Niemand kon zo over cijfers praten als Hans Rosling. De Zweedse arts en statisticus trok in zijn lezingen - waaronder vele TED-talks - alles uit de kast om je van zijn boodschap te overtuigen. Zelfs degenslikken in een glitterpak ging hem niet te ver.
Zijn boodschap? Als we de wereld willen begrijpen, moeten we naar de feiten kijken. Rosling was geschokt over de onwetendheid die hij overal ter wereld aantrof. Of het nou om armoede, onderwijs of gezondheid ging, keer op keer zag hij dat mensen een sterk vertekend beeld van de wereld hadden.
Vorig jaar overleed Rosling op 68-jarige leeftijd aan alvleesklierkanker. Daarmee verloor de wereld een van zijn beste leraren. Maar zijn wijsheid en mooie verhalen zijn bewaard gebleven. Want deze maand verscheen het boek dat hij met zijn zoon Ola Rosling en schoondochter Anna Rosling Rönnlund schreef: Feitenkennis.
Hieronder publiceren we een deel van hoofdstuk 1 van zijn nieuwe boek Feitenkennis: Tien redenen waarom we een verkeerd beeld van de wereld hebben en het beter gaat dan je denkt.
Het was oktober 1995 en ik had nog geen idee dat ik na mijn college van die avond zou beginnen met onze strijd tegen misvattingen over de wereld.
‘Hoe hoog is het kindersterftecijfer in Saoedi-Arabië? Geen vingers opsteken. Roep het maar gewoon.’ Ik had kopieën uitgedeeld van tabel 1 en 5 van het jaarverslag van Unicef. De papieren zagen er saai uit, maar ik was er enthousiast over.
‘35,’ riepen de studenten in koor.
‘Juist. Dit betekent dat van elke duizend levend geboren kinderen er vijfendertig vóór hun vijfde verjaardag sterven. Weten jullie ook het cijfer van Maleisië?’
‘Veertien,’ klonk het koor weer.
Terwijl de getallen door de collegezaal weerklonken, krabbelde ik ze met een groene pen op het plastic vel op de overheadprojector.
‘Brazilië?’
‘55.’
Ik legde de pen neer en zei: ‘Weten jullie waarom ik zo geobsedeerd ben door die kindersterftecijfers? Niet alleen omdat ik om kinderen geef. Dit getal neemt de temperatuur van een hele samenleving op. Als een enorme koortsthermometer. Omdat kinderen heel kwetsbaar zijn.’
‘Er zijn zoveel dingen waaraan zij kunnen sterven. Als in Maleisië maar veertien van de duizend kinderen sterven, wil dat zeggen dat de andere 986 blijven leven. Hun ouders en hun samenleving slagen erin om hen te beschermen tegen alle gevaren waaraan ze zouden kunnen sterven: bacillen, honger, geweld, enzovoort.’
‘Dus dit cijfer veertien vertelt ons dat de meeste gezinnen in Maleisië genoeg te eten hebben, hun rioleringssysteem niet in hun drinkwater lekt, ze goede toegang hebben tot gezondheidszorg en moeders kunnen lezen en schrijven. Het vertelt ons niet alleen iets over de gezondheid van kinderen. Het is een maatstaf voor de kwaliteit van een hele samenleving.’
Ik pakte de pen weer. ‘Vertel me eens hoe het leven in Saoedi-Arabië 35 jaar geleden was? Hoeveel kinderen stierven er in 1960? Dat staat in de tweede kolom.’
Het volume nam af terwijl de studenten dat grote getal uitspraken: ‘242.’
‘Ja, dat klopt. Saoedi-Arabië heeft een geweldige vooruitgang geboekt, zien jullie? Het kindersterftecijfer per duizend is in 33 jaar tijd gedaald van 242 naar 35. Dat is heel wat sneller dan in Zweden. Bij ons duurde het 77 jaar voor we zo ver vooruitgegaan waren.’
