Toen Donald Trump in januari dit jaar over vluchtelingen uit ‘shithole countries’ als Haïti klaagde, dacht ik aan wat historicus Piet Emmer jaren eerder over het eiland schreef.
‘Geen land heeft zoveel verwachtingen de bodem ingeslagen als Haïti’, aldus Emmer destijds in de Volkskrant. ‘Geen land in Noord- en Zuid-Amerika is zo arm als Haïti. Geen land in de Nieuwe Wereld heeft zoveel kleptocratische dictators gekend en wordt zo slecht bestuurd als Haïti. Geen land op het westelijk halfrond heeft zo’n sombere toekomst als Haïti.’
Haïti als uitzichtloze natie: het is een beschrijving van het land die je vaak hoort, en niet geheel ten onrechte. Toch vertelt het niet het hele verhaal. Juist bij Haïti, het land dat zo weinig toekomst zou hebben, speelt een geschiedenis die even revolutionair als dodelijk was, even vormend als verzwegen.
Het was dit nu straatarme land dat voor zijn vrijheid miljarden euro’s betaalde aan het rijke Frankrijk, afgedwongen ‘herstelbetalingen’, om Frankrijk te compenseren voor het ‘verlies’ van een winstgevende kolonie. Een geschiedenis waarover nauwelijks gesproken wordt, en die samenhangt met de revolutionaire, door tot slaaf gemaakten gevoerde strijd waaruit het land geboren is.
Een in Rijswijk gesloten verdrag verdeelde het eiland
De wortels voor die strijd liggen in de rijke Franse kolonie Saint-Domingue. Frankrijk kreeg haar in handen na een kleine eeuw strijd met de Spanjaarden. Spaanse kolonisten hadden de inheemse bevolking van het eiland Ayiti, zoals het toen bekendstond, aan het begin van de zestiende eeuw uitgemoord.
Daarna eiste de Spaanse kroon het eiland op als Hispaniola, maar vond de Fransen op zijn weg. In 1697 besloten de landen, als onderdeel van een in Rijswijk gesloten vredesverdrag, het op te delen in een westelijk Frans deel en een oostelijk Spaans deel, tegenwoordig de Dominicaanse Republiek.
De kolonisten in Saint-Domingue lieten een ingenieus irrigatiesysteem aanleggen, en vormden de vruchtbare grond op de heuvels op het eiland om tot bloeiende plantages: van alle suiker die Europa destijds importeerde, kwam 40 procent uit Saint-Domingue, van de koffie zelfs 60 procent.
Er was geen kolonie in de wereld die de kolonisator zoveel geld opleverde als deze ‘Parel van de Antillen’
In de eeuw die volgde gold Saint-Domingue als de rijkste kolonie van de ‘West-Indies’. Hoewel Engeland zijn best deed met Jamaica, en de wingewesten Nederland ook geen windeieren legden, was er geen kolonie in de wereld die de kolonisator zoveel geld opleverde als wat we nu kennen als Haïti.
Saint-Domingue was de grootste exporteur van tropische producten, en na Engeland was het de belangrijkste handelspartner voor de Verenigde Staten. Voor de Atlantische slavenhandel was het bovendien de grootste markt.
Zó rijk was het eiland, dat zelfs nadat het grootste deel van de winst was teruggevloeid naar Frankrijk, de kolonisten genoeg overhielden om imposante gebouwen neer te zetten, kunstverenigingen op te richten, een museum en een theater. De ‘Parel van de Antillen’, zoals de bewoners hun kolonie liefdevol noemden, werd beschermd door een grote marinebasis.
De helft van de tot slaaf gemaakten stierf binnen een jaar
Maar de ongeëvenaarde rijkdom had een keerzijde: hij kon slechts gerealiseerd worden door gedwongen arbeid. Tussen 1697 en 1804, toen Saint-Domingue definitief verloren ging voor Frankrijk, zijn bijna 800.000 mensen uit westelijk Afrika naar het Caraïbische eiland overgebracht, aanvankelijk vooral om de irrigatiekanalen te graven.
In Saint-Domingue wachtte hun een onmenselijke behandeling. Samen met dodelijke ziektes als gele koorts, leidde dat tot een hoog sterftecijfer: 50 procent van de tot slaaf gemaakten stierf binnen een jaar na aankomst op het eiland.
