Als ik vrienden vraag wat ze over Molukkers weten, blijft het stil. Verder dan de treinkaping bij De Punt in 1977 komen de meesten niet. Behalve dat dit niet-weten mij als derde generatie half Molukse persoonlijk aangrijpt, snap ik niet hoe dit kan.
Molukkers waren de eerste etnische groep die in 1951 onvrijwillig naar Nederland werd gebracht door de Nederlandse overheid. In Indonesië waren ze niet langer meer veilig. Voor die tijd deelde Nederland ruim 350 jaar aan koloniale geschiedenis met de Molukken. Molukkers hebben geheel op eigen kracht hun eigen plek ingenomen in de Nederlandse samenleving, met behoud van de eigen cultuur. Hoe zijn die verschillende belevingen per generatie van invloed op elkaar?
Vandaag is het precies 67 jaar geleden dat de Republiek der Zuid-Molukken, Republik Maluku Selatan (RMS), werd uitgeroepen in Ambon. Voor de meeste Molukkers die ik ken is het een symbolische dag, een moment om samen te komen, al werd de RMS nooit officieel erkend. Een mooi moment om te laten zien wat het nu betekent als Molukker in Nederland te leven.
Mijn zoektocht begon met gesprekken met dertig Molukkers. Van hen koos ik er vier die een kijkje geven in hoe zij betekenis geven aan hun Molukse identiteit binnen de Nederlandse samenleving. Misschien vertelt het verhaal van de Molukkers ook iets over hoe de nieuwe nieuwkomers hun plek in Nederland kunnen gaan vinden.
De ouders van de tweede generatie zouden ‘toch teruggaan’
In het Amsterdamse café-restaurant De Tolhuistuin tuurt Anis de Jong (65) over het IJ: ‘66 jaar geleden kwamen Molukkers precies hier aan in Nederland.’ De bediening loopt op het vlugge muziektempo van soulklassiekers door een volle eetzaal. In zijn cognac leren jack, met zijn sjaal losjes over zijn schouders, blijft Anis naar buiten kijken: ‘Als je kijkt naar de foto’s toen ze hier aankwamen, zie je dat ze nog vrolijk lachen: ‘Ach, we gaan toch weer terug’.’
Maar vijf jaar na aankomst werd het tijdelijk verblijf voor Molukkers in Nederland permanent. De verwachting van thuiskomen, dit keer in een eigen staat, de RMS, bleef uit, en zou in de jaren zeventig een doel van strijd worden voor een aantal radicale jongeren van de tweede generatie.
‘Er stond altijd een koffertje bij de deur, voor ‘als we weer teruggaan.’ Het was een proces van wachten en nog meer wachten. Maar we gingen niet meer terug. Dat vormde frictie binnen een gezin.’
Ouders moesten hun verdriet verwerken. Bovendien waren de meeste mannen voormalig beroepsmilitairen, met als gevolg dat veel van de tweede generatie een strenge militaire opvoeding kregen.
Maar ook Molukse politiek zorgde voor wrijving, vertelt Anis. ‘De keuze voor of tegen een onafhankelijke staat, de RMS, zorgde voor spanningen in de kampen, waar wij opgroeiden.’
De zwijgcultuur die de meeste Molukkers kennen
Anis is geboren in Vught. Van het leven dat zijn ouders hebben gekend op de Molukken weet hij niet veel: ‘Er werd veel gezwegen, de leuke anekdotes werden wel verteld. Het was een manier om de pijn te verzachten. Het verlies, het ‘ontheemd zijn,’ de verscheuring, vormden samen een grote wond.’
Deze ‘zwijgcultuur’ wordt door jongere generaties geaccepteerd. Maar dit zorgt er ook voor dat veel Molukkers van de tweede en derde generatie, zoals ik, weinig weten van de oorsprong van de Molukse cultuur en geschiedenis. Soms vind ik dat lastig. Uit respect voor de oudere generatie wil ik geen trauma’s oprakelen. Maar om te begrijpen wat er is gebeurd, zou ik wel meer willen weten over wat ze hebben meegemaakt.
‘Het verlies, het ontheemd zijn en de verscheuring vormden samen een grote wond’
Anis noemt het een ‘culturele armoe.’ Al dertig jaar werkt hij als theatermaker en acteur. De verhalen die hij zelf heeft gemist, zou hij gaan ontdekken en delen met het grote publiek. Op het toneel vertelt hij over de geschiedenis van Molukkers, voordat ze naar Nederland kwamen: ‘De roots van onze cultuur liggen daar.’
