Je kent de krantenkoppen wel: ‘Verenigde Naties: wereldwijde armoede gehalveerd.’ En: ‘Eén tiende van de wereld is extreem arm.’
Zulke armoedestatistiek duikt regelmatig op in het nieuws. Vaak gaat het dan over ‘extreme armoede’: leven van minder dan 1,90 dollar per dag.
Hoe doe je dat, berekenen hoeveel mensen minder dan 1,90 dollar te besteden hebben?
Stap 1: Enquêtes afnemen in elk land
De eerste stap: data verzamelen. In elk land trekken mensen eropuit - in opdracht van het lokale statistisch bureau - om zogenoemde huishoudenquêtes af te nemen. Dat zijn vragenlijsten waarmee per huishouden kan worden bepaald hoeveel het te besteden heeft.
Zo wordt in Tanzania gevraagd: ‘Hoeveel verse cassave heeft uw huishouden geconsumeerd in de afgelopen zeven dagen?’ En: ‘Hoeveel kostte het?’ De vragen zijn heel specifiek, zo is ‘gedroogde cassave’ weer een andere categorie dan ‘verse cassave.’
‘Gedroogde cassave’ is weer een andere categorie dan ‘verse cassave’
Je kunt natuurlijk nooit elke inwoner van een land interviewen, dat kost te veel tijd en geld. Het is daarom belangrijk dat de groep die wordt benaderd - de steekproef - een goede afspiegeling vormt van het hele land. Als je iets wilt weten over Nederland, ga je ook niet alleen naar de grachtengordel.
Wat er dus gebeurt: mensen worden willekeurig gekozen. Als je groep groot genoeg is - bij dit soort enquêtes vaak een paar duizend - levert dat een representatief beeld op van de bevolking, is de gedachte.
Vaak wordt de bevolking daarbij opgedeeld in ‘strata’ - subgroepen - waarbinnen mensen worden gekozen. Nederland zou je bijvoorbeeld kunnen indelen in twaalf provincies. Je zou ook nog onderscheid kunnen maken tussen stad en platteland - dan krijg je vierentwintig strata.
Op dezelfde manier wordt Tanzania opgedeeld in acht ‘administratieve zones,’ inclusief de eilandengroep Zanzibar. De zones op het vasteland worden vervolgens weer opgedeeld in platteland en stad.
Stap 2: Consumptie berekenen per huishouden
Als alle gegevens binnen zijn, kan het statistisch bureau uitrekenen hoeveel elk huishouden heeft geconsumeerd. Let op: dat is iets anders dan inkomen.
In ontwikkelingslanden kan het inkomen erg schommelen, bijvoorbeeld door tijdelijke banen of een slechte oogst. Bovendien zijn er vaak geen nette loonstrookjes zoals we die in Nederland hebben. En dan wordt er ook aan ruilhandel gedaan - je ruilt de eieren van je kip voor de cassave van je buurman.
Dat alles maakt het moeilijk om inkomen te meten. Daarom wordt liever gekeken naar consumptie: hoeveel een huishouden verbruikt aan
diensten en producten.
De cijfers voor de steekproef worden omgerekend naar de hele bevolking. Hadden 400 van de 4.000 geïnterviewden - 10 procent - minder dan een bepaald bedrag te besteden, dan is dat 2 miljoen voor een bevolking van 20 miljoen. Als bepaalde groepen zijn over- of ondervertegenwoordigd in de enquête, dan worden er wat correcties gemaakt.
Zo krijg je een beeld van de verdeling van arm en rijk binnen een land. Met behulp van die cijfers kun je zeggen: hoeveel mensen leven onder de armoedegrens?
Stap 3: Per land de armoedegrens berekenen
Maar welke armoedegrens moet je gebruiken? Want met een dollar kun je in India meer kopen dan in de Verenigde Staten.
Om daar achter te komen is er de purchasing power parity (PPP), oftewel koopkrachtpariteit. De PPP is een soort wisselkoers-plus, een manier om de uitgave in het ene land vergelijkbaar te maken met die in het andere. Met een PPP-dollar kun je net zoveel kopen in Tanzania als in India.
