Dit voorjaar vroeg De Correspondent mij of ik geen vaste column wilde hebben. Dit was dé vraag waar ik als student van twintig van droomde. Ik zag mezelf al helemaal zitten in een donker schrijverscafé, met een beduimeld schriftje op schoot en koud geworden koffie naast me. Dat was jarenlang mijn ideaal.
Toch heb ik voor de eer bedankt. Want met het klimmen van de jaren heeft ook de twijfel mij bekropen. Zit de wereld wel te wachten op nóg een mening? En ik was ook gewoon onzeker. Zou het me lukken elke week weer een mening te formuleren die de moeite van het delen waard zou zijn?
Sterker nog: met het ouder worden vind ik steeds vaker dat iederéén in een discussie ergens wel een punt heeft. En dat levert natuurlijk retesaaie columns op, die ik jullie liever bespaar.
Zie je bijvoorbeeld deze hypergenuanceerde kop al voor je?
‘Lili en Howick moeten aan de ene kant in Nederland kunnen blijven, maar aan de andere kant moet de overheid vooral een manier vinden om al die andere kinderen in eenzelfde situatie recht te doen. En ook de moeder gaat natuurlijk niet vrijuit.’
Ik bedoel maar.
De wereld is te ingewikkeld voor tweets, soundbites en Facebookupdates
Toen ik het in mijn eerste artikel hierover met jullie over dit soort twijfels had zag ik veel herkenning. Ik bleek bepaald niet de enige die steeds meer moeite heeft om iets van de wereld te vinden.
Vooral leeftijdsgenoten, zo viel me op, bleken steeds minder vaak over uitgesproken meningen te beschikken. En dat is natuurlijk niet zo gek. Wie eenmaal voorbij de dertig is, heeft – zeker met een drukke baan en/of een jong gezin – steeds minder tijd en energie te verdelen, terwijl je intussen wél een steeds scherper oog krijgt voor de vele grijstinten die de wereld rijk is.
Mensen schakelen daarom als het ware ‘uit’. Ze besluiten het nieuws en de vele verhitte discussies daarover links te laten liggen.
Het zou toch niet zo moeten zijn, dat je met het ouder worden steeds minder betrokken raakt bij de wereld waarin je leeft
In jullie reacties las ik behalve herkenning óók onvrede met deze situatie. Want eigenlijk zou het toch niet zo moeten zijn, dat je met het ouder worden steeds minder betrokken raakt bij de wereld waarin je leeft.
Die wereld is veel te ingewikkeld voor tweets, Facebookupdates of soundbites, gaven jullie aan. Maar waar kun je online terecht voor een gesprek dat wél recht doet aan die complexiteit? Dat was in een notendop de vraag achter mijn zoektocht naar het ideale online debat, het afgelopen halfjaar op De Correspondent.
Omdat mensen al duizenden jaren met elkaar in gesprek zijn en pas slechts enkele decennia online, vermoedde ik dat de wijsheid vooral bij traditionele (offline) gespreksvormen te vinden zou zijn.
Daarom zocht ik van Taiwan tot de Maori naar inspiratie. Ik sprak met gerenommeerde debatdeskundigen en dialoogtrainers, bezocht beloftevolle best practices en las alles wat los en vast zat over de edele kunst van de dialoog.
Gelul over gelul
Een van jullie merkte onder mijn laatste artikel op dat hij het allemaal maar ‘gelul over gelul’ vond. Ik kon eigenlijk niet anders dan hem gelijk geven. Het is intussen de hoogste tijd om al die verzamelde inzichten in de praktijk te brengen.
Graag nodig ik jullie daarom uit voor een onlinedialooggroep die grote thema’s aan een kleinschalig, grondig, gezamenlijk onderzoek onderwerpt. Een Club voor Mensen zonder Mening, maar mét de bereidheid om samen hun vooronderstellingen te onderzoeken. Die op basis van de wijsheid die in de groep aanwezig is samen de materie beter probeert te begrijpen.
Na afloop van de dialoog schrijf ik een artikel waarin ik de verzamelde inzichten én het gesprek probeer samen te vatten. Een opinieverhaal geschreven mét lezers in plaats van vóór lezers.
Stel, we gaan het hebben over asielkinderen die in Nederland geworteld zijn maar van de wetgever toch het land uit moeten.
We slaan dan eerst aan het inventariseren: welke onderliggende vragen spelen hier? Met welke vooronderstellingen beginnen we aan het gesprek? Van daaruit gaan we stap voor stap op zoek naar wat in deze situatie rechtvaardig is. Niet om het allemaal eens te worden – júist niet – maar wel om ieder voor zich beter een standpunt te kunnen bepalen.
Je kunt dat doen op een moment dat het jou uitkomt. Het voordeel van een online gesprek is immers dat je het niet op één plaats of moment hoeft te voeren. En waar in een ‘live’ gesprek vaak de ad remste discussianten in het voordeel zijn, zijn dat nu juist de meer bedachtzame types. Ik ben heel benieuwd wat dat betekent voor het gesprek dat we gaan voeren.
Wat is ervoor nodig om dit experiment te laten slagen?
Wat ik zoek: vijftien gemotiveerde Correspondentleden die net zo nieuwsgierig zijn als ik of je online gesprekken kunt voeren waarvan je daadwerkelijk wijzer wordt – en die in bepaalde opzichten misschien zelfs beter uitpakken dan dialogen ‘in real life’. Zelf investeer ik één uur per dag in dit experiment. Jullie zal het gemiddeld zo’n vijftien minuten kosten.
- Hier kun je jezelf aanmelden voor het experiment. Om tot een evenwichtige samenstelling te komen vragen we drie dingen van je: geslacht, leeftijd en een thema waar je de komende tijd over wil discussiëren. We vragen je ook om enkele basale gespreks- en privacyregels te onderschrijven. Op basis van jullie aanmeldingen stel ik een groep van vijftien deelnemers samen. Ik streef naar een diverse mix van oud en jong, met uiteenlopende inhoudelijke interesses.
- Voor het gesprek hebben we een online omgeving nodig om samen te kunnen werken. Twee van jullie, Simon Deurloo en Aik Kramer, boden aan dat ik daarvoor hun applicatie Popdat mocht gebruiken. Dat is een plek waar je samen vragen kunt opwerpen, kunt stemmen én samen aan een tekst kunt werken. Via deze link vind je een beknopte handleiding voor de software.
-
Vijf experts
die
ik op mijn zoektocht sprak heb ik uitgenodigd om mee te kijken met het experiment. Zij zullen mij als gespreksleider coachen, maar nemen niet actief aan het gesprek deel. - We hebben ten slotte natuurlijk gespreksregels nodig, een gespreksagenda en een gereedschapskist met interventies om het gesprek naar een hoger niveau te tillen. Daarover schreef ik een handleiding, die we na het experiment kunnen aanpassen aan de hand van de inzichten die we onderweg opdoen. Je kunt de handleiding hier vast inzien:
Hoe gaat het verder?
Woensdag 3 oktober ontvangen de geselecteerde deelnemers aan het gesprek een bericht met nadere instructies.
Als deelnemer doe je mee aan één experiment, waarbij we samen één thema kiezen en daarover in gesprek gaan totdat we samen een verhaal hebben geschreven. We gebruiken daar de hele maand oktober voor. Voordien en na afloop krijg je een korte vragenlijst voorgeschoteld over je verwachtingen en ervaringen. Deze gegevens gebruiken we om het experiment te evalueren.
De Club voor Mensen zonder Mening is met nadruk een eenmalig experiment. In het beste geval ontdekken we met elkaar een nieuwe manier om online je mening te vormen en delen, die we ook weer kunnen gebruiken op De Correspondent – en houden we er een mooie, sterk onderbouwde column aan over! In het slechtste geval komt het gesprek in het geheel niet van de grond en hebben we geleerd wat níet werkt. Hoe dan ook verwacht ik dat we samen een stuk wijzer worden van dit experiment. Berusten in de beperkingen van Twitter en Facebook kan altijd nog.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!