De Chinezen komen (NOS). Dat gebeurt in stilte (De Telegraaf). En in golven (NOS). Europa valt ten prooi aan Chinese expansiedrift (NOS), net zoals Afrika en delen van Azië. Noodlijdende bedrijven worden voor een prikkie opgekocht, sterke merken vallen in Chinese handen: Volvo, ClubMed (Wall Street Journal). Ook Nederlandse bedrijven worden Chinees: het Kruidvat, DSMI, afvalverwerker AVR. Ondertussen vliegen Europese politici met de pet in de hand naar Beijing om miljarden te vragen voor het dat de eurocrisis moet helpen bezweren.

En: wie halen we eigenlijk binnen, Chinese ondernemers of de Chinese overheid (Het Financieele Dagblad)? Chinese bedrijven zijn immers per definitie aan de communistische staat gelieerd. Sterker nog, ze worden met een pak goedkope staatsleningen op zak gestuurd om de Europese markt te veroveren (NOS). Niet voor niets kopen ze zich in bij strategische bedrijven, zoals gasgigant GDF Suez en Addax Petroleum. De Chinese honger naar grondstoffen moet dan ook worden gestild (Het Financieele Dagblad).

Het beeld van de ontembare Chinese expansie in Europa is niet optimistisch. Bovenstaande alinea’s hebben we samengesteld uit koppen van mediaberichten die we de afgelopen maanden hebben gelezen. De toon is vaak zorgelijk, alsof er plunderende horden voor de Europese poorten staan.

Ja, het is waar dat steeds meer Chinese bedrijven Europa weten te vinden en hier spectaculaire aankopen doen. Ja, de verwachting is dat deze groei flink doorzet. Ja, bedrijven worden door de Chinese overheid gestimuleerd om te groeien. Ja, de invloed van de communistische partij is groot. Ja, Chinese bedrijven profiteren van de Europese kennis. En ja, ze hebben een andere cultuur.

Toch verdient het dominante beeld van de golf Chinezen die hier ‘de boel komen overnemen’ nuancering. Flinke nuancering. Want is de golf wel zo groot? En komen ze hier inderdaad ongevraagd? Hieronder hebben we vijf belangrijke kanttekeningen bij het beeld van de draak uit het Verre Oosten op een rij gezet.

1. De Chinese golf is een rimpeling

Tussen 2004 en 2011 vertienvoudigde de hoeveelheid Chinese investeringen in Europa. In 2004 stond de teller op ruim 1 miljard euro, vorig jaar op Maar dit getal stelt relatief weinig voor. Slechts 1,4 procent van alle directe buitenlandse investeringen in Europa is van Chinese makelij. Vergelijk dat eens met de Verenigde Staten: die nemen 20 procent voor hun rekening.

En ook andersom geldt: Europa is voor China nog geen belangrijke speler. Drie kwart van China’s buitenlandse investeringen gaat naar Azië, slechts vijf procent naar Europa. Deze investeringen zijn bovendien niet gelijkmatig verdeeld over Europa. Het merendeel komt terecht in een paar grote Europese economieën, vooral in Engeland en Duitsland.

In Nederland zijn op dit moment ongeveer driehonderd Chinese bedrijven gevestigd, die goed zijn voor ongeveer 6.500 banen - vooral in de Randstad. Veel van deze bedrijven leggen zich toe op ondersteuning van de Chinese export naar de rest van Europa, zoals marketing, verkoop en distributie. Die bedrijven investeren nu zo’n 2,5 miljard euro per jaar. In de jaren negentig was dat nog geen Maar ook die 2,5 miljard is nog steeds erg weinig: Noorwegen, Denemarken en Malta investeren bijvoorbeeld meer in Nederland. Van een echte golf kunnen we dus niet spreken.

2. De Chinezen zijn niet alleen maar uit op onze grondstoffen

De Chinese economie heeft de afgelopen dertig jaar gevlogen op de brandstof van goedkope arbeid en export van consumptiegoederen: made in China. Dit economische model is op de lange termijn niet vol te houden. Door de eenkindpolitiek kampt China met vergrijzing. Daarnaast worden Chinese arbeiders steeds duurder, waardoor de productie van consumptiegoederen zich weer verplaatst naar goedkopere landen. China moet dus meer hoogwaardige producten maken.

Sinds 2000 stimuleert de Chinese overheid bedrijven daarom om naar het buitenland te trekken, het zogenoemde going out-beleid. Aanvankelijk waren dat vooral staatsbedrijven die op zoek gingen naar grondstoffen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Maar sinds het begin van deze eeuw worden juist steeds meer private Chinese bedrijven internationaal actief. In Europa is twee derde van de actieve Chinese bedrijven privaat. Zij richten zich op veel verschillende sectoren, zoals communicatieapparatuur en -diensten, industriële machinerie, chemie, nutsvoorzieningen, de auto-industrie en alternatieve energie. Chinese bedrijven komen hier dus niet zozeer het land leeghalen, maar hopen vooral te leren hoe je een internationaal merk opbouwt - net zoals veel Europese bedrijven in de jaren zestig tot en met tachtig dat deden in de Verenigde Staten.

