Als de zuster voor de zoveelste keer een deur openmaakt, voel ik mijn wangen rood worden. Nu krijg ik wel vaker rode wangen, maar deze kan ik niet thuisbrengen. Is het woede? Teleurstelling? Of is het de Keniaanse zon, die zo ongenadig op mijn Nederlandse winterhuid brandt?
Vanochtend ben ik vanuit Nairobi naar dit verlaten oord vertrokken. Uit het autoraam: de uitgestrekte savanne, de groene valleien met hier en daar een zebra of een antilope. Ik reis samen met Bernard, die hier geboren is en de weg kent. Hij heeft yoghurtdrankjes bij zich, ik een zak chips en twee flessen water. Rond het middaguur delen we onze lunch met de chauffeur.
Als Bernard ineens de chauffeur gebaart om vaart te minderen, veer ik op. Nu zijn we er bijna, denk ik. Maar dan slaan we een zandweg in, eindeloos en amper begaanbaar. Ik moet me stevig vasthouden om niet met mijn hoofd tegen het dak van de Toyota te stoten.
Pas als de zon laag staat, doemt onze bestemming op. Een modernistisch klooster van beton, aan het eind van een statige oprijlaan met coniferen. Het contrast met de rest van het landschap, glooiende bergen met hier en daar een lemen hutje, kan niet groter. In Nederland zou ik het gebouw oerlelijk hebben gevonden, hier roept het bewondering op. Hoe heeft dit hier ooit kunnen verrijzen?
Een kilometer hobbelige weg verder ligt een tweede gebouw, in dezelfde bouwstijl. Voor de ramen hangen rood-witgeblokte gordijntjes, het gazon is keurig gemaaid. Je zou het van de buitenkant niet zeggen, maar dit is een ziekenhuis.
Samen met het klooster en een schooltje iets verderop, vormt het een missiepost. Die werd in 1956 gesticht door monniken uit Noord-Brabant. Inmiddels zijn ze allemaal vertrokken of overleden. De missiepost wordt nu gerund door Keniaanse priesters en zusters. Wat is hier gebeurd?
Waarom ik naar Kenia ging
Ik ben betrokken geraakt bij een familiestichting. Gedreven door haar christelijke overtuiging de medemens te helpen, besloot mijn oudtante zo’n vijftig jaar geleden met geërfd geld een goed doel op te richten. In de loop der jaren professionaliseerde de stichting, compleet met bestuur en trouwe donateurs. Met een vermogen van ongeveer een half miljoen euro, levert de stichting nu al decennia bijdragen aan ziekenhuizen en medische opleidingen in negen verschillende landen in Afrika.
Mijn oudtante is echter nooit in Afrika geweest. Ze bestuurde de stichting vanuit Nijmegen. De Nederlandse missionarissen in Afrika waren haar voelsprieten. Tot voor kort was ze wel nog bestuursvoorzitter, maar nu ze deze zomer 98 jaar wordt, leek het haar wijs om het stokje over te dragen. Aan mij.
Ze heeft zelf geen kinderen en toen ze me vroeg, voelde ik me vereerd. Maar, door het aanhoudende debat over de zin en onzin van ontwikkelingssamenwerking, twijfelde ik ook. In hoeverre heeft de hulp van mijn oudtante bijgedragen aan een betere wereld? Is dat überhaupt meetbaar? En wat vinden de mensen die de hulp ontvangen er eigenlijk van?
In hoeverre heeft de hulp van mijn oudtante bijgedragen aan een betere wereld?
Op zoek naar antwoorden, besloot ik naar Kenia te reizen. Ik had ook naar projecten in Burkina Faso, Oeganda of Ghana kunnen gaan, maar Kenia lonkte meer. In hun mails bleven de zusters vaag, ik wilde weten hoe het er hier echt aan toeging. Het is een schatting - de administratie van de stichting is niet meer compleet -, maar er is door de jaren heen ongeveer honderdduizend euro naar dit ziekenhuis overgemaakt.
