijke ladder
bevinden is groot.
Wanneer de kansen in het leven niet voor het
grijpen liggen, moet je ze grotendeels zelf
creëren. Maar doordat je uit onwetendheid
beginnersfouten maakt en er geen mensen zijn die
je de weg tonen, duurt alles vele malen langer.
Probeer bijvoorbeeld maar eens een
belastingformulier in te vullen als je niet weet
waar dat ding voor dient. Of probeer maar eens
zonder enige financiële en morele steun een
universiteitsopleiding te volgen.
Met onvoldoende parate kennis of ondersteuning
is het bestaan een taaie en harde leerschool.
Mede daardoor heeft het tot ongeveer mijn
veertigste geduurd alvorens ik mijn huidige
stabiele en veilige plekje op de
maatschappelijke ladder kon innemen.
Terugkijkend was mijn ‘sociale stijging’ een
frustrerend verandertraject. Weinig kennis uit
mijn verleden bleek bruikbaar in mijn nieuwe
heden. En hoe hoger ik kwam, hoe meer ik dacht:
what the fuck is wrong with this world?
Nu is alles soort van anders. Het persoonlijke
tij is drastisch gekeerd. Van complete
onzekerheid over mezelf en mijn bestaan naar
zekerheid en een zekere status. Van
pavlovreacties bij het ontvangen van
belastingformulieren naar de mogelijkheid om die
door een belastingadviseur te laten invullen en
met een gerust gemoed te slapen. Nog steeds denk
ik
what the fuck is wrong with this world,
maar de grip op mijn denken en doen was nog
nooit zo groot als nu. De zekerheden uit het
rijk der betergestelden bieden rust en
overzicht. Armoede biedt dat net wat minder.
Het blijft een absurde gewaarwording: vroeger
leidde ik een haast onzichtbaar bestaan, nu sta
ik als zogenaamd armoede-expert (verschrikkelijk
woord vind ik dat) voor gevulde zalen –
nieuwsgierig als mensen zijn naar mijn visie op
de hedendaagse samenleving en de hardnekkige
ongelijkheid. En ha, jij hebt vermoedelijk zelfs
betaald voor dit boek!
Mijn nieuwe plek op de maatschappelijke ladder
brengt niet per se met zich mee dat ik mijn
leven altijd als prettig ervaar. Spijtig genoeg
zorgt het contrast tussen vroeger en nu ervoor
dat ik me in een constante staat van
sociaal-maatschappelijke schizofrenie bevind.
Dat zal je merken wanneer je verder leest. Want
tot welke groep behoor je als je arm bent
opgegroeid? Maatschappelijk gezien sta ik nu
bovenaan de ladder, maar mijn vorming heeft zich
onderaan die ladder afgespeeld.
Wat daarom goed is om te weten: wanneer ik in
dit boek ‘we’ schrijf, bedoel ik meestal
hoogopgeleiden (hoger beroepsonderwijs en alles
daarboven), de groep die het in onze samenleving
doorgaans goed getroffen heeft en waartoe ik
zelf nu ook behoor – al voel ik me nog
regelmatig een buitenstaander. Het is deze groep
die ik met dit boek wil aanspreken, omdat zij nu
vaak de macht hebben om de samenleving te
veranderen.
Als prille twintiger las ik het boek
De alchemist van de schrijver Paulo
Coelho. Daarin gaat de jonge schaapsherder
Santiago op zoek naar een schat. Een tocht die
hem in onverwachte situaties brengt. Hij wordt
beroofd, gevangengezet en verliefd.
Wat Santiago leert van zijn gevaarlijke avontuur
door de woestijn is dat het niet om de
bestemming gaat, maar om de reis zelf. Niet het
vinden van de schat is het grootste goed, de
waarde zit hem in de leermomenten op weg
daarnaartoe.
Nu ik de schat van bestaanszekerheid en een
hoopvolle toekomst heb gevonden, kan ik
Santiago’s les beamen. De reis die nodig was om
mijn huidige plek op de maatschappelijke ladder
te bemachtigen, zat vol leermomenten die me rijk
aan ervaringen en observaties hebben gemaakt.
Overigens: ik vind het woord ‘reis’ in dit
verband iets te romantisch klinken, net als
‘schat’, maar je begrijpt ongetwijfeld de
metafoor.