In Nederland vallen er steeds meer Molukse instanties weg, en Anis herkent bij anderen dat ze bang zijn hun Molukse identiteit te verliezen. De manier waarop Molukkers hun culturele identiteit uitdragen ziet hij veel terug in, wat hij noemt, oppervlakkigheden - Molukse vlaggetjes, RMS scanderen, bijeenkomen in Den Haag op 25 april.
Maar volgens hem voer je op die manier geen gesprek met elkaar. Op die manier creëer je geen onderlinge verbondenheid, waar Molukkers zich als gemeenschap mee naar buiten kunnen profileren. In plaats van vasthouden aan een identiteit die in het verleden ligt, vindt hij dat Molukkers hun identiteit moeten laten zien door mee te discussiëren over actuele onderwerpen, zoals vrouwenrechten.
De pijn van de geschiedenislessen
Vanaf zijn achttiende is Anis daar zelf mee bezig. Zijn persoonlijke strijd leverde hij meer voor een plekje in de Nederlandse samenleving, dan voor een RMS. Hij was 25 toen de treinkaping plaatsvond bij De Punt in 1977. Hij trekt een parallel tussen zichzelf destijds, en jonge moslims nu, die beelden zien van IS. ‘Die zullen denken: ‘Verdomd, ik ben dat helemaal niet.’ Dat gevoel kenden wij in de jaren zeventig ook.’
Enerzijds heeft Anis begrip voor de gewelddadige acties van toen. Eerder voerden Molukse jongeren verschillende diplomatieke acties om aandacht te vragen voor de RMS. Hier werd niet op gereageerd door de Nederlandse overheid. Daarom besloten een aantal radicale jongeren over te gaan op de harde hand, door het uitvoeren van bezettingen en gijzelingen.
‘Maar toen ze die kleuterschool gingen bezetten, dacht ik, nee dit gaat echt te ver. Het is een schreeuw om aandacht voor een politieke zaak, en dit zijn kleine kinderen!’ In de media kwam het politieke aspect niet duidelijk genoeg naar voren en werden de Molukkers regelmatig in beeld gebracht als een stel losgeslagen geweldplegers.
Als hij nadenkt over hoe het verleden kan bijdragen aan het heden, speelt onderwijs volgens hem de grootste rol: ‘De geschiedenisboeken. Maar daar lees je alleen over de VOC-mentaliteit.’ Het frustreert hem. ’Terwijl die belandas [Maleis: ‘Nederlanders,’ CP] daar al die Molukkers hebben uitgemóórd!’
‘Zolang dit ontbreekt blijven de enige associaties die mensen bij Molukkers hebben: treinkapingen, motorclubs.’ Maar niet iedere Molukker van de tweede generatie denkt daar hetzelfde over.
‘Als Van Agt overlijdt, vier ik een feestje’
‘Nona [Maleis: ‘meisje’, CP], ik vind het zo jammer dat wij Nederlands met elkaar praten. Ik neem het jou ook niet kwalijk hoor, als je dat als derde generatie niet mee krijgt van huis. Maar het is toch, ja... Jammer.’
Aan het woord is Lola Sasabone (58), die is geboren en deels opgegroeid in het voormalig concentratiekamp Vught. Nu woont ze op de bovenste etage van een flat, in een meer gemengde wijk verderop. Net buiten haar zicht staat een Molukse kerk. Dit is de straat waar ik ben opgegroeid.
Oude en jonge familieleden kijken toe vanuit hun fotolijstjes op het dressoir. Lola neemt af en toe een trek van haar sigaret, haar warme stem heeft een hees randje: ‘Zie, ik heb een lichte huid. En ik had nooit moeite met de Nederlandse taal, omdat mijn vader in Ambon les kreeg op een Nederlandse school. Daarom zagen mensen buiten de wijk mij nooit als ‘anders.’ In het kamp wist iedereen wie ik was, omdat mijn vader als elektricien bij iedereen over de vloer kwam zodra de stroom weer uitviel.’ Daarom voelde ze als jong Moluks meisje nooit de behoefte zich aan te passen in Nederland: ‘Ik ben altijd gewoon mezelf gebleven.’