‘Ik zeg het maar vast,’ zei ik. ‘Jullie zullen geen landen vinden waar het kindersterftecijfer is gestegen. Omdat de wereld in zijn algemeenheid vooruitgaat.’
De megamisvatting dat ‘de wereld in tweeën is verdeeld’
Het is niet gemakkelijk om grip te krijgen op een misvatting. Die avond in oktober 1995 kreeg ik het beest voor het eerst in het vizier. Het was zo’n opwindende ervaring dat ik sindsdien altijd op megamisvattingen ben blijven jagen.
Ik noem het megamisvattingen omdat ze zo’n enorme impact hebben op de onjuiste manier waarop mensen de wereld waarnemen. Deze is de ergste. De megamisvatting dat je de wereld kunt onderverdelen in twee misleidende vakken, rijk en arm, vertekent in het hoofd van mensen alle wereldwijde verhoudingen.
Ik bedacht er de term ‘kloofinstinct’ voor. Daarmee bedoel ik onze neiging om van alles in te delen in twee afzonderlijke en vaak tegengestelde groepen, met daartussen een imaginaire kloof – een diepe afgrond van onrechtvaardigheid.
Het verhaal dat je nu gaat lezen laat zien hoe dat kloofinstinct in het hoofd van mensen een beeld schept van een wereld die uiteenvalt in twee soorten landen of twee soorten mensen: rijk versus arm.
Wij versus zij
Ik hervatte het college en legde uit dat de kindersterfte het hoogst was in tribale gemeenschappen in het regenwoud, en onder traditionele boeren in afgelegen agrarische gebieden over de hele wereld.
Een jonge student op de eerste rij stak zijn hand op. Hij hield zijn hoofd schuin en zei: ‘Ze kunnen nooit leven zoals wij.’ In het hele lokaal knikten andere studenten instemmend.
Mijn studenten hadden het over ‘zij’ en ‘wij’. Anderen hebben het over de ‘ontwikkelingslanden’ en de ‘ontwikkelde wereld’.
Ik hoor ook vaak: ‘het Westen - en de rest’, ‘Noord - Zuid’ en ‘laag inkomen - hoog inkomen’.
Wat zeggen de data?
Maar welk beeld hebben ze in hun hoofd als ze die twee simpele termen gebruiken? En hoe verhoudt dat beeld zich tot de werkelijkheid?
Laten we dat eens controleren aan de hand van de data. Op het diagram is voor alle landen het aantal baby’s per vrouw en het kinderoverlevingscijfer te zien. Deze grafiek doet precies wat een student voorstelde als methode om de twee groepen te definiëren: ‘wij’ en ‘zij’, of ‘het Westen’ en ‘de rest’. Hier heb ik de twee groepen het label ‘ontwikkelend’ en ‘ontwikkeld’ gegeven.
Elke bubbel in het diagram staat voor een land, waarbij de grootte van de bubbel laat zien hoe groot de bevolking van dat land is. De grootste bubbels zijn India en China. Aan de linkerkant van het diagram staan landen waar de vrouwen veel baby’s krijgen en aan de rechterkant staan landen waar de vrouwen weinig baby’s krijgen.
Hoe hoger een land op het diagram staat, hoe beter het overlevingscijfer van kinderen in dat land is.
Kijk eens hoe mooi de landen van de wereld in de twee vakken vallen: ontwikkelde en ontwikkelingslanden. En tussen die twee vakken zit een duidelijke kloof, met daarin slechts vijftien kleine landen (waaronder Cuba, Ierland en Singapore), waar maar 2 procent van de wereldbevolking woont.
In het vak met het label ‘ontwikkelend’ staan 125 bubbels, waaronder China en India. In al die landen krijgen vrouwen gemiddeld meer dan vijf kinderen en komt kindersterfte veel voor: minder dan 95 procent van de kinderen overleeft, wat betekent dat meer dan 5 procent van de kinderen voor hun vijfde jaar sterft.