De leermomenten van mijn reis deel ik sinds een
aantal jaar in mijn lezingen en artikelen over
armoede, ongelijkheid en bestaansonzekerheid. En
nu dus in dit boek. De kern van mijn betoog is
simpel: willen we armoede effectief bestrijden,
dan zullen we ons niet op de mensen in armoede
moeten storten, maar éérst de blik van mensen
met geld op armoede moeten veranderen. Mensen
die doorgaans hoogopgeleid zijn, grotendeels
gezond, vaak gelukkig, en zich in een goede
sociaal-economische positie bevinden.
Ik vermijd in mijn vertellingen doelbewust een
‘armoedepeepshow’: de focus op de zielige
verhalen, om daarmee het thema pakkend te maken.
Dat doe ik omdat armoedepeepshows grotendeels
voorbijgaan aan het aandeel van de mensen mét
geld in de armoedeproblematiek.
Let maar eens op, verhalen en tv-programma’s
over armoede gaan uitsluitend over mensen die in
armoede leven. Maar het is óns clubje van
goedverdienende hoogopgeleiden die voor hen
vrijwel alles bepalen. Denk daarbij aan de
hoogte van het minimumloon, de regels omtrent
bijstand, de huurprijs van een sociale woning,
de lengte van en voorwaarden voor
schuldhulpverlening en de toegang tot
noodzakelijke ondersteuning zoals de
voedselbank.
Ondanks de toenemende publieke aandacht voor de
armoedeproblematiek en alle armoedeporno op
televisie kampen we, durf ik als Vlaming wel te
stellen, in Nederland met een gigantische
begripskloof. Bij menige talkshow wordt nog
steeds de vraag gesteld: maar wat is armoede nou
écht?
Nog steeds vragen zalen vol beleidsambtenaren en
andersoortige mensen met geld zich
hoofdschuddend af hoe dit allemaal kan ‘in een
welvarend land als Nederland’. En de
moraliserende toon richting mensen in armoede
neemt slechts gestaag af. Nog steeds zijn het
‘domme mensen’ die ‘ongezonde keuzes’ maken. En
wat doet die flatscreentelevisie in hun
woonkamer?!
Mijn punt is: tot de dominante groep
hoogopgeleiden mét articulatiemacht behoren is
niet vrijblijvend. Want het betekent dat wij het
maatschappelijke debat aansturen, aan de knoppen
(gaan) draaien in de beleidswereld, het
bedrijfsleven of de media, politiek actiever
zijn dan de gemiddelde Nederlander én over de
middelen beschikken om beleid en samenleving in
een voor ons gunstige richting te duwen. Onze
positie brengt een verantwoordelijkheid met zich
mee.
Er is veel dat we kunnen doen ter bestrijding
van armoede en ongelijkheid. En toegegeven, er
gebeurt ook heel veel. Toch blijken veel
interventies hun doel voorbij te schieten,
ongewenste bijeffecten te hebben en de
structurele problemen niet aan te pakken. Dit
heeft alles te maken met de begripskloof.
Je kunt bijvoorbeeld een budgetcoach met een app
op pad sturen langs mensen die in armoede leven.
Maar zolang iemand structureel geld tekort komt,
is dat vooral een app om geld te beheren dat je
niet hebt. En hoeveel notificaties die je wijzen
op je benarde financiële situatie heb je nodig
om gek te worden?
Daarnaast zijn diegenen die het probleem denken
te kunnen oplossen bijna nooit degenen die het
probleem ondergaan. Er is volgens mij geen enkel
domein waar het adagium ‘niet over de mensen
zonder de mensen’ zo afwezig is als in het
armoededomein. Mensen die in armoede leven of
geleefd hebben, zijn blijkbaar onvoldoende
theoretisch geschoold om volwaardig
gesprekspartner te zijn.
Nog zoiets: een begripskloof dicht je niet met
geld. Hoe we naar de samenleving kijken
alvorens we aan de knoppen draaien, of
laten draaien, is van groot belang. Willen we
een structureel beter armoedebeleid en een
andere kijk op de zogenaamde ‘onderkant’ van de
maatschappelijke ladder, dan zullen wij,
hoogopgeleiden met een goede sociaal-economische
positie, vooral eerst naar onszelf moeten
kijken. Want wij bepalen de dominante
opvattingen en daarmee ook de richting van het
armoedebeleid. Wij zijn de knoppendraaiers,
direct dan wel indirect.