Dat ging aanvankelijk via zuster Ton, die het hospitaal in 1969 oprichtte. Iedere keer als mijn oudtante geld overmaakte, kreeg ze een paar weken later een brief van de zuster, haar voelspriet. Die schreef over ‘honderden patiënten’ die dringend hulp nodig hadden, dat het moeilijk was om met de ‘beperkte middelen’ die ze tot haar beschikking had iedereen te helpen.
Ik had me dan ook van alles ingebeeld in de auto hierheen. Dat het ziekenhuis vol zou liggen met lepra- en aidspatiënten. Dat mensen met zeldzame tropenziektes in aparte kamertjes zouden liggen. Dat ik voor het eerst een bevalling mee zou maken.
Maar de werkelijkheid is allesbehalve dat.
Zuster Tons opvolger Albina, die hier al jaren de scepter zwaait, geeft me kalm een rondleiding. Ik begrijp niet wat ik zie. Elke kamer is leeg. Er is helemaal niemand, alle deuren zitten op slot, de klok in de wachtkamer staat stil en overal hangen kalenders uit vervlogen jaren. Steeds als we een nieuwe kamer binnenlopen, wijst de zuster dingen aan: bedden, medicijnen, couveuses, wc’s, brancards, het laboratorium, de jeep om mensen naar een groter ziekenhuis te vervoeren. Alsof de spullen het ontbreken van de patiënten dragelijker maken.
Gedesillusioneerd loop ik naar buiten. Het kan toch niet zo zijn dat iedereen hier opeens kerngezond is?
Toen deze regio in één klap veranderde
Tijd voor het avondeten in het zusterverblijf. Naast borden en bestek, staan er ook twee zaklampen op tafel, zodat we enigszins kunnen zien wat er op onze borden ligt. Ik haal een aantal Nederlandse artikelen uit mijn tas, over het verkiezingsgeweld dat zich hier in 2007 zou hebben afgespeeld.
Als ik ze uitvouw, richten de zusters lang en aandachtig hun zaklampen op de stukken. Ze wijzen me op foto’s het klooster aan, met eromheen witte tentjes en een rij van honderden mensen die op eten wachten. Wat is hier gebeurd? Na lang aandringen begint de oudste zuster voorzichtig te vertellen.
‘In 2007 is deze regio in één klap veranderd,’ zegt ze terwijl ze haar zaklamp uitknipt. In dat jaar, zo meldt ook het artikel, vinden er verkiezingen plaats in Kenia. Ze verlopen chaotisch. Er wordt door de regerende partij gesjoemeld met de verkiezingsuitslag. Dat pikt de oppositie niet en dus breken er overal in het land rellen uit.
Verkiezingen in Kenia gaan over volken. Kenianen stemmen niet zozeer op een partij of ideologie, maar vooral op een vertegenwoordiger van hun volk. De woede vanuit de oppositie over de zittende president, richt zich dus vooral op zijn volk, de Kikuyu. En zo monden de verkiezingen uit in geweld en slaan duizenden Kikuyu op de vlucht. Op zoek naar een veilige plek, klopt een groep aan bij de missiepost. Ze vragen onderdak en bescherming.
Het klooster fungeert dan nog als centrum voor de gemeenschap: op zondag ontmoet iedereen elkaar in de kerk. De boeren verbouwen de akkers van het klooster en verdienen daarmee hun geld. Bovendien hebben de monniken een groep lokale jongeren opgeleid tot priesters en broeders. Er bestaat een sterke band tussen de kerk en de gemeenschap.
Na overleg met de zusters, besluiten de monniken de Kikuyu-vluchtelingen te helpen. Het klooster wordt een vluchtelingenkamp en in het ziekenhuisje worden mensen behandeld aan verwondingen. Maar als andere rivaliserende volkeren daar lucht van krijgen, trekken ze massaal naar het klooster en ontstaat er een bloedige strijd. Aan beide kanten vallen doden en gewonden. Hoe dat precies verloopt, wil de zuster niet vertellen. Het leidt er in ieder geval toe dat de laatste monniken besluiten te vertrekken.