In het andere vak, met het label ‘ontwikkeld’, staan 44 bubbels, waaronder de Verenigde Staten en het grootste deel van Europa. In al die landen krijgen de vrouwen minder dan 3,5 kinderen per vrouw en ligt het kinderoverlevingscijfer boven de 90 procent.
Wat is er dan mis met het etiket ‘ontwikkelingsland’?
De wereld past in twee vakken. Deze grafiek toont duidelijk een wereld die is verdeeld in twee groepen, met een kloof ertussenin.
Dus wat is nou het probleem? Waarom is het zo verkeerd om landen het etiket ‘ontwikkelingsland’ en ‘ontwikkeld land’ te geven?
Omdat deze grafiek de wereld laat zien zoals die eruitzag in 1965! Dát is het probleem. Zou jij een kaart uit 1965 gebruiken om de weg in je land te vinden? Zou je blij zijn als je dokter de nieuwste onderzoeksgegevens uit 1965 gebruikte voor jouw diagnose en behandeling? Het diagram hieronder laat zien hoe de wereld er vandaag uitziet.
De wereld is totaal veranderd. Vandaag de dag zijn in verreweg de meeste landen de gezinnen klein en komt kindersterfte zelden voor, ook in de grootste landen, India en China. Kijk naar de hoek linksonder. Dat vak is bijna leeg.
De wereld is veranderd, maar de kijk op de wereld is dat niet
Het kleine vakje, met weinig kinderen en een hoog overlevingscijfer, daar zijn alle landen naar op weg. En de meeste landen zijn er al. 85 procent van de mensheid zit al in het vak dat vroeger ‘de ontwikkelde wereld’ werd genoemd. De overige 15 procent zit grotendeels ergens tussen de twee vakken in. Slechts dertien landen, die samen 6 procent van de wereldbevolking vertegenwoordigen, bevinden zich nog in het vak ‘ontwikkelend’.
De wereld is veranderd, maar de kijk op de wereld is dat niet, tenminste niet in het hoofd van de ‘westerlingen’. De meesten van ons hebben een volledig verouderd idee over de rest van de wereld.
De totale make-over van de wereld die ik net heb laten zien, geldt niet alleen voor gezinsgrootte en kinderoverleving. De verandering ziet er voor zo’n beetje elk aspect van het menselijk leven vrijwel hetzelfde uit.
Of je nu een diagram maakt over inkomensniveau of toerisme, over democratie of toegang tot onderwijs, over gezondheidszorg of elektriciteit, allemaal zullen ze hetzelfde verhaal vertellen: vroeger was de wereld in tweeën verdeeld maar nu niet meer.
Vandaag de dag zitten de meeste mensen in het midden. Er is geen kloof tussen het Westen en de rest, tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden, tussen rijk en arm. En we zouden allemaal eens moeten ophouden met die simpele categorisering in tweetallen, die het doet voorkomen alsof die kloof er wel is.
Hebben mensen echt zo’n vertekend wereldbeeld?
Als je sceptisch staat tegenover mijn bewering dat zoveel mensen het mis hebben, is dat goed. Voor dat soort beweringen moet je altijd bewijzen willen zien. En hier is het bewijs, in de vorm van een valstrik.
Eerst lieten we mensen onthullen hoe ze zich het leven in zogenaamde lage-inkomenslanden voorstelden, door vragen voor te leggen zoals deze:
Hoeveel meisjes in alle lage-inkomenslanden ter wereld maken de basisschool af?
A: 20 procent
B: 40 procent
C: 60 procent
Gemiddeld koos maar 7 procent het juiste antwoord, C, 60 procent van de meisjes in lage-inkomenslanden maakt de basisschool af. (Ter herinnering: 33 procent van de chimpansees in de dierentuin zou deze vraag juist hebben beantwoord.) Een meerderheid van de mensen ‘nam aan’ dat het maar 20 procent was.