Maar kunnen wij vanuit onze dominante positie
wel het goede doen voor burgers die onderaan de
maatschappelijke ladder bungelen? Onderzoek
toont aan dat we in een steeds eenzijdiger
wereld zijn komen te leven: ons kent ons en ons
zoekt ons op. De leefwerelden van arm en rijk
zijn zo de laatste tien jaar alleen maar verder
uit elkaar komen te liggen. Niet geheel
verrassend: de groep mensen met de hoogste 20
procent van de inkomens verlaat het minst de
eigen bubbel. Dus wel macht, maar niet het
zicht.
Ja, ik ben er stellig van overtuigd dat als we
de begripskloof dichten, we armoede vervolgens
veel effectiever kunnen bestrijden.
De nood is hoog, want armoede knaagt aan onze
samenleving. Armoede raakt het recht op een
behoorlijke levensstandaard, het recht op
gezondheid, het recht op huisvesting, het recht
op onderwijs, het recht op arbeid én het recht
op volwaardige deelname aan de samenleving. Met
als gevolg: ongelijkheid binnen de samenleving,
maatschappelijke onvrede én wantrouwen in de
overheid en onze democratie.
Ten behoeve van het dichten van de begripskloof
zal ik in dit boek de veelkantigheid van armoede
tonen en je in de latere hoofdstukken een inkijk
geven in de diepte van de armoede die ik zelf
heb gekend. Ik zal er evenwel geen peepshow van
maken en alleen functioneel exhibitionistisch
zijn: daar waar het noodzakelijk is, zal ik de
analyse ondersteunen met ervaringen uit mijn
reis.
Dat doe ik overigens in het volle besef dat het
mijn persoonlijke ervaringen zijn en dat armoede
niet voor iedereen hetzelfde verhaal zal zijn.
De ene armoede is nu eenmaal de andere niet.
Zo had ik eind 2023 een gesprek over
klassenverschillen met Ron Meyer, auteur van het
boek
De onmisbaren. Een ode aan mijn sociale
klasse
. In zijn boek houdt Meyer een vurig pleidooi om
klassenverschillen centraal te stellen in het
politieke en publieke discours. Dat doet hij
vanuit zijn ervaring als kind uit een arm gezin
in de Heerlense arbeidersbuurt Zeswegen.
Ook Meyer vermijdt in zijn boek een
armoedepeepshow; hij gebruikt zijn persoonlijke
relaas om zijn analyse van het leven aan de
hedendaagse onderkant van de maatschappelijke
ladder kracht bij te zetten. Meyer en ik vinden
elkaar in onze strijd én onze deels gedeelde
geschiedenis. Ik schrijf hier bewust
deels gedeelde geschiedenis. Meyer en
ik zijn namelijk beiden opgegroeid in de laagste
sociale klasse, maar ook daarin zijn
verschillen. Uit het gesprek met Meyer bleek dat
in zijn geval een hecht en liefdevol
gezinssysteem cruciaal is geweest voor zijn
ontwikkeling, ondanks de problemen die er thuis
waren. Het omgekeerde gold voor mij: het
ontbreken van een hecht en functioneel
gezinssysteem is bepalend geweest voor de lange
stagnatie in mijn ontwikkeling.
Het is cruciaal dat wanneer we naar een bepaalde
klasse kijken, we het niet per definitie over
een homogene groep hebben. En toegegeven, hier
hoort een disclaimer bij: dit geldt ook voor
mensen met geld. De ene rijkdom is de andere
niet.
Desondanks ben ik me ervan bewust dat ik in
vergelijking met anderen in diepe armoede een
zeker voorrecht heb genoten. Ik heb namelijk
nooit last gehad van andere machtsongelijkheden
zoals racisme en seksisme of een zichtbare
beperking. Ik kan mezelf totaal niet inbeelden
hoe ik dat soort afschuwelijk onrecht er nog bij
had kunnen nemen.
Maar we moeten ergens beginnen om die
begripskloof te verkleinen en de moedeloosheid
weg te duwen.
We starten bij de oppervlakte van wat armoede
is. En daarna zullen we pagina voor pagina de
diepte in duiken.