Hoe het ziekenhuis leegliep
De Nederlandse monniken dragen het klooster en de grond eromheen (die miljoenen euro’s waard is) over aan de bisschoppen van Kenia. De Nederlandse zuster die het ziekenhuisje opzette, is al een paar jaar eerder vertrokken.
Net als de monniken, heeft ook zij een aantal leden van de gemeenschap opgeleid. In eerste instantie is het de bedoeling dat de taken worden overgenomen door twee zusters die door haar zijn opgeleid. Maar het loopt anders: de één sterft tijdens een auto-ongeluk, de ander gaat ervandoor met het spaargeld van het ziekenhuis.
Als ik naast haar bed sta, klopt de vader van het meisje me op mijn schouder en zegt dat ik het leven van zijn dochter heb gered
Zuster Albina, een ervaren verpleegster, wordt aangewezen als nieuwe hoofdzuster. Albina is, in tegenstelling tot zuster Ton, strenger als het gaat om betalingen voor behandeling en medicijnen. De gemeenschap reageert daarop door niet of nauwelijks meer te komen. Volgens zuster Albina komen er op dit moment nog één à twee patiënten per week. Ze vindt het vreselijk dat er niemand meer komt, maar ze geeft de moed niet op. Met de andere zusters gaat ze regelmatig bij mensen thuis langs om ze aan te moedigen naar het ziekenhuis te komen als ze hulp nodig hebben.
Op een van mijn laatste dagen daar wordt er een meisje binnengebracht met een longontsteking. De zuster komt me opgewonden halen. Ze is de hele nacht in de weer geweest met antibiotica, het meisje had het bijna niet gered. Als ik naast haar bed sta, klopt de vader van het meisje me op mijn schouder en zegt dat ik het leven van zijn dochter heb gered. Het voelt vreemd. Ik ben blij, voor hem en zijn dochter, maar ik realiseer me ook dat als de stichting stopt met het sturen van geld, het ziekenhuisje misschien wel helemaal verloren gaat. En daarmee ook mensenlevens.
En het klooster? Met het vertrek van de monniken in 2007, is het er stil geworden. De bisschoppen van Kenia sturen twee jonge priesters die het klooster bewaken, maar niet onderhouden. Niemand gaat nog op zondag naar de kerk. Het klooster, waar eerst het woord van God verspreid werd, is nu een opslagplaats: overal liggen bergen hooi, maïs en koffie te drogen. Zo verdienen de priesters een zakcentje bij. De keuken fungeert als kippenhok.
Hoe de vergadering uit de hand loopt
Behalve de zusters en de priesters, wil ik ook graag de gemeenschap spreken. Ik besluit een bijeenkomst te organiseren. Ik ga van hutje naar hutje om mensen uit te nodigen en bel lokale politici op – de zusters hebben overal verkondigd dat ze ‘free treatment’ zullen geven. Met een zak vol anti-wormenpillen, een paar stoelen en een notitieblok zit ik er klaar voor. Er hebben zich naast de school zo’n zeventig mensen verzameld. Mijn naam is lastig om te onthouden, dus word ik omgedoopt tot ‘sponsor’. Als ik iedereen welkom heb geheten, vraag ik de gemeenschap zich uit te spreken over het ziekenhuisje. Waarom gaan ze niet meer?
Zorg hoort gratis te zijn, vindt een groep bewoners. Net zoals ‘Sister Tonnie’ dat deed. Mensen vinden het oneerlijk dat de zusters geen locals opleiden, maar zusters uit andere plekken hiernaartoe halen. De zusters discrimineren, roept iemand ineens uit. Bepaalde volken zouden beter behandeld worden dan andere. Een deel van de gemeenschap koestert bovendien nog steeds wrok over de manier waarop het klooster en het ziekenhuis in 2007 partij kozen voor de Kikuyu, door ze onderdak en zorg te bieden.