Er zijn maar heel weinig landen in de wereld – uitzonderlijke plekken zoals Afghanistan en Zuid-Soedan – waar minder dan 20 procent van de meisjes de basisschool afmaakt, en hooguit 2 procent van de meisjes op de wereld woont in zo’n land.
Mensen denken dat het leven in landen met lage inkomens veel ellendiger is dan het in werkelijkheid is
Op vergelijkbare vragen over levensverwachting, ondervoeding, waterkwaliteit en vaccinatiegraad – waarin we dus eigenlijk vroegen hoeveel mensen in lage-inkomenslanden toegang hebben tot de eerste basisstappen in de richting van een modern leven – kregen we hetzelfde soort uitkomsten.
Laten we nu de val dichtklappen en de misvatting gevangennemen. We weten nu dat mensen denken dat het leven in landen met lage inkomens veel ellendiger is dan het in werkelijkheid is. Maar hoeveel mensen leiden volgens hen zo’n verschrikkelijk leven? We vroegen het aan inwoners van Zweden en de Verenigde Staten: welk percentage van de wereldbevolking leeft in een lage-inkomensland?
Volgens de meerderheid van de ondervraagden was dat 50 procent of meer. Het gemiddelde antwoord was 59 procent.
Het werkelijke cijfer is 9 procent. Slechts 9 procent van de wereld leeft in een lage-inkomensland. En vergeet niet, we hebben zojuist vastgesteld dat het in die landen lang niet zo verschrikkelijk is als mensen denken. Het is er in veel opzichten slecht, maar ze komen niet onder het niveau van Afghanistan, Somalië of de Centraal-Afrikaanse Republiek, de armoedigste landen om in te leven op aarde.
Samenvattend: lage-inkomenslanden zijn veel ontwikkelder dan de meeste mensen denken. En er leven veel en veel minder mensen in zo’n land. Het idee van een verdeelde wereld met een meerderheid die in ellende en gebrek verkeert, is een illusie. Een totale misvatting. Gewoon fout.
Dus hoe moeten ‘wij’ ‘hen’ dán noemen? De vier levels
Ik doe in mijn presentaties meestal nogal grof over de term ‘ontwikkelingslanden’.
Na afloop vragen mensen me dan: ‘Hoe moeten we hen dán noemen?’ Dat is dezelfde misvatting. Wij en zij. Hoe moeten ‘we’ ‘hen’ dan noemen?
Wat we moeten doen, is ophouden landen in te delen in twee groepen. Het helpt ons niet om praktische kennis over de wereld op te doen. Het helpt bedrijven niet om kansen te vinden, en het helpt niet om hulpgelden bij de armste mensen te krijgen.
Maar we hebben wel een indeling nodig om de wereld te snappen. Ter vervanging stel ik een even simpele, maar relevantere manier voor om de wereld op te delen: in vier inkomensniveaus.
Elk poppetje in het diagram staat voor 1 miljard mensen en de zeven poppetjes laten zien hoe de huidige wereldbevolking is verdeeld over vier inkomensniveaus, uitgedrukt in dollars per dag. Je ziet dat de meeste mensen op de twee middenniveaus leven, waar aan de meeste van hun basisbehoeften wordt voldaan.
Vaak kost het een familie verschillende generaties om van level 1 naar level 4 te komen.
Bij het begin van de geschiedenis van de mensheid bevond iedereen zich op level 1. Meer dan honderdduizend jaar lang wist niemand naar een hoger level te komen en de meeste kinderen leefden niet lang genoeg om zelf ouders te worden. Nog maar 200 jaar geleden bevond 85 procent van de wereldbevolking zich op level 1, in extreme armoede.
Waarom is ‘de kloof’ zo hardnekkig? En hoe herken ik ‘m?
Het kostte de Wereldbank zeventien jaar voor ze eindelijk in het openbaar aankondigde dat ze de termen ‘ontwikkelingslanden’ en ‘ontwikkelde landen’ liet vallen en de wereld voortaan zou verdelen in vier inkomensgroepen. De VN en de meeste andere mondiale organisaties hebben deze verandering nog steeds niet aangebracht.
Maar waarom is deze misvatting over een kloof tussen rijk en arm zo moeilijk te ontkrachten?
Ik denk dat het komt doordat mensen een sterke dramatische neiging hebben tot binair denken, een basale drang om dingen in twee afzonderlijke groepen te verdelen, met alleen een lege kloof daartussen. Goed tegenover slecht.
Journalisten weten dit. Zij brengen hun verhalen als een conflict tussen twee tegenover elkaar staande mensen, gezichtspunten of groepen. Ze vertellen liever verhalen over extreme armoede en over miljardairs dan over de grote meerderheid van de mensen die zich langzaam voortslepen naar een beter leven.
Door het kloofinstinct bedenken wij een scheiding waar alleen maar een vloeiend verloop is, we verzinnen een verschil waar samensmelting plaatsvindt en conflict waar overeenstemming is. Als je vanavond naar het nieuws kijkt of op de website van een belangengroep klikt, is de kans groot dat je conflicten tussen twee groepen ziet, of zinsneden tegenkomt als ‘de groeiende kloof’.
Er zijn drie veelvoorkomende waarschuwingssignalen die erop wijzen dat iemand (of jijzelf) een al te dramatisch kloofverhaal vertelt en inspeelt op je kloofinstinct. Laten we ze ‘vergelijking van gemiddelden’, ‘vergelijking van uitersten’ en ‘de blik vanaf hierboven’ noemen.
Alarmbel 1: vergelijking van gemiddelden
Ik ben dol op gemiddelden. Ze zijn een snelle manier om informatie over te brengen, ze vertellen ons vaak iets nuttigs, en een moderne samenleving zou zonder ze niet kunnen functioneren. Maar een simplificatie van informatie kan misleidend zijn, en dat geldt ook voor gemiddelden. Gemiddelden misleiden door een groot gebied (een reeks verschillende getallen) te verstoppen in één cijfer.
Als je twee gemiddelden vergelijkt, bestaat het gevaar dat je je nog sterker laat misleiden doordat je je richt op de kloof tussen die enkele cijfers, en zo het overlappende gebied, de overlappende reeksen cijfers die samen het gemiddelde vormen, over het hoofd ziet. Oftewel: je ziet kloven die er niet werkelijk zijn.
Kijk bijvoorbeeld eens naar de twee grafieken hieronder (die niets met elkaar te maken hebben).
De grafiek links toont de kloof tussen het gemiddelde cijfer dat mannen en vrouwen in de Verenigde Staten jaarlijks bij hun SAT-test voor wiskunde scoorden, vanaf 1965. De grafiek rechts toont de kloof tussen het gemiddelde inkomen van de mensen in Mexico en de mensen in de Verenigde Staten.
Kijk naar de enorme verschillen tussen de twee lijnen in beide grafieken. Mannen tegenover vrouwen. De Verenigde Staten tegenover Mexico. Deze grafieken lijken aan te tonen dat mannen beter in wiskunde zijn dan vrouwen en dat mensen die in de Verenigde Staten wonen een hoger inkomen hebben dan Mexicanen. En in zekere zin is dat ook waar. Het is wat de cijfers zeggen.
Maar in welke zin? In welke mate? Zijn alle mannen beter dan alle vrouwen? Zijn alle Amerikaanse burgers rijker dan alle Mexicanen?
Laten we proberen wat meer inzicht te krijgen in de werkelijkheid achter deze cijfers. Daartoe veranderen we om te beginnen de schaalverdeling langs de verticale as. Met dezelfde cijfers krijgen we nu een heel andere indruk. Nu lijkt de ‘kloof’ vrijwel verdwenen.
