Eigenlijk was een interview wel het laatste waar Bart Brandsma (1967) op zat te wachten. Veel liever was hij in de luwte van zijn dijkhuis in de Betuwe gebleven, de uitvalsbasis vanwaaruit hij door heel Europa reist om burgemeesters, politiemensen, journalisten, leraren en ambtenaren te leren ‘hun rol te vinden en te pakken’ wanneer burgers om de een of andere reden in polen tegenover elkaar zijn komen te staan.

‘Ik wil koste wat kost weg zien te blijven van die polen’, zegt hij in een gesprek dat aan dit interview voorafgaat. ‘In een interview loop ik altijd het risico iets te zeggen waardoor ik alsnog in een zwart-witframe pas en ongewild op de een of andere pool terechtkom.’

Als voormalig journalist – voor de publieke omroep en voor het tijdschrift Filosofie Magazine – hoef je hem niets te vertellen over het effect van framing. Voordat je het weet duwt een journalist je in een hoek of stopt hij je in een hokje waar je helemaal niet wilt zijn. Een interview op De Correspondent – een medium met een uitgesproken progressieve reputatie – kan dan meteen je geloofwaardigheid kosten.

Zijn twijfel illustreert perfect het probleem dat ik in deze serie onderzoek: dat het medialandschap de brandstofleverancier bij uitstek geworden is voor wat Brandsma wij-zij-denken noemt.

Dat hij mij toch te woord staat, komt voort uit onze gedeelde bezorgdheid dat journalistiek – specifieker: online journalistiek – deel is van het probleem, in plaats van de oplossing. En dat dit toch anders moet kunnen.

Telkens wanneer zich kwesties voordoen die de geesten verdelen, duikt Bart Brandsma op om de betrokkenen te adviseren

Zo komt het dat we in de constante drukte van het vernieuwde Centraal Station in Utrecht een rustig gesprek voeren dat ons als het ware langs de achterkant van het nieuws voert. Want telkens wanneer zich kwesties voordoen die de geesten verdelen, duikt Brandsma op om de betrokkenen te adviseren.

In 2016 verscheen zijn boek Daarvoor timmerde hij al tien jaar aan de weg als polarisatiestrateeg, vaak zonder gehoor te vinden. De vluchtelingencrisis en de opkomst van het internationaal terrorisme zorgden ervoor dat beleidsmakers alsnog in zijn verhaal geïnteresseerd raakten.

De beelden van briesende burgers – van tot – zullen velen nog levendig voor de geest staan. De zwartepietdiscussie, demonstrerende Turkse Nederlanders: bij Brandsma in de praktijk komt de actualiteit in al haar facetten voorbij. Op internet nemen deze offline polarisaties vaak nog heviger vormen aan – van scheldkannonades op Twitter tot een ‘uitzwaaidag’ voor Sylvana Simons. Het zijn fenomenen als deze die menigeen de lust tot online debatteren hebben ontnomen.

Welke lessen in depolarisatie heeft Brandsma voor ons in petto? En hoe zijn daaruit ingrediënten te destilleren voor een beter online debat?

1

Een polarisatie is iets anders dan een conflict

‘Toen ik me – rond 2006, KS – begon te verdiepen in polarisatie reisde ik naar Noord-Ierland om daar een training te volgen. Maar ik had er te weinig aan. In Noord-Ierland is er sprake van een klassiek conflict: er staan twee groepen met verschillende belangen tegenover elkaar. De probleemeigenaren zijn bij een conflict gemakkelijk aan te wijzen – hier de katholieken, daar de protestanten. Bij polarisatie ligt dat fundamenteel anders. Of je wel of niet ‘meedoet’ in een polarisatie is onduidelijk.’

‘Neem de polarisatie tussen ‘moslims’ en ‘niet-moslims’ als gevolg van de terroristische aanslagen. Houd je de islamitische gemeenschap nu verantwoordelijk voor die aanslagen of niet verantwoordelijk? En zo ja, wie spreek je dan aan? De problematiek ligt ook veel meer onder de oppervlakte dan bij een conflict – het kost tijd om vast te stellen wie betrokken zijn en welke gevoelsdynamiek dominant is. Wat er eigenlijk gaande is, is niet met het blote oog waarneembaar. Zo gaan veel polarisaties in Nederland ten diepste over ‘het volk’ versus ‘de elite’, terwijl ze aan de oppervlakte over iets heel anders lijken te gaan.’

Zoek de juiste rol in een polarisatie

‘Omdat polarisaties vaak met een conflict worden verward, zie je beleidsmakers polarisaties vaak ook als conflict benaderen. Ze willen ‘vrede stichten’ door de betrokken partijen met elkaar te laten praten tot ze eruit zijn. En dus organiseren ze allerlei dialoogtafels en dialoogavonden. Soms is het gesprek bijna het doel.’

‘Terwijl, het is in mijn ervaring hoogstens een middel en niet eens altijd het juiste. Verkeerd ingezette dialoog kan zelfs nieuwe brandstof opleveren voor wij-zij-denken.’