En dan hoor ik nog over een rechtszaak die gevoerd wordt tussen de bisschoppen van Kenia en een groep die zichzelf de ‘natives’ van de regio noemt. De groep claimt de rechtmatige eigenaren van het aanpalende land te zijn. Zij werden ooit door de Britse kolonisten weggejaagd, nu eisen ze ‘hun land’ terug. De bijeenkomst voelt als een ui die je langzaam pelt. Ik vraag me af of ik ooit bij de kern kom. Als die al bestaat.
Als we teruglopen zijn de zusters duidelijk aangeslagen. Een van hen vertelt dat een paar mannen dronken waren, wat best gek is gezien de bijeenkomst ’s ochtends plaatsvond. De zuster legt me uit dat de mannen hun eigen drank stoken in jerrycans, dat het drankmisbruik vaak ernstige leverproblemen tot gevolg heeft. Naast patiënten met leverproblemen behandelen de zusters ook met enige regelmaat meisjes die verkracht zijn. Als ze meteen na de verkrachting naar het ziekenhuis komen, kunnen ze behandeld worden tegen mogelijke hiv-besmetting. Maar het gaat nog verder. Zeker een keer per maand pompt zuster Albina magen leeg van mensen die gif ingenomen hebben omdat ze niet meer willen leven.
Een verantwoordelijkheid die dwingt tot handelen
Ik kan niet slapen de laatste avond. Ik sta op en loop zachtjes door de lege gangen van het klooster. Vanaf een klein balkon kijk ik naar de binnentuin en stel me voor hoe de Brabantse monniken hier vroeger leefden. Waarschijnlijk heeft iedere monnik of zuster in de afgelopen decennia keihard gewerkt, in de overtuiging de wereld daar beter mee te maken. Net als mijn oudtante.
Dat je daar soms meer kwaad dan goed mee doet, zal nooit in haar opgekomen zijn. Je minder bevoorrechte medemens helpen is voor mijn oudtante vanzelfsprekend. Maar dat al die kleine individuele goede bedoelingen samen ook een ontwrichtend effect op de gemeenschap kunnen hebben, zie ik pas nu ik hier ben.
Zou mijn oudtante, toen ze besloot een stichting op te zetten, gedacht hebben aan de lange termijn? Aan wat haar acties voor generaties na haar zouden betekenen? En hoe zou ik willen dat mijn toekomstige kinderen of neven en nichten hier over zestig jaar staan? Als sponsor? Als investeerder? Of helemaal niet?
De complexiteit van de situatie waarin ik beland ben, werkt verlammend. Laat anderen het maar doen, denk ik steeds. Mensen die voor “goed doen” gestudeerd hebben. En toch moet ik het doen. Ik heb de verantwoordelijkheid van een stichting geërfd die dwingt om niet aan de kant te blijven zitten, maar deel te nemen. Of in ieder geval: een poging te doen.
Dit verhaal werd geschreven met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.
Je bent met pensioen en je wilt wat (de wereld verbeteren bijvoorbeeld) Wat doe je als je met pensioen gaat? Deze chefkok vliegt de hele wereld over om zijn kennis te delen en hotels en restaurants te helpen met professionaliseren. Zo helpen Nederlandse vakmensen jaarlijks bijna 2.000 bedrijven in ontwikkelingslanden. De oude dag nieuwe stijl. Dit recept tegen ontbossing klinkt te mooi om waar te zijn (en toch is het dat niet) Een simpel plan van een Nederlandse suikerexpert kan een einde maken aan de rampzalige ontbossing in Ethiopië. Een proefproject bij een voormalige Nederlandse fabriek zou de haalbaarheid demonstreren. Een hooggeplaatste Ethiopische adviseur heeft het plan deze maand enthousiast omarmd.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!