Als je in plaats van naar de gemiddelden per jaar naar het hele scala aan wiskundecijfers of inkomens in één bepaald jaar kijkt, zie je een vrijwel totale overlap in de scores van mannen en vrouwen. De meerderheid van de vrouwen heeft een mannelijke wiskunde-tweelingbroer: een man met dezelfde score als zij.
Als het om inkomens in Mexico en de Verenigde Staten gaat is die overlap er ook, maar slechts gedeeltelijk. Wat wel duidelijk is, is dat de twee groepen mensen – mannen en vrouwen, Mexicanen en Amerikanen – helemaal niet los van elkaar staan. Ze overlappen elkaar. Er is geen kloof.
Natuurlijk, een kloofverhaal kán de werkelijkheid wel weerspiegelen. Maar veel vaker zijn kloofverhalen het gevolg van misleidende ‘overdramatisering’. In de meeste gevallen is er geen duidelijke scheiding van twee groepen, ook al lijkt dat wel zo door de gemiddelden.
Alarmbel 2: vergelijkingen van uitersten
We voelen ons van nature aangetrokken tot extreme voorbeelden en die zijn ook gemakkelijk te onthouden. Bij het begrip mondiale ongelijkheid zie je misschien aan de ene kant de nieuwsreportages over hongersnood in Zuid-Soedan voor je en aan de andere kant je eigen comfortabele werkelijkheid.
Krijg je de vraag voorgeschoteld om na te denken over verschillende soorten regeringsstelsels, dan zie je al snel aan de ene kant corrupte dictaturen en aan de andere kant een land als Zweden met zijn geweldige verzorgingsstaat en goedwillende bureaucraten.
Verhalen over tegenstellingen bevorderen zelden je inzicht in de wereld. Er zullen altijd rijksten en armsten zijn en er zullen altijd de slechtste en de beste regimes zijn. Maar het feit dat er uitersten bestaan, vertelt ons niet veel. De meerderheden zijn meestal in het midden te vinden en die vertellen een heel ander verhaal.
Neem Brazilië, een van de meest ongelijke landen ter wereld. De rijkste 10 procent in Brazilië verdient 41 procent van het totale inkomen. Verontrustend, niet? Het klinkt te hoog. Je ziet al snel een rijke elite voor je die steelt van alle anderen. De media bevestigen die indruk met beelden van de allerrijksten – vaak niet de rijkste 10 procent, maar waarschijnlijk de rijkste 0,1 procent, de ultrarijken – met hun jachten, hun paarden en hun enorme villa’s.
Ja, het cijfer is verontrustend hoog. Tegelijkertijd is het in vele jaren niet zo laag geweest.
Statistieken worden vaak op een dramatische manier gebruikt voor politieke doeleinden, maar het is belangrijk dat ze ons ook helpen onze weg te vinden in de werkelijkheid.
De meeste mensen in Brazilië hebben de extreme armoede achter zich gelaten. Het gros bevindt zich op level 3. Daar kun je een motorfiets en een leesbril kopen en geld sparen bij een bank om de middelbare school te betalen en op een dag een wasmachine te kopen.
Alarmbel 3: het beeld vanaf hierboven
Als jij dit leest, leef je waarschijnlijk op level 4. Wat in jouw land armoede heet, is iets anders dan ‘extreme armoede’. Het is ‘relatieve armoede’.
Dus de problemen van mensen op level 1, 2 en 3 zijn jou waarschijnlijk totaal onbekend.
Je belangrijkste uitdaging bij het ontwikkelen van een op feiten gebaseerd wereldbeeld is beseffen dat de meeste dingen die je zelf aan den lijve ervaart bij level 4 horen; en dat de dingen die je uit de tweede hand ervaart, gefilterd zijn door de massamedia, die dol zijn op uitzonderlijke, niet-representatieve gebeurtenissen en een hekel hebben aan normale zaken.