De armoedegrens voor India: 32,3 rupees per dag
Eens in de zoveel tijd publiceert het International Comparison Program nieuwe PPPs. De laatste cijfers zijn van 2011. De PPP voor India was toen gelijk aan 15,1. Dat betekent dat je er met zo’n vijftien rupees net zoveel kan kopen als met één dollar.
De dollar waarin de armoedegrens wordt uitgedrukt, is dan ook niet de huis-tuin-en-keuken-dollar, maar de 2011 PPP dollar. Dat betekent dat je de armoedegrens telkens moet omrekenen voor een bepaald land en jaar.
Stel, je wilt het aantal armen in India berekenen voor 2015. Eerst reken je dan 1,90 dollar om met behulp van de 2011 PPP. Dat wordt 28,7 rupees per dag - 1,90 maal 15,1. Die 28,7 rupees zijn door inflatie minder waard in 2015. Daar moet je dus voor corrigeren.
Uiteindelijk kom je op de armoedegrens voor India: 32,3 rupees per dag.
Nu zijn we er bijna. Voor elk land bekijk je: hoeveel mensen leefden er onder de omgerekende armoedegrens? Al die cijfers tel je bij elkaar op en voilà: je weet hoeveel mensen ter wereld in armoede leven.
Nou ja…
Het klinkt bijna zo simpel als een taart bakken: de juiste ingrediënten, drie stappen en je hebt een mooi armoedecijfer. Helaas is de werkelijkheid weerbarstiger.
Zo kost het veel tijd om enquêtes af te nemen en te verwerken. Daardoor duurt het soms jaren voordat nieuwe armoedecijfers worden gepubliceerd.
Ook aan de PPPs zitten haken en ogen. Om die te berekenen, vergelijk je de prijs van soortgelijke producten. Dat is moeilijk: wat er wordt geconsumeerd, kan in het ene land heel anders zijn dan in het andere. Zo is cassave heel populair in ontwikkelingslanden, maar wordt het in Nederland nauwelijks gegeten.
En afgezien van de PPPs, blijft het vergelijken van landen een lastig punt. De vragenlijsten kunnen onderling sterk verschillen, bijvoorbeeld in het aantal vragen of de verwoording ervan. Dat kan veel schelen: bij een experiment in Tanzania liepen de schattingen voor armoede - afhankelijk van de vragenlijst - uiteen van 47,5 procent tot 66,8 procent van de bevolking.
Door dit alles kun je armoede niet op de komma nauwkeurig berekenen. Je kunt wel iets zeggen over algemene trends: dat Zuid-Amerika bijvoorbeeld minder arm is geworden de afgelopen tien jaar.
We komen later in de serie uitgebreid terug op de problemen bij het meten van armoede.
Volgende week…
Rupees, dollars... armoede lijkt tot nu toe alleen te gaan over geld. Volgende week: waar kijk je nog meer naar als je armoede meet?
Eerder in deze serie...
Wie heeft de term ‘leven van 1 dollar per dag’ eigenlijk bedacht? Arm ben je als je leeft van minder dan 1 dollar per dag, dat weet iedereen. Maar wie heeft die term ‘1 dollar per dag’ eigenlijk bedacht? Dat leek een makkelijke vraag, maar bracht ons in een slangenkuil vol koppige en ijdele wetenschappers. Maak kennis met de grootste armoedebestrijder ter wereld die nog nooit in de krant heeft gestaan Ieder nieuwsbericht dat je leest over armoede is te danken aan één onbekende maar revolutionaire econoom. Vreemd genoeg heeft hij zelf nooit de media-aandacht gekregen die hij verdient. Ontmoet Martin Ravallion, de man die armoede wereldwijd op de kaart zette. Dit zijn Martin Ravallions antwoorden op jullie vragen Jullie stelden veel interessante en kritische vragen naar aanleiding van ons profiel over Martin Ravallion, het brein achter de armoedegrens. Wij legden ze aan hem voor en kregen de volgende antwoorden.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!