De maatregelen in dit stuk komen uit Drawdown. Het meest veelomvattende plan ooit om klimaatontwrichting te keren. Het boek geeft honderd maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan, en rangschikt die op basis van hoe kosteneffectief ze zijn, hoe snel ze geïmplementeerd kunnen worden of hoe gunstig ze zijn voor de samenleving.
Momenteel ben ik met verlof om zelf een boek te schrijven, waardoor ik de komende tijd geen artikelen over het klimaat publiceer. Ik deel maatregelen uit Drawdown met jullie om het gesprek voort te zetten. Gespreksredacteur Gwen Martèl nodigt per artikel relevante experts uit, zodat ze in de bijdragensectie met jullie kunnen discussiëren over de voorgestelde maatregelen.
Vandaag in het vijfde deel: de verduurzaming van transport.
Ik koos drie maatregelen: vergroening van de scheepvaart, omdat er veel indianenverhalen de ronde doen over de uitstoot van containerschepen; beter openbaar vervoer, omdat het openbaar vervoer meer aandacht en lof verdient als superduurzaam vervoersmiddel; en elektrische voertuigen, omdat de introductie daarvan volgens de ranglijst van Drawdown het meeste effect kan hebben van alle maatregelen op het gebied van transport.
Maatregel 1: Hoog tijd dat er een certificaat voor schone scheepvaart komt
Meer dan 80 procent van de wereldwijde handel – gemeten in gewicht – dobbert van A naar B. In 2015 verzorgden 90.000 commerciële schepen – tankers, bulkschepen en containerschepen – het vervoer van meer dan 10 miljard ton aan goederen.
Materialen per schip vervoeren leidt tot minder emissies dan alle andere vervoersmethoden, als er tenminste geen efficiënte spoorwegen zijn of als deze niet voor dat doel benut kunnen worden. Voor dezelfde hoeveelheid goederen over dezelfde afstand zijn CO2-emissies van een vliegtuig 47 keer zo hoog. En al is de scheepvaartindustrie essentieel voor de wereldeconomie, ze is grotendeels onzichtbaar.
Het verschepen van olie, ijzererts, rijst en hardloopschoenen over de oceanen produceert 3 procent van de broeikasgasemissies
Het verschepen van olie, ijzererts, rijst en hardloopschoenen over de oceanen produceert 3 procent van de wereldwijde broeikasgasemissies, emissies die alleen maar toenemen naarmate de wereldhandel groeit. Afhankelijk van de variabelen in de economie en het brandstofverbruik, voorspelt men dat emissies tot 2050 toenemen met 50 tot wel 250 procent.
Hoewel met betrekking tot het klimaat veel aandacht uitgaat naar de vervuiling door voertuigen, kreeg de impact van de zeevaart weinig prioriteit. Dat begint nu te veranderen. De scheepvaart, overheden en ngo’s werken aan manieren om te varen zonder zulke hoge emissies.
Er worden enorme hoeveelheden verscheept, dus verhoogde efficiëntie in de scheepvaart kan aanzienlijk aantikken. Dat begint bij het ontwerp van de schepen.
Zo glijdt een schip soepel door het water
De efficiëntste schepen zijn groter en langer dan de rest. Ze hebben geen onnodige onderdelen in hun structuur en zijn gemaakt van lichte materialen. Een aantal nieuwe scheepstypes eindigt in ‘ducktails’, vlakke verlengstukken aan het eind van de scheepsromp, om weerstand te verminderen.
Ook wordt lucht aan de onderkant van de romp naar buiten geperst om rond de romp een bubbelscherm te creëren waarmee het schip soepeler door het water glijdt. Deze twee innovaties alleen al kunnen het brandstofverbruik reduceren met 7 tot 22 procent, afhankelijk van het type boot.
Efficiënte schepen hebben extra uitrusting aan boord, zoals zonnepanelen voor elektriciteit en geautomatiseerde systemen die met precisie de prestaties van het schip optimaliseren. Sommige ontwerpen en technologieën zijn alleen nuttig voor nog te bouwen schepen, maar er zijn ook oplossingen waarmee je bestaande schepen kunt moderniseren. Erg belangrijk, want de schepen van nu blijven nog tientallen jaren in gebruik.
De belangrijkste ontwikkelingen zijn gericht op het verbeteren van het ontwerp van schepen en de technologie aan boord. In 2011 kwam de International Maritime Organization (IMO), het instituut van de VN dat werkt om scheepvaart schoner en veiliger te maken, met de Energy Efficiency Design Index (EEDI) voor nieuwe schepen.
Net als de richtlijnen voor brandstofefficiëntie van auto’s, stelt de EEDI een minimumniveau voor de brandstofefficiëntie van nieuwe schepen, een minimum dat na verloop van tijd wordt aangescherpt.