Als je op level 4 leeft, kan iedereen op level 1, 2 of 3 even arm lijken en kan het woord ‘arm’ elke specifieke betekenis verliezen. Zelfs een persoon op level 4 kan arm lijken: misschien bladdert de verf van zijn muren of misschien rijdt hij in een tweedehands auto.
Iedereen die weleens vanaf een hoog gebouw naar beneden heeft gekeken, weet hoe moeilijk het is om vanaf dat punt de hoogteverschillen tussen de lagere gebouwen in te schatten. Ze lijken allemaal nogal laag. Zo is het ook verklaarbaar dat de wereld in de ogen van mensen die op level 4 leven, in maar twee categorieën is verdeeld: rijk (boven op het gebouw, net zoals jij) en arm (daarbeneden, niet zoals jij). Het is verklaarbaar dat je zegt ‘O, ze zijn allemaal arm’, wanneer je naar beneden kijkt.
Mensen die in extreme armoede leven op level 1 weten heel goed hoeveel beter het leven zou zijn als ze van 1 dollar per dag konden opschuiven naar 4 dollar per dag, laat staan naar 16 dollar per dag. Mensen die overal op blote voeten naartoe moeten lopen, weten dat een fiets hun een hele hoop tijd en moeite zou besparen en hen sneller naar de markt in de stad zou brengen en naar een betere gezondheid en levensstandaard.
Wat heb je nodig om hier niet in te trappen?
Wat heb je nodig om misvattingen op te sporen, gevangen te nemen en er iets anders voor in de plaats te stellen? Data.
Je moet de data laten zien en de werkelijkheid erachter beschrijven. Dus dank aan de data-tabellen van Unicef, dank aan bubbeldiagrammen en dank aan het internet.
Maar je hebt nóg iets nodig. Misvattingen verdwijnen alleen als er een even eenvoudige, maar relevantere manier van denken voor in de plaats komt. Daarvoor zorgen de vier levels.
Feitenkennis is herkennen wanneer een verhaal over een kloof gaat, en bedenken dat dit dus een beeld schetst van twee afzonderlijke groepen, met een kloof ertussen. De werkelijkheid bestaat vaak helemaal niet uit die twee gescheiden polen. Meestal bevindt de meerderheid zich juist in het midden, waar de kloof wordt geacht te zijn.
Wil je het kloofinstinct in bedwang houden, zoek dan naar de meerderheid.
- Pas op voor vergelijkingen van gemiddelden. Als je alle data zou kunnen bekijken, zou je waarschijnlijk zien dat die elkaar overlappen. Waarschijnlijk is er helemaal geen kloof.
- Hoed je voor vergelijkingen van uitersten. In alle groepen, van landen of mensen, bevindt een klein deel zich aan de top en een klein deel zit helemaal onderaan. Het verschil is soms buitengewoon onrechtvaardig. Maar zelfs dan zit de meerderheid meestal ergens ertussenin, precies waar de kloof wordt geacht te zijn.
- Vergeet niet: als je van bovenaf omlaag kijkt, is je uitzicht vertekend. Alles daar beneden lijkt even laag, maar dat is het niet.
Dit is een ingekort hoofdstuk uit het boek Feitenkennis, dat deze week is verschenen. Het boek is vertaald door Annemie de Vries.
Meer lezen?
Na deze 4 grafieken kijk je nooit meer hetzelfde naar het gemiddelde Wat hebben een donut en een dino met elkaar gemeen? Meer dan je denkt. En ze vertellen je een hoop over de zin en onzin van statistiek. Er leven veel meer Nederlanders in armoede dan we denken De armoede daalt volgens de officiële statistieken. Maar is dat wel zo? Ik dook in de cijfers en ontdekte dat schulden niet meetellen. Zo zien we tienduizenden mensen in armoede over het hoofd.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!