Het leidde ertoe dat plantagehouders de tot slaaf gemaakten tot het maximale belastten. De gedachte was dat als een slaafgemaakte toch binnen een jaar zou sterven, je er maar het beste alles uit kon halen. De gemiddelde levensverwachting van een slaafgemaakte op Saint-Domingue was dan ook schrikbarend laag: 21 jaar.
Het hoge dodencijfer betekende ook dat er voortdurend nieuwe mensen nodig waren. De aanvoer van tot slaaf gemaakte Afrikanen zwol aan tot maar liefst 40.000 per jaar.
In 1791, het jaar dat geldt als het begin van de Haïtiaanse revolutie, telde de kolonie 30.000 witte kolonisten, die een half miljoen zwarte slaafgemaakten trachtten te onderdrukken. Het enorme verschil in aantal gaf de Fransen het gevoel te dansen op een actieve vulkaan.
Wat de situatie explosiever maakte, was het feit dat bijna alle Afrikanen in deze kolonie eerste-generatie-slaafgemaakten waren. Zij waren nog niet geïndoctrineerd met de overtuiging dat Europeanen altijd superieur waren; ze brachten hun eigen normen en waarden mee uit hun cultuur, ideeën over leiderschap en waardigheid die ze niet klakkeloos inruilden voor die van hun overheerser.
En zoals men later zei: achter elke witte Fransman die de Franse Revolutie besprak, stond een zwarte bediende mee te luisteren
Een paar jaar voor de revolutie op Saint-Domingue werd, op 14 juli 1789, aan de andere kant van de oceaan, de Bastille in Parijs bestormd. Het Franse volk eiste, kort gezegd, een einde aan het systeem van privileges voor de aristocratie en de kerk.
De Franse Revolutie blies leven in nieuwe opvattingen over mensenrechten en universele kernwaarden als vrijheid, gelijkheid en broederschap. Het werd een van de grootste omwentelingen in de geschiedenis van de wereld.
Alle Fransen bespraken de onzekerheden over die veranderende wereld. Ook in de kolonie sprak iedereen over het verzet van de (witte) onderklasse tegen uitbuiting en onderdrukking in het tot dan toe feodale Europa. En zoals men later zou zeggen; achter elke witte Fransman die de Franse Revolutie op Saint-Domingue besprak, stond een zwarte bediende mee te luisteren.
Die ideeën, samen met de zelfbewustheid van de Haïtiaanse slavenbevolking en de afwijzing van het idee van Europese superioriteit, leidden tot een vruchtbaar klimaat voor verzet. Hoewel er in alle West-Indische kolonies altijd al verzet was geweest, met uitschieters zoals die in het door Nederlanders bestuurde Berbice, zou de revolutie op Saint-Domingue alle andere opstanden in de gekoloniseerde Caraïben in de schaduw stellen.
Een paradijs vol haat
Saint-Domingue was weliswaar extreem rijk, het was bepaald geen paradijs op aarde. Niet voor de slaafgemaakten, maar ook niet voor de witte elite die constant in angst leefde voor degenen die ze hadden onderworpen, noch voor de gemengden, de ‘mulatten’, die zich verheven voelden boven de zwarten maar op wie de witten evengoed neerkeken. Het eiland zinderde van haat en achterdocht.
In de Afrikaanse gemeenschappen broeide van meet af aan verzet, mede vanwege de wrede behandeling door de Fransen. Een deel van de slaafgemaakten kon vluchten, en sloot zich aan bij de marrons in het binnenland.
Onder hen stond al halverwege de achttiende eeuw een leider op, François Mackandal, een voodoo-priester. Het lukte hem de marron-gemeenschappen te verenigen met inspirerende toespraken, waarbij Afrikaanse tradities en religie door elkaar liepen.
Mackandal hield de marrons voor dat je laten knechten geheel in strijd was met de West-Afrikaanse voodoo-religie. Het leidde tot het eerste, relatief kleine verzet op Saint-Domingue. Dat Mackandal in 1757 gevangen werd genomen, en levend werd verbrand, maakte allesbehalve een einde aan de onrust onder de Haïtiaanse marrons.
De witte elite in de kolonie greep de Franse Revolutie aan als kans om onafhankelijk te worden van Frankrijk
Maar ook elders was er onrust. De witte elite in de kolonie greep de Franse Revolutie, en instorting van de oude machtsstructuren die daarmee gepaard gingen, aan als kans om onafhankelijk te worden van Frankrijk. Het grote voordeel daarvan was dat alles wat het rijke Saint-Domingue voortbracht, voortaan alleen aan de planters ten goede zou komen.