Om deze opmerking te verduidelijken is het handig om een aantal van de hoofdpersonen uit Brandsma’s denkkader te introduceren. Hij onderscheidt vijf rollen die bij elke polarisatie voorkomen. ‘De handelingsverlegenheid die veel mensen bij een polarisatie voelen is onbekendheid met de effecten van de rol die ze innemen. Daarom kan het helpen scherp te krijgen welke rol je van nature pakt, en welke rol in feite gevraagd is.’

De pusher levert brandstof voor polarisatie door de tegenpool in een kwaad daglicht te stellen en oefent maximale druk uit op de silent om partij te kiezen.

De joiner kiest voor een kamp, krijgt daarmee zichtbaarheid en medestanders en stelt zich altijd wat gematigder op dan de pusher.

De silent biedt weerstand aan polarisatie. Dit voorkomt escalatie van het zwart-witdenken. In dit midden zitten drie groepen, de onverschilligen, betrokkenen en de zogenaamde beroepsneutralen.

De bridge builder wil werken aan harmonie, dialoog en begrip en levert daarmee - vaak met de beste intenties - brandstof voor polarisatie.

De scapegoat komt bij maximale polarisatie in beeld. Deze zondebok wordt gevonden in het midden. De silent en de bridge builder zijn kandidaat voor deze rol.

De bruggenbouwer heeft een blinde vlek

Toegepast op internet valt op dat pushers – die de brandstof voor een polarisatie leveren – het beste met een online debat uit de voeten kunnen. Het lijkt alsof internet daarvoor gemaakt is. Zelfs wanneer je jezelf als bruggenbouwer opwerpt, kun je in feite een pusher zijn, leer ik van Brandsma. Je kunt zo feitelijk brandstof voor een polarisatie leveren en de zaak verergeren.

Ik opende deze reeks artikelen met over mijn toenadering tot Constanteyn Roelofs van GeenStijl, die met regelmaat venijnige stukjes over mij publiceert. Door een biertje te drinken, redeneerde ik, zouden we kunnen ontdekken dat we helemaal niet zo van elkaar verschillen als je op grond van onze respectievelijke werkgevers zou verwachten.

‘Je kunt zeggen dat GeenStijl en De Correspondent voortdurend brandstof leveren voor een en dezelfde polarisatie’

Brandsma begint schalks te lachen als ik hem over dit voorbeeld vertel. ‘Je doet een pusher in een polarisatie, zoals in dit geval deze GeenStijl-auteur, geen groter plezier dan jezelf op te stellen als bruggenbouwer. Daarmee legitimeer je in feite zijn positie, je geeft hem de aandacht die hij vraagt. De brug die je bouwt wordt door pushers doorgaans goed benut.’

Bruggen bouwen kan dus averechtse effecten hebben. En dat niet alleen, stelt Brandsma: ‘Door zo demonstratief de dialoog te zoeken, ben je in feite zelf ook pusher, maar dan vermomd als bruggenbouwer. Want in feite is het jou te doen om het naar voren brengen van jouw kijk op de wereld, om te overtuigen.’

We bewijzen elkaar een dienst, stelt Brandsma. ‘Je kunt zeggen dat GeenStijl en De Correspondent voortdurend brandstof leveren voor een en dezelfde polarisatie. En dat jullie daar voor een belangrijk deel jullie publiek ook aan te danken hebben.’

Om te depolariseren moet je niet de polen bestrijden maar het midden versterken

Het is kenmerkend voor Brandsma’s denken: hij zet alle betrokkenen in een polarisatie aan het denken. Want alle rollen grijpen voortdurend op elkaar in. Het roept de vraag op: als bruggen bouwen niet de juiste weg is, hoe depolariseer je dan wel? Hij antwoordt met een voorbeeld van hoe het niet moet en een voorbeeld van hoe het wel kan.

‘Burgemeester Aboutaleb stond vorig jaar in Rotterdam voor een groep demonstrerende Turkse Nederlanders, die verbolgen waren over het feit dat hij een campagneactiviteit voor de Turkse verkiezingen had verboden. Het was voor hem heel belangrijk goed te kiezen op grond van welke wij-zij-dynamiek hij zou gaan acteren. Hij belandde van meet af aan in een ‘wij Nederlanders’ versus ‘jullie Turken’. In een ander verband legde hij daarvoor al de basis met zijn uitspraak: “wil je hier niet zijn, dan rot je maar op”.’

‘De grote kunst is om wel grenzen te stellen en tegelijkertijd mensen niet uit te sluiten. Met een tekst als deze bijvoorbeeld: “Ik vertrouw op mijn Turkse Rotterdammers en wil buitenlandse krachten op geen enkele manier de kans geven de goede Rotterdamse verhoudingen te verstoren."

Je zoekt van geval tot geval naar mediative speech, vat Brandsma samen. ‘Dan schep je een veel groter ‘wij’ en is het niet ‘wij Nederlanders’ versus ‘zij Turken’, maar ‘wij Rotterdammers’ tegenover iedereen die een vreedzame samenlevingsagenda zou kunnen verstoren.’