Dat veranderde in de jaren zeventig, toen ze naar een middelbare school ging in Den Bosch waar ze voor het eerst werd geconfronteerd met haar ‘anders’-zijn: ‘Ik was vijftien toen de treinkaping [bij Wijster in 1975, CP] plaatsvond. Ik weet nog dat een leraar een stuk voorlas uit de krant, en daar zat ik dan als enige Molukse in de klas.’ In plaats van de bezettingen en gijzelingen bespreekbaar te maken, spraken meerdere leraren hun Molukse leerlingen hier persoonlijk op aan.
De directeur van haar school nodigde haar klas uit om bij hem op kantoor te praten over de gebeurtenissen en had een stevige boodschap aan zijn leraren: ‘Míjn kinderen kunnen hier niets aan doen en als je het in je hoofd haalt ze daarmee lastig te vallen, dan zorg ik ervoor dat je nóóit meer ergens aan bod komt!’
Lola voelde zich veilig in het kamp en op school, maar daarbuiten niet: ’Táts! Een Nederlandse man fietste voorbij en sloeg mij zo met een opgerolde krant op het hoofd.’ Lola liep elke dag op weg naar school onder een treintunnel door, haar vader waarschuwde haar dat ze daar nooit in haar eentje mocht lopen: ‘Als je buiten het kamp bent, moet je altijd in een groep lopen. Dan ben je veilig.’
Deze persoonlijke herinneringen heeft ze een plekje gegeven, maar het trauma aan de gewelddadige beëindiging van de treinkaping in De Punt blijft voelbaar. ‘Ik heb altijd gezegd: als Dries van Agt overlijdt, vier ik een feestje.’
De hardnekkige mythe van de valse belofte
En dan was er nog het gevoel dat de Nederlandse overheid tekortschoot naar de Molukkers toe. Toen er in de jaren negentig Somalische overburen kwamen, keek haar vader betraand toe hoe zij matrassen en een tv naar binnen hesen. ‘Hij zei: ‘Toen wij hier kwamen kregen wij níéts. Vier houten kisten, waar je drie stoeltjes en een tafel van kon maken’.’ En dat, benadrukt ze, terwijl haar vader nog voor de Nederlandse vlag had gevochten.
Tot op de dag van vandaag heerst op grote schaal het misverstand dat de Nederlandse regering ooit heeft beloofd Molukkers terug te brengen naar een eigen RMS, als dank voor hun strijd in het KNIL. Met dit verhaal ben ik ook opgegroeid. Het gevolg van die verhalen over de ‘valse belofte’ is een versterking van emoties: verraad, vernedering, onmacht en frustratie.
‘Het verhaal van de belofte van een eigen staat is een hardnekkige mythe die nogal resistent is tegen onderzoek’
Maar veelvuldig onderzoek toont aan dat de Nederlandse regering deze belofte nooit heeft gemaakt. Wim Manuhutu, historicus en voormalig directeur van Museum Maluku, bevestigt per mail: ‘Het verhaal van de belofte van een eigen staat is een hardnekkige mythe die nogal resistent is tegen onderzoek.’
Een gevoel van deceptie onder Molukkers is op zijn plaats, als je ziet hoe Molukkers jarenlang in het KNIL hun loyaliteit aan Nederland hebben bewezen, en die gunst nooit hebben teruggekregen.
Waarom het belangrijk is hierbij stil te staan, wordt duidelijk als ik Molukkers van de derde generatie vraag hoe zij op hun manier betekenis geven aan hun Molukse identiteit.
Zolang de Molukse wijk bestaat, zijn wij er nog
Waar oudere generaties hun Molukse identiteit baseren op hun eigen ervaringen, spelen voor ons als jonge generatie onze (groot)ouders een hele belangrijke rol. Dit zijn mensen die bewogen levens hebben gehad in, voor ons, ongekende tijden van herhaaldelijke onderdrukking.
Via een gemeenschappelijke vriendin kwam ik er een paar jaar geleden achter dat ik een achterneef heb in Wormerveer: Francois Pical (31). Als ik Francois voor het eerst zie, is het net alsof ik naar mezelf kijk. Een denim overhemd, donkere spijkerbroek, Nikes aan zijn voeten en tatoeages op zijn armen.
Francois is actief voor de Molukse wijk, stichting en kerk. Het behoud van de Molukse wijk in Wormerveer is voor hem van emotionele waarde, vertelt hij: ‘Wormerveer staat voor de opa’s en oma’s die hier ooit aankwamen. Zolang de Molukse wijk bestaat, betekent dat: wij zijn er nog.’
Hij zoekt ook naar nieuwe wegen om jonge Molukkers te verenigen: ‘Mensen uit de film, journalisten, muzikanten, uit de financiële sector. Ik wil dat we met z’n allen gaan samenwerken zodat we onszelf opnieuw als gemeenschap op de kaart kunnen zetten.’
Het onderwerp dat nog steeds moeilijk bespreekbaar is: de RMS
Veel ouderen van de eerste generatie zijn er niet meer, over een tijdje zullen wij, de derde generatie, het stokje van de tweede generatie overnemen. Hoe zetten we onze identiteit voort in Nederland?
Ik vertel Francois dat ik af en toe druk meen te voelen vanuit de oudere generaties, die hele specifieke ideeën hebben over hoe wij culturele en politieke tradities moeten voortzetten. Namelijk, op dezelfde manier zoals zij dat hebben gedaan. Terwijl ik sommige van die tradities graag zou willen herzien. Ik vraag me af, hebben zij nog een functie, zijn ze nog van deze tijd en kunnen wij niet als nieuwe generatie andere denkbeelden over onze Molukse identiteit naar voren brengen?
‘De verhalen die ze ons hebben meegegeven zullen wij niet vergeten’
Francois herkent dit: ‘Ik denk dat zij een ideaal in gedachten hebben van hoe wij ons als nieuwe generatie in de Nederlandse samenleving moeten plaatsen. De verhalen die ze ons hebben meegegeven zullen wij niet vergeten, daar moeten ze op vertrouwen. Zodat wij de vrijheid krijgen om op onze eigen manier invulling aan te geven aan onze identiteit.’ In plaats van ons altijd te willen corrigeren, ‘dat werkt heel erg remmend.’
‘Hoe denk jij eigenlijk over RMS,’ vraag ik. De ontspannen sfeer met veel geklets en gelach van daarvoor, is er even niet meer. Hij blijft stil. Voor mij is de RMS een ideaal, vertel ik, en ik denk dat als wij vanuit Nederland willen helpen de situatie op de Molukken te verbeteren, dat het erom gaat wat Molukkers dáár willen, niet wat wij voor ze willen. Of dat een RMS is of niet, en hoe ze dat voor zich zien, is aan hen. Want mijn toekomst is sowieso hier.
Francois knikt, maar een antwoord blijft uit. Later, als ik thee voor ons inschenk, merkt Francois wel op dat hij van zijn vader in Indonesië geen RMS-symbolen, of Molukse vlag, mag dragen. ‘Dat is gevaarlijk!’
Planten in de Hortus Botanicus. Foto: Amber Toorop (voor De Correspondent)
Mijn generatie: ‘dubbelbloedjes’
Tessa Rusmanto Pormes (31) woont samen met haar man in een riante vinexwoning in Amsterdam-Noord: ‘Ik ben een dubbelbloedje, van mijn moeder mag ik geen halfbloedje zeggen,’ zegt ze lachend. Haar moeder is Nederlandse en haar vader Moluks. Aan de muur schittert een verentooi met lange lichtgrijze veren en feloranje details. De televisie staat aan, voor de muziek op de achtergrond.
Tessa pakt twee boeken uit de vitrinekast. ‘Dit zijn de kerkliederenboeken van mijn oma,’ zegt ze. ‘Op momenten dat ik het allemaal even niet meer weet, kijk ik naar de teksten die mijn oma altijd las op momenten dat zij steun nodig had in haar leven.’
Haar christelijk geloof is voor haar heel belangrijk, ‘dat is voor mij ook écht Moluks.’ Drie jaar geleden deed ze haar sidi, geloofsbelijdenis. Nu gaat ze graag op zondag naar de kerk: ‘De dominee vertelt dan over allerlei actualiteiten en wat dat betekent voor ons geloof en ons als gemeenschap. Er wordt muziek gemaakt. Oh, als ik daar wegga dan voel ik me zó... verbonden met iedereen.’ Jaarlijks zijn er nog steeds groepen jongeren die hun geloofsbelijdenis doen in de Molukse kerk.
Wij hoeven ons niet te verantwoorden
Als het gaat om haar Molukse identiteit kan ze bepaalde tradities waarderen, maar voelt ze niet de behoefte daaraan te voldoen. Net als ik spreekt ze geen Maleis, is ze niet opgegroeid in een Molukse wijk en is ze half Moluks, en als andere Molukkers daar commentaar op hebben, trekt ze zich daar niets van aan: ‘Ik heb niet het gevoel dat ik me moet verantwoorden. Weten waar je vandaan komt, is je familiegeschiedenis kennen. En laat iedereen gewoon in z’n waarde.’
‘Vroeger was ik echt boos. Toen ik een jaar of vijftien, zestien was. Molukkers is zoveel onrecht aangedaan en dat is nooit erkend. Ik had echt een hekel aan Nederlanders.’ Wat niet alleen moeilijk was omdat ze in Nederland woont, maar ook omdat de helft van haar familie Nederlands is, en bijna al haar vriendjes en vriendinnetjes.
‘Molukkers is zoveel onrecht aangedaan en dat is nooit erkend’
Deze boosheid kende ik vroeger ook. Inmiddels heb ik mijn boosheid omgezet in een optiek: Het is belangrijk om (de geschiedenis van) de Molukse gemeenschap als Nederlandse samenleving te erkennen. Daarmee erken je mijn familie en de tegenslagen die ze hebben overwonnen, daarmee erken je ook mij.
Naarmate Tessa ouder wordt zal ze het onrecht niet vergeten, maar ze kiest er wel voor om verder te gaan: ‘En nu,’ lacht ze, ‘ben ik ook nog getrouwd met een Indonesische moslim.’
Tessa’s verhaal laat zien hoe onrecht generaties verder nog voortleeft, maar ook veranderlijk is, voor mijn generatie meespeelde, maar ook op de achtergrond raakt. En dat brengt me op de lessen die deze zoektocht mij bracht.
Wat zeggen deze verhalen?
Ik ging op zoek naar hoe Molukkers als gemeenschap op hun eigen manier hun positie in de Nederlandse maatschappij verwierven. Anis, Lola, Francois en Tessa laten zien hoe Molukkers, per generatie en per locatie, steeds opnieuw bepalen hoe zij zich willen positioneren als Molukker in Nederland. Door actief bij te dragen aan de samenleving, maar met een eigen invulling aan hun Molukse identiteit.
Met het terugblikken op 66 jaar Molukkers in Nederland wordt duidelijk hoe integratie een complex en continu proces is. Assimilatie is geen instant oplossing voor een nieuwe bevolkingsgroep die zijn plek probeert te vinden in de maatschappij. Mensen die hun thuis zijn verloren, daar om rouwen, moeten wennen aan een nieuwe cultuur, meteen de Nederlandse taal leren, meteen werk zoeken, kinderen grootbrengen: dat kost tijd.
Wat de jaren zeventig goed laten zien, is dat het belangrijk is om met nieuwkomers in gesprek te gaan. Waarbij mensen die zich niet gehoord voelen, zich gedwongen voelen harde acties te ondernemen om aandacht te krijgen voor hun situatie.
De zoektocht naar deze antwoorden leverde mij intieme gesprekken op over persoonlijke ervaringen en familiegeschiedenissen. Dit laat mij zien dat Molukkers nog altijd behoefte hebben aan zichtbaarheid, discussie en perspectief.
Over één ding is iedereen het eens: Moluks, dat bén je. Al veranderen tijden en tradities. Daarom is nu de belangrijkste vraag: hoe wil de Molukse gemeenschap mee veranderen?
Update 25-4-2017: In het eindredactieproces is in de kop komen te staan dat Molukkers de eersten waren die naar Nederland migreerden. Dat doet geen recht aan de tekst, waarin staat dat het de eerste etnische groep was die in 1951 onvrijwillig naar Nederland werd gebracht door de Nederlandse overheid. Er waren uiteraard eerder migranten. De kop is daarom aangepast.
Meer lezen?
Zo splijt Poetin de 30.000 Russen die in Nederland wonen De kranten staan vol met verhalen over de weg die migranten afleggen voor ze hier komen. Maar hoe is het om migrant in Nederland te zijn? We brengen verschillende groepen samen aan een tafel. Vandaag: vier Russische Nederlanders. Voelen zij zich hier thuis, en wat bindt en splijt de Russische gemeenschap? In gesprek in de supermarkt: Tim (17) en Tafari (27) lossen zelf hun problemen wel op Verkiezingen gaan over de toekomst van Nederland. Maar wat kan daarover worden gezegd als we niet weten aan wie we die toekomst geven? Dus sprak ik jonge supermarktmedewerkers op verschillende plekken. Luisteren: Ras bestaat niet. Kunnen witte mensen dat ook inzien? Ras is een verzinsel om slavenhandel en kolonialisme te legitimeren. Witte mensen zien dat niet of willen het niet zien. Actrice Anousha Nzume houdt hen een confronterende spiegel voor in haar boek Hallo witte mensen.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!