Maar terwijl er in Parijs door de revolutie werd gesproken over afschaffing van de slavernij, had de witte elite op de kolonie er juist baat bij dat dit systeem intact zou blijven. Daardoor ontstond de paradoxale situatie dat planters de Franse Revolutie ondersteunden, maar niet per se vanwege de waarden vrijheid, gelijkheid en broederschap die daaraan ten grondslag lagen.
De zwarte bevolking van Saint-Domingue besefte dat. Een belangrijk deel wilde daarom dat de kolonie onder Frans bewind bleef, omdat ze hadden gehoord dat de slavernij binnenkort afgeschaft zou worden.
Honderdduizend opstandige tot slaaf gemaakten
In mei 1791 besloot Frankrijk vrije kleurlingen in de koloniën het burgerschap te geven. De witte bevolking op Saint-Domingue was niet van plan deze wet in te voeren. Het leidde tot gevechten tussen kleurlingen en witten, die de revolutie ontketenden. Op 21 augustus 1791 verenigden zo’n duizend zwarte mannen en vrouwen zich. Ze staken huizen en plantages in brand en vermoordden alle witte mannen, vrouwen of kinderen die hun pad kruisten.
Binnen een paar weken tijd hadden zich 100.000 mensen bij de opstand aangesloten. 15.000 van hen stierven in de strijd, evenals vierduizend Fransen.
Intussen loerden de Spanjaarden op het rijke land, vanaf Santa Domingo, evenals de Britten, vanaf zee. In de hoop de Fransen te verdrijven ondersteunden de Spanjaarden de opstandelingen met wapens en militairen. De Fransen stuurden een oorlogsvloot met zesduizend man om Spanje en Engeland te weerstaan. De helft van de bemanning kwam om, deels in de strijd maar ook door de gele koorts.
In een wanhoopspoging om de opstandelingen aan de Franse zijde te krijgen, kondigde de hoogste functionaris van de kolonie de afschaffing van de slavernij op het eiland af.
Van belang was vooral de Britten te weerstaan, die aan de poort stonden te rammelen. Zij hadden een dubbel belang: ze wilden de rijke bezittingen verwerven én voorkomen dat de tot slaaf gemaakten van de Britse kolonies in opstand zouden komen, waar op de plantages al vonkjes van de revolutie begonnen over te slaan.
‘Nog nooit zijn de gevoelens van de mensheid met zo’n diepe tragedie geconfronteerd’, zei Thomas Jefferson, vicepresident in de VS
De Amerikanen steunden de Franse planters intussen met wapens en geld, omdat ook zij als de dood waren voor een zwarte revolutie. De latere Amerikaanse president Thomas Jefferson, toen nog vicepresident van de nog jonge Verenigde Staten, verklaarde ontdaan te zijn door de revolutie op Haïti: ‘Nog nooit zijn de gevoelens van de mensheid met zo’n diepe tragedie geconfronteerd.’
Aanvankelijk boekte de Britse vloot enig succes en kon ze de hoofdstad Port-au-Prince innemen – het schijnt dat de kerkklokken in Londen al vrolijk beierden bij het nieuws uit Saint-Domingue.
De vreugde was echter voorbarig. In de wirwar van allianties en elkaar bevechtende legers was onder de zwarte rebellen een leider opgestaan die in het geheim een gigantisch leger op de been had gebracht. Zijn naam was François-Dominique Toussaint Louverture. Hij zou het definitieve einde inluiden van de Franse overheersing van Haïti.
Een nieuwe leider: Toussaint van Breda
Louverture werd geboren op Saint-Domingue als Toussaint Bréda – zijn achternaam verwees naar de plantage Bréda waarop hij geboren werd. Hij zou de zoon van een Afrikaanse prins zijn geweest, klein van stuk en wakker van geest.
Hij was vroom katholiek, kleedde zich eenvoudig en at uitsluitend vegetarisch. Gedurende zijn hele leven sliep hij weinig – sommigen zeiden dat hij aan twee uur slaap per nacht voldoende had.
Toen de eerste opstanden uitbraken, hielp Louverture eerst zijn oude meester en diens gezin het land te ontvluchten, en sloot zich pas daarna aan bij de rebellen.
Al snel ontwikkelde hij zich tot een slim en gedreven veldheer. Hij trainde de rebellen in loyaliteit en discipline en bracht ze guerrillatactieken bij. Zijn talent leverde hem de bijnaam ‘l’Ouverture’ op, de opening, omdat het hem steeds opnieuw lukte een opening in de verdediging van de vijand te slaan.
Listig was hij ook. Toen de Spanjaarden voorstelden om samen te werken tegen de Fransen, accepteerde hij. Maar toen zij zijn leger hadden voorzien van wapens en munitie, verbrak hij het verbond – zonder de wapens terug te geven.
Het bewijst dat Louverture zich ervan bewust was dat dit een zwarte revolutie was. Spanje had immers de slavernij niet afgeschaft. En samenwerking met een Spaanse bondgenoot zou zijn volk uiteindelijk terugleiden naar de slavernij.
Een oproep aan elke zwarte man
Terwijl de Britten ervan overtuigd waren dat ze de opstand hadden gesmoord, en de Fransen dachten dat ze met de afschaffing van de slavernij de rebellen voor zich hadden gewonnen, liet Louverture een verklaring uitgaan waarin hij elke zwarte man op het eiland opriep om zich bij hem aan te sluiten:
‘Broeders en vrienden, Ik ben Toussaint L’Ouverture. Misschien is mijn naam bij u bekend. Ik heb het op me genomen u te wreken. Ik wil dat vrijheid en gelijkheid op heel Saint-Domingue heersen. Ik werk naar dat doel toe. Sluit je bij me aan, broeders, en vecht aan onze zijde voor dezelfde zaak.’
In een paar jaar tijd vergrootte Louverture zijn leger van vijfhonderd tot veertienduizend soldaten. Keer op keer wist hij de Fransen en Engelsen te verslaan. De Europese krijgsheren waren verbijsterd over de militaire inzichten van Toussaint en zijn leger en vroegen zich af hoe mannen, die kort ervoor nog als slaven de plantages bewerkten, zo goed konden vechten.
Dit waren geen makke, angstige knechten, bibberend voor de zweep van de witte meester, maar bedreven soldaten
Het bleek een grove onderschatting te zijn: veel van de mannen op het eiland waren op het Afrikaanse continent ervaren strijders geweest, krijgsgevangen gemaakt en doorverkocht als slaaf. Dit waren geen makke, angstige knechten, bibberend voor de zweep van de witte meester. Het waren juist bedreven soldaten, vastberaden om de onderdrukker omver te werpen.
In Louverture vonden ze een intelligente en gedreven leider. Hij wist de duizenden zwarte mannen, vaak afkomstig uit verschillende landen, elk met een andere taal, cultuur en religie, samen te smeden tot een homogene groep, met een gemeenschappelijk doel.
In plaats van zich te identificeren met een specifieke groep uit Afrika, begonnen ze zichzelf te zien als ‘Afrikanen’, verbonden met elkaar door de traumatische ervaring van ballingschap en onderdrukking.
De Britten geven op
De Britten konden Louvertures leger niet verslaan, verzwakt als hun soldaten waren door de gele koorts. Van de ruim 20.000 mannen uit Engeland die naar Saint-Domingue waren gestuurd, was ruim 60 procent omgekomen.
Na vijf jaar strijd trokken de Britten zich in oktober 1798 definitief terug. Toussaint beloofde Jamaica niet binnen te vallen, in ruil waarvoor de Britten toezegden Saint-Domingue met rust te laten, en handel te blijven drijven met het eiland – ook nu het min of meer onder Toussaints bewind stond.
Een leger van ex-slaven had de grootste slavenhandelsnatie ter wereld verslagen. Het is een wapenfeit dat maar zelden in de (Britse) geschiedenis wordt genoemd.
Na de overwinning op de Britten in 1798 viel Louverture Santo Domingo binnen, het Spaanse deel van het eiland. De machthebbers daar boden weinig weerstand en in januari 1801 stelde Louverture alle tot slaaf gemaakten in het gebied in vrijheid.
Napoleon had het eiland nodig
Intussen had in Frankrijk een Corsicaan de macht gegrepen: Napoleon Bonaparte. De nieuwe heerser wist dat met Saint-Domingue een belangrijke bron van inkomsten wegviel. Bovendien had hij het eiland nodig om zijn rijk uit te breiden naar de nieuwe wereld.
Louverture zag Saint-Domingue weliswaar nog steeds als deel van het Franse rijk, maar wel op zijn voorwaarden. Zo liet hij vastleggen dat slavernij nooit heringevoerd kon worden, en dat op Saint-Domingue ‘alle mensen vrij geboren worden, vrij leven en vrij sterven’. Bovendien weigerde hij een deel van de opbrengsten van het eiland af te staan aan Frankrijk. Alles wat het land opbracht, moest terugvloeien naar het land zelf.
In het diepste geheim had Napoleon opdracht gegeven alle zwarte leiders te deporteren om de slavernij weer te kunnen invoeren
Napoleon nam geen genoegen met Louvertures voorwaardelijke loyaliteit. Hij liet een uitzondering opnemen in de wet ter afschaffing van de slavernij, waardoor hij feitelijk het oude systeem weer kon invoeren in de kolonies in de West.
Ook zond hij een vloot met 20.000 soldaten naar Saint-Domingue. De leider van de vloot, generaal Charles Leclerc, moest zogenaamd in vrede onderhandelen met Louverture. In het diepste geheim echter had Napoleon hem opdracht gegeven alle zwarte leiders te deporteren om de slavernij weer te kunnen invoeren.
De strijd die uitbrak, kostte aan beide kanten veel levens. Achteraf werd gezegd dat Louverture niet volledig besefte hoe sterk ze stonden tegenover het leger van Napoleon. In mei 1802 stemde Louverture, moe van de strijd, ermee in af te treden als opperbevelhebber als hij en al zijn generaals die tegen de Fransen hadden gevochten amnestie zouden krijgen.
Behandeld als een misdadiger
Napoleon negeerde de afspraak en liet Louverture alsnog arresteren en deporteren. Terwijl hij jarenlang als generaal ontzag had ingeboezemd bij zijn Franse tegenstanders, werd hij nu behandeld als de eerste de beste misdadiger.
‘Ik kreeg afgeleefde plunje en schoenen te dragen’, schreef hij verbitterd in zijn memoires. ‘Was het nodig om mij zo te vernederen? Toen ik van het schip kwam, werd ik in een koets gezet. Ik hoopte dat ik naar een tribunaal gebracht zou worden, opdat ik in alle eerlijkheid mijn verhaal kon doen en daarop zou worden berecht. Het was verre van dat.’
Louverture: ‘Ik hoopte dat ik naar een tribunaal gebracht zou worden, om in alle eerlijkheid mijn verhaal te doen en daarop te worden berecht’
Vanuit zijn ‘angstaanjagende kerker’ richt hij zich vervolgens tot ‘de gerechtigheid’: ‘Ik vraag dan om voor een tribunaal gebracht te worden, of voor een oorlogsraad. (…) Gelijkheid, rede, recht, al deze dingen verzekeren mij dat deze rechtvaardigheid niet aan mij ontzegd kan worden.’
Louverture werd niet gehoord. Hij stierf een jaar later, uitgeput, uitgehongerd en ziek, in zijn Franse kerker.
De opmars van de zwarten moest ‘voor altijd’ gestopt worden
Op Saint-Domingue werden ondertussen de belangrijkste generaals in Louvertures leger gearresteerd en ter dood veroordeeld. Stap voor stap brachten de Fransen het eiland onder Napoleons heerschappij, elimineerden ze duizenden opstandige Afrikanen en voerden ze de slavernij weer in.
‘Mijn beslissing om de heerschappij van de zwarten op Saint-Domingue te vernietigen’, schreef Napoleon, ‘is niet zozeer gebaseerd op commerciële of financiële overwegingen, dan wel op de noodzaak om voor altijd de opmars van de zwarten in de wereld te stoppen.’
Napoleon liet in 1802 de slavernij weer invoeren in zijn kolonies. Toen dit in Saint-Domingue doordrong, leidde het tot een nieuwe impuls van verzet. Jean-Jacques Dessalines, ooit de rechterhand van Louverture, trad er naar voren als nieuwe zwarte leider.
Toen de Fransen 500 Afrikanen ophingen, doodde Dessalines 500 Fransen en liet hij hun hoofden op lange staken spietsen
In het besef dat het Napoleon ernst was met herinvoering van de slavernij – Frankrijk had nog eens 20.000 soldaten die kant op gestuurd – beantwoordde Dessalines de wreedheid van de Fransen met een nietsontziende woede. Toen de Fransen vijfhonderd Afrikanen ophingen, doodde Dessalines vijfhonderd Fransen en liet hij hun hoofden op lange staken spietsen, als teken dat zijn leger geen genade kende.
De vastberadenheid van Dessalines bracht de beroemde woorden in herinnering die Louverture zou hebben gezegd toen de Fransen hem gevangennamen: ‘Met mij te ontzetten hebben jullie niets méér gedaan dan de stam omgezaagd van de boom van zwarte vrijheid in Saint-Domingue. Hij zal teruggroeien vanuit de wortels, want die zijn talrijk en diep.’
Louverture kreeg gelijk, al maakte hij dat niet meer mee: de oorlog en de gele koorts hadden Napoleons leger uitgeput. Dessalines verdreef hen van nagenoeg elke plek op Saint-Domingue, tot alleen nog een puntje in het noorden van het eiland in Franse handen was. Hier, bij de slag bij Vertieres, brachten zijn troepen het eens zo machtige leger van Napoleon in november 1803 de genadeslag toe.
Haïti krijgt zijn naam terug
Op 1 januari 1804 riep Dessalines Haïti uit tot een vrije republiek. Met de naam keerde hij terug naar de oorspronkelijke naam van het eiland – Ayiti – en wiste op die manier symbolisch de eeuwen van Europese dominantie op het eiland uit.
Tot nationale vlag nam hij de Franse driekleur, die de opstandelingen ook meedroegen tijdens de vrijheidsstrijd, omdat ze niet per se los wilden komen van Frankrijk. De kleuren hadden toen gestaan voor Afrikanen (rood), kleurlingen (blauw) en witte Europeanen (wit). Nu scheurde Dessalines het wit ertussenuit en smeedde hij van rood en blauw de nieuwe, Haïtiaanse vlag.
Later zou er op Haïti een wet aangenomen worden waarin vastgelegd was dat iedereen die op het eiland was geboren ‘zwart’ was. Met die radicale stap werd Haïti onlosmakelijk verbonden met de zwarte identiteit, die je met trots en zelfbewustzijn moest uitdragen.
De prijs van vrijheid
De Haïtiaanse revolutie heeft geleid tot een zwarte republiek midden in het van slavernij vergeven Caraïbische gebied. Het was de tweede kolonie in de geschiedenis die onafhankelijk werd. De revolutie was ook de eerste uiting van massa-emancipatie in een samenleving van tot slaaf gemaakten, en de enige opstand van tot slaaf gemaakten ooit die leidde tot een moderne staat.
Dat de Haïtianen de Spanjaarden, de Britten én de Fransen versloegen, verzwakte de positie van Amerikanen die tegen de slavernij waren
Maar omdat de Haïtianen de Britten, de Fransen én de Spanjaarden wisten te verslaan, en daarmee de voormalige plantersklasse vernietigden, verzwakte dit de positie van de Amerikanen die de slavernij wilden afschaffen. Toen Thomas Jefferson president was, weigerde hij dan ook het nieuwe zwarte regime te erkennen en vaardigde hij een streng handelsembargo uit tegen de jonge republiek.
Terwijl Saint-Domingue onder de Fransen nog intensief handel bleef drijven met de VS – melasse ging eruit, hout en gezouten vis kwamen binnen – plukte de zwarte republiek Haïti niet meer de vruchten van een gezonde handel. De revolutie had bovendien de infrastructuur en de plantages op het eiland grotendeels verwoest. Het zou veel tijd en geld kosten om alles weer op te bouwen.
Eeuwige schuld
De nekslag die de jonge republiek toegebracht kreeg, was zo bizar, zo uitgesproken onrechtvaardig, dat nu nauwelijks te bevatten is dat het kon gebeuren.
In ruil voor diplomatieke erkenning van Haïti’s zelfstandigheid eiste Frankrijk een ‘boete’ van 90 miljoen francs, te betalen in goud. Frankrijk, was de redenatie, had zijn belangrijkste kolonie verloren: de parel van de Antillen, een economische kurk waarop Frankrijk ten dele dreef.
Voor die gederfde inkomsten moest iemand betalen – en wel Haïti zelf. Als het land niet akkoord ging, zouden de Fransen blijven aanvallen, en zouden andere koloniale machten nog strengere handelsembargo’s opleggen, dreigde Parijs. De jonge republiek – als enige zwarte natie in de regio, omgeven door grootmachten die uitgesproken vijandig stonden tegenover zwarte zelfstandigheid – kon niet anders dan akkoord gaan.
Frankrijk zou het land tot de laatste druppel uitwringen: pas na 122 jaar had Haïti de schuld helemaal voldaan. De laatste betaling vond plaats in 1947. Banken als Citibank (US), Lafitte en Rothschild verdienden goed geld aan het afhandelen van de ‘herstelbetalingen’. Economen hebben berekend dat de ‘compensatie’ die Haïti zijn voormalig onderdrukker uiteindelijk betaalde zou neerkomen op 17 miljard euro nu.
Aan de rand van de afgrond
Het is niet verrassend dat het Haïti niet gelukt is om op de resten van een plantage-economie, zonder gedwongen arbeid, een gezond nieuw land op te bouwen. De herstelbetalingen aan de oude kolonisator en de handelsembargo’s van de voormalige partners brachten het land naar de rand van de afgrond.
Die omstandigheden schiepen het ideale klimaat voor interne conflicten, corruptie en machtsmisbruik door dictatoriale heersers. Zo ontstond, kort gezegd, de blauwdruk voor het land zoals we het nu kennen.
Wie nu naar het straatarme Haïti kijkt, mag de achterstand waarmee het land begon niet buiten beschouwing laten
Het verhaal van de Haïtiaanse revolutie is geen specifiek Nederlands verhaal. Wel legt het verborgen structuren bloot van de wereld zoals we die kennen. Wie nu naar Haïti kijkt, het land dat zo arm is en verstoken van infrastructuur en gezondheidszorg, mag de onoverbrugbare achterstand waarmee het land is begonnen niet buiten beschouwing laten. En wie zich stoort aan de discussie over herstelbetalingen aan volken die geleden hebben onder de trans-Atlantische slavernij, doet er goed aan ook na te denken over de herstelbetaling door het straatarme Haïti aan het rijke Frankrijk.
In dat licht gaan opmerkingen over Haïti, als een van de ‘shithole countries’ wier vluchtelingen het rijke Westen tot last zijn, zoals de huidige president van de Verenigde Staten het formuleerde, voorbij aan de geschiedenis van het land.
En wie, zoals historicus Piet Emmer, durft te suggereren dat Haïti arm is omdat het zo nodig los van Frankrijk wilde zijn, laat feiten weg – of geeft blijk van een uitermate cynische blik op de wereld.
De prijs van idealen
De Haïtiaanse revolutie vertelt een verhaal over het door de Verlichting ingegeven idee van vrijheid, gelijkheid en broederschap, dat ons dwingt na te denken over de prijs van die idealen. De wrange geschiedenis van na de Haïtiaanse revolutie kan niet verhullen dat de strijd ooit is begonnen in parallelle, gelijktijdige bewegingen, in een behoefte aan de bescherming van mensenrechten, zowel in Europa als in de kolonies.
De Franse Revolutie en de Haïtiaanse Revolutie bewijzen dat er altijd mensen zijn geweest die, hoe ver ze ook van elkaar verwijderd waren in huidskleur, economische situatie en cultuur, op zoek gingen naar een universeel idee van menselijke waardigheid. En die bereid waren alles te geven om dat idee uit te dragen.
Met dank aan Casper Gelderblom.
Dit verhaal is onderdeel van het project Verzwegen geschiedenis, waarin we onderbelichte geschiedenissen delen die in elk schoolboek thuishoren. Partner The Black Archives biedt bronnen en achtergrondinformatie, organiseert evenementen en lesmateriaal. Radiozender FunX maakt video’s en radio over dit thema. Dit jaar verschijnen meer verhalen in deze reeks, die vind je hier.
Lees ook
Is de aardbeving het beste wat Haïti ooit is overkomen? In 2010 werd Haïti getroffen door een zware aardbeving. Het land lag in puin, en moest als een puzzel opnieuw in elkaar worden gepast. In deze reportage reisde correspondent Maite Vermeulen naar Haïti om te zien of de puzzelstukken op hun plek zijn gevallen. Wat ze zag: de problematiek van de falende staat lag er allang voor de aardbeving. Wat doet deze vredesmissie in vredesnaam in een land zonder oorlog? De vredemissie van de Verenigde Naties in Haïti werd een jaar geleden opgeschort. Toen deze nog in volle gang was bezocht correspondent Maite Vermeulen de eilandstaat. Wat heeft de missie, die uiteindelijk dertien jaar zou duren, eigenlijk bereikt?
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!