Dat is wat je Van der Laan voortdurend zag doen: op zoek gaan naar ‘het midden’ tussen de polen. Die had het alleen maar over ‘wij Amsterdam’. Dan bouw je geen brug tussen de polen, maar kijk je naar het water tussen de polen.’

Depolariseren kun je leren

Zijn naam is dan toch gevallen: boven vrijwel alle lessen van Brandsma lijkt de geest van Eberhard van der Laan te zweven. Deze burgemeester beheerste de kunst van het depolariseren tot in de puntjes, stelt Brandsma. Hij ontwikkelt op het moment masterclasses voor burgemeesters, omdat hij aan hen een sleutelpositie toedicht in processen van depolarisatie.

‘Ambtenaren hebben vaak wel het reflectievermogen om te kunnen depolariseren, maar voelen niet altijd waar de urgentie zit. Die gaan bij wijze van spreken na mijn training aan de bitterbal en wachten tot er weer een volgende methodiek voorbijkomt. Politiemensen voelen als geen ander de urgentie en snappen uitstekend waar ik het over heb, maar missen soms de ruimte voor reflectie om lessen goed toe te passen.’

‘De kunst is vooral: durf je te wachten met het vellen van een oordeel?’

‘Goede burgemeesters hebben zowel dat gevoel voor urgentie als het reflectievermogen om polarisaties te hanteren. Van der Laan had dat en kon aan de ene kant voor een enorm wij-gevoel zorgen en tegelijk snoeihard en vlijmscherp zijn. Precies daar ligt onze opdracht, geloof ik. Om uitgesproken voor het midden te kiezen en de polen even te laten voor wat ze zijn.’

Zijn waardering voor Van der Laan roept wel de vraag op: is er uiteindelijk niet een one-of-a-kind-character nodig om effectief op te kunnen treden tegen polarisatie? Brandsma twijfelt even over hoe deze vraag te beantwoorden.

Maar toch, bezweert hij: het vált te leren. ‘De kunst is vooral: durf je te wachten met het vellen van een oordeel? Kun je om een vraagstuk heen draaien zonder meteen een positie in te nemen? Net zo lang vragen stellen tot je weet wat er echt, onder de oppervlakte, aan de hand is? Oog hebben voor de gevoelsdynamiek, en niet alleen voor de rationele kant van een conflict? Dat zijn gewoon vaardigheden die je kunt leren.’

Hoe gaan we hiermee verder?

‘Wachten met oordelen’, dat is wel het laatste waar je aan denkt in online discussies. Ook ik betrap me er soms op dat ik al een reactie aan het formuleren ben als ik de reactie van een ander lees. Toch is het een opmerking die me bijblijft. Misschien zou voor het ideale online debat wel een soort bedenktijd moeten worden ingebouwd. Dat je alleen wanneer je aantoonbaar hebt nagedacht aan een gesprek kunt bijdragen.

Brandsma maakt intussen aanstalten te vertrekken. Hij brengt Koningsdag door in België, waar een school in Antwerpen hem heeft ingeschakeld. Voor veel van zijn interventies moet hij tegenwoordig op reis. Zou hij ook in een virtuele omgeving kunnen depolariseren, vraag ik me ten slotte af.

Of, anders geformuleerd, hoe zou een internetburgemeester het internet kunnen depolariseren? Als oud-journalist is Brandsma bekend met tv en met kranten. ‘Op tv is alles emotie, daar kun je gewoon bitter weinig informatie kwijt. Kranten zijn bij uitstek geschikt voor het communiceren van feiten en verbanden. Idealiter weet internet die twee zaken met elkaar te combineren, emotie en ratio. Maar misschien moet je wel geen discussies willen op internet, althans niet wanneer die discussies draaien om voor of tegen. De kunst van luisteren en vragen stellen is belangrijk. Misschien is de echte kunst wel om mensen online samen te brengen rondom de vraag waar het midden nu eigenlijk wakker van ligt. Dat is als je het goed doet veel interessanter dan de zoveelste discussie.’

Wachten met oordelen, de kunst van het vragen stellen. Luisteren in plaats van spreken. De verbeelding aan de macht, op zoek naar het midden. Het lijken me stuk voor stuk nuttige ingrediënten voor een beter online debat. Maar zoals de eindredacteur van dit artikel al in de kantlijn krabbelde: #hoedan? Het is tijd om dat uit te gaan proberen. In de volgende etappe van mijn zoektocht nodig ik jullie daarvoor uit.

Meer lezen?

Hoe de wereld geregeerd wordt door het hoogst uitzonderlijke Onze samenleving heeft een obsessie met de uitzondering die het verpest voor de overgrote meerderheid. Het gevolg: een cultuur van angst, cynisme en wantrouwen. Een ode aan de brave buitenlander, de goedwillende gelovige en de werkende wet. Lees het verhaal van Rob hier terug Het debat op internet staat nog maar in de kinderschoenen. Hoe kan het groeien? Wie Facebook verlaat, mist ook de aspecten die wél waardevol zijn. Zoals de mogelijkheid om in gesprek met anderen je mening te vormen. Zoek je met me mee naar alternatieve manieren om een online debat te voeren? Lees het verhaal van Karel hier terug