3. Chinese bedrijven hebben het vaak best moeilijk

Het gaat de Chinese bedrijven in Nederland lang niet altijd voor de wind. Ze hebben last van culturele verschillen en van vooroordelen over Chinese producten. Zo sprak Tabitha in Almere met Jackie Yang, de vice-voorzitter in Europa van Liugong, een bedrijf dat graafmachines, heftrucks en andere bouwmachines produceert. Het bedrijf is in China één van de grootste ondernemingen op dit gebied, maar dat blijkt geen garantie voor succes elders. ‘Je ziet aan alles, inclusief onze naam, dat we Chinees zijn en dan moet je elke deur af om vertrouwen te winnen. Iedereen gaat ervan uit dat je de goedkoopste bent en dat je kwaliteit te wensen overlaat, want: made in China.’

Liugong had in het begin inderdaad moeite om die kwaliteit te waarborgen. Tijdens de reis van China naar Europa gingen veel machines kapot en er was geen servicecentrum dat die machines kon repareren. Inmiddels heeft Yang een servicecentrum in Almere opgezet, van waaruit losse onderdelen opgestuurd kunnen worden en reparaties worden verricht. ‘De hoge standaarden maken de West-Europese markt een ultieme uitdaging voor ons. De lat ligt lager als je investeert in ontwikkelingslanden.’

En Liugong is nog een reus. Ongeveer een derde van de Chinese bedrijfjes in Nederland heeft maar één werknemer. En ook zij hebben het soms zwaar. We spreken Zhang, die niet met zijn echte naam naar buiten wil treden. Hij is momenteel in zijn eentje het Europese hoofdkantoor van een Chinees familiebedrijf in textiel. Zijn vader is CEO en zit in China. Zhang kwam hier om dichterbij zijn klanten te zitten, maar spreekt geen Nederlands en slecht Engels. Dat is een enorme belemmering bij het leren kennen van je klanten. China-consultant Boudewijn Poldermans herkent dat probleem: ‘Chinese bedrijven nemen vaak te weinig tijd voor grondig marktonderzoek. Daar sta je dan, zoals de Chinese fietsenfabrikant Phoenix, opeens op de Nederlandse markt - met te kleine fietsen.’

‘Daar sta je dan, zoals de Chinese fietsenfabrikant Phoenix, opeens op de Nederlandse markt - met te kleine fietsen’

Het is dan ook niet vreemd dat er bij Chinese overnames van bedrijven, zoals Kruidvat en afvalverwerker AVR, weinig verandert. Er wordt een Chinese ingevlogen, of er komt af en toe een delegatie ingenieurs of leidinggevenden langs. Sommige overgenomen bedrijven reageren zelfs lacherig op de vraag naar het aantal Chinese werknemers: ‘Die hebben we hier niet hoor.’

Bovendien hebben ook Chinese bedrijven last van de crisis. Sinds het uitbreken daarvan overheerst het idee dat Europa voor ‘een prikkie’ wordt opgekocht. En inderdaad, Athene moest in 2010 zijn Piraeus-haven langdurig aan de Chinezen leasen in ruil voor financiële steun. Spanje, Portugal, Hongarije, Ierland en het Europese Stabiliteitsfonds visten naar miljarden in Beijing. China wilde in ruil daarvoor meer toegang tot de Europese markten.

Maar tegelijkertijd verliezen Chinese investeerders door de crisis juist het vertrouwen in Europa en zien ze af van verdere uitbreiding. Bas Overtoom, medewerker bij het Netherlands Business Support Office in Dalian, China: ‘De meeste Chinese investeringen zijn erg marktgedreven. Een zwakke Europese economie werkt dan niet echt mee.’

4. Chinese bedrijven worden gevraagd om hier te komen

Hoewel er in de beeldvorming vooral wordt gesproken van de niet te stoppen Chinezen, proberen Europese overheden elkaar juist af te troeven in het binnenhalen van Chinees kapitaal. Ook de Nederlandse Foreign Investment Agency van het ministerie van Economische Zaken is sinds een jaar of zeven actief in China. Nederland wordt aangeprezen als de ‘gateway to Europe’, een leus die overigens ook door Engeland, Ierland, Duitsland, België en Frankrijk wordt gebruikt. En niet voor niets gaat premier Rutte komende vrijdag Samen met Lilianne Ploumen, de minister voor Buitenlandse Handel. En een delegatie van het Nederlandse bedrijfsleven.

Nederland wordt aangeprezen als de ‘gateway to Europe’, een leus die ook door Engeland, Ierland, Duitsland, België en Frankrijk wordt gebruikt

Ook steden storten zich in het verleidingsspel. Het deel van de website van de gemeente Amsterdam dat gaat over in de stad, is in drie talen beschikbaar: Nederland, Engels én Chinees. Volgens Victor Pallemans, bij de gemeente Amsterdam verantwoordelijk voor het aantrekken en behouden van Chinese bedrijven, is een actieve overheid zelfs noodzakelijk voor het binnenhalen van Chinese bedrijven: ze zijn namelijk gewend aan een overheid die een grote rol speelt in het economische leven. ‘Bij Amerikaanse bedrijven komt het regelmatig voor dat ze hier gewoon zelf komen, een kantoor opzetten en dan pas ontdekken dat wij bestaan. Met Chinese bedrijven gebeurt dat zelden: de eerste stap is vaak aankloppen bij de overheid en dan introduceren wij ze aan private partijen.’

5. De arm van Beijing reikt niet zo ver

Ook al zo’n bekend beeld van China: hun politieke tentakels zitten overal. Maar uit onze speurtocht blijkt dat er nauwelijks bewijs is voor politieke motivaties achter Chinese investeringen. Experts, onderzoeksrapporten en CEO’s zijn het nagenoeg unaniem eens: er is geen verband tussen het gedrag van Chinese ondernemers en de politieke standpunten van lokale Europese regeringen.

Ook Tom Hoorn, die onderzoek deed naar de invloed van Chinese Research & Development in Nederland voor de Adviesraad voor Wetenschaps- en Techologiebeleid (AWT), ziet geen direct verband tussen het zakendoen en de politiek. ‘Wel is het waar dat veel van de bedrijven die investeren in Europa, ook als ze op papier privaat zijn, lijntjes met de staat hebben.’

De scheidslijn tussen deze private en staatsbedrijven is vaag: veel van de private spelers zijn dochterondernemingen van de grote staatsbedrijven. En ook als private grote speler heb je goede banden met de staat nodig om te kunnen functioneren. Dit moeten we volgens Hoorn zien in de context van de Chinese politieke economie. ‘De partij heeft haar tentakels in alle hoeken van de economie, en staatsbedrijven zijn in veel sectoren de grote spelers die toegang tot het kapitaal hebben dat nodig is voor een stap naar het buitenland. Maar ook zij zijn er uiteindelijk gewoon op uit om geld te verdienen.’

Huawei: ‘een bedrijf als ieder ander’

Een goed voorbeeld waar veel van de westerse angstbeelden zich op projecteren is het Chinese bedrijf Deze telecomreus bouwt ict-infrastructuur en verkoopt sinds een paar jaar ook smartphones in Europa. Vanuit Amsterdam wil het bedrijf de Benelux veroveren. Aan ambitie ontbreekt het niet. Het bedrijf begon 25 jaar geleden met 3.000 dollar in Shenzen, China’s start-up-stad bij uitstek. Inmiddels bedraagt de jaaromzet 35 miljard dollar. Vorige maand werd bekend dat het bedrijf na Apple en Samsung de meeste smartphones in Nederland verkoopt. Huawei zegt in de komende vijf jaar meer dan 5.000 banen te scheppen in Europa, volgens de Amsterdamse CEO Wonder Wang vooral voor jonge ingenieurs.

En daar zijn enkele westerse landen bang voor. Chinezen toelaten tot belangrijke ict-infrastructuur klinkt gevaarlijk. De hoogste baas, Ren Zhongfei, zou nauwe banden hebben met het Chinese leger. In de VS en Australië vermoeden de autoriteiten dat er afluistersoftware in de telefoons zitten. Huawei wordt daarom van hun markten geweerd. Het bedrijf wordt er ook van beschuldigd met behulp van staatssubsidies te expanderen, waardoor westerse telecommaatschappijen benadeeld worden. In Europa liep ook een anti-dumping-onderzoek tegen Huawei (tot de Europese Commissie dit onderzoek opschortte, vanwege verdeeldheid onder de lidstaten).

‘We gebruiken de meest aantrekkelijke delen van regeringsbeleid, overal waar we opereren’

Maar volgens Wonder Wang is Huawei, ook al is het Chinees, gewoon een bedrijf als ieder ander: ‘We gebruiken de meest aantrekkelijke delen van regeringsbeleid, overal waar we opereren. Net als al die buitenlandse top-500-bedrijven die hun Research & Development naar China verplaatsen nu innovatie daar zo wordt gestimuleerd. Onze inkomsten komen voor zeventig procent uit markten buiten China, dus we kijken ook naar de mogelijkheden in andere landen.’

Wang verwoordt hier simpelweg hoe veel grote bedrijven werken in het huidige economische systeem. De mondiale economie verandert en het zijn niet alleen de westerse bedrijven die eropuit trekken. Het zijn ook niet alleen Chinese bedrijven die overheidssteun zoeken en krijgen: ook westerse bedrijven maken dankbaar gebruik van belastingvoordelen, exportkredieten en diplomatieke ondersteuning. Denk maar aan het Nederlands buitenlands beleid dat gericht is op het vergroten van de handelskansen voor het bedrijfsleven.

In tijden van crisis leidt angst al snel tot meer protectionisme, waarschuwt Wang. Dat is slecht voor iedereen, meent hij. ‘Overheden zijn er niet bij gebaat. Bedrijven lopen verliezen op. Investeringen worden vertraagd. Consumenten krijgen niet de beste prijs. Niemand heeft baat bij protectionisme.’