Een andere ontwikkeling is het Sustainable Shipping Initiative, een verbond van de vijftien grootste rederijen, het Wereld Natuurfonds en Forum for the Future, dat zich inzet voor een volledig duurzame scheepvaartsector in 2040.
Daarnaast leidde in 2011 een gemeenschappelijke inspanning van RightShip en Carbon War Room tot een A-tot-G ‘Greenhouse Gas Emissions Rating’, waarin de CO2-emissie van ieder commercieel schip, nieuw of oud, wordt vergeleken met soortgelijke schepen.
Aangezien vooral de bedrijven die de vracht verzenden opdraaien voor de brandstofkosten, zijn reders niet gemotiveerd om hun schepen te verbeteren, al helemaal als de prestaties van hun schepen toch in het vage kunnen blijven. De Greenhouse Gas Emission Rating geeft hen een prikkel, want bevrachters die zoeken naar lage kosten en een groene toeleveringsketen kunnen nu gericht schepen uitzoeken.
Al 20 procent van de wereldhandel maakt gebruik van het systeem, net als bankiers, verzekeringsmaatschappijen en plaatselijke havenautoriteiten, zoals twee havens in Brits-Columbia die schonere schepen met een hogere score korting geven op de havenkosten.
Waarom langzaam varen een goed idee is
Ook onderhoud en gebruik zijn cruciaal voor de brandstofefficiëntie in de zeevaart. Sommige technieken zijn niet ingewikkelder dan het verwijderen van de aanslag op scheepsschroeven of het behandelen van de scheepshuid met een van haaienhuid afgekeken coating.
Mariene organismen nestelen zich gemakkelijk aan scheepsrompen. Dat maakt schepen zwaarder, maar vergroot ook de weerstand, wat de brandstofefficiëntie verlaagt. Door deze biologische aangroei kan het brandstofverbruik met wel 40 procent toenemen.
Professor Anthony Brennan van de University of Florida ontwikkelde een coating die een imitatie is van de ruwe, schubachtige (maar hydrodynamische) haaienhuid waarop algen en zeepokken zich niet kunnen vestigen. Deze biomimetische coating houdt scheepsrompen schoon, waardoor ze soepel door het water blijven glijden.
Worden alle kansen benut, dan maakt dat de toonaangevende schepen tweemaal zo efficiënt als de achterblijvers
Dit is slechts een van de vele technologieën en praktijken die vrachtschepen meer hydrodynamisch en brandstofefficiënt maken. Het verlagen van de vaarsnelheid van een schip – in de sector bekend als ‘slow steaming’ – vermindert brandstofverbruik met wel 30 procent.
Een pluspunt van de wereldwijde recessie van 2009 is dat slow steaming voor een groot deel van de sector standaard is geworden. Verder is het essentieel de route optimaal te plannen en rekening te houden met het weer.
Worden alle kansen benut om winst te halen uit de – op zich kleine – verbeteringen in ontwerp, technologie, onderhoud en gebruik, dan maakt dat de toonaangevende schepen tweemaal zo efficiënt als de achterblijvers.
Opgeteld kunnen beschikbare opties voor een brandstofefficiëntere aanpak de scheepsemissies met 20 tot 40 procent verminderen tot 2020 en met 30 tot 55 procent tot 2030.
Maar is het ook haalbaar?
Dankzij innovaties in ontwerp en de Greenhouse Gas Emission Rating maakt een deel van de scheepvaart een transformatie door. Toch vallen emissies uit maritieme vaartuigen niet onder de wereldwijde klimaatakkoorden.
Te veel uitstel, aangezien de maritieme sector in 2050 verantwoordelijk zal zijn voor 17 procent van de wereldwijde CO2-emissies. Gezien de biljoenen dollars aan goederen die jaarlijks worden verscheept, is het aan de bevrachtende bedrijven om de scheepvaart te dwingen een verantwoorde industrie te worden.
De initiatieven van RightShip en Carbon War Room zijn wellicht de middelen die nodig zijn om met een haalbare planning de wereldwijde emissie van broeikasgassen terug te dringen. Reductie van de scheepvaartemissies gebeurt vooralsnog op vrijwillige basis en dat is niet genoeg om de zaken snel te veranderen. Zoals al het geval is voor de visserij, de bouw, de voedselindustrie en de houtindustrie, is het hoog tijd dat er een certificaat voor schone scheepvaart komt.
Impact: Met een efficiëntiewinst van 50 procent over de gehele breedte van de internationale scheepvaartsector wordt tot 2050 7,9 gigaton aan CO2-emissies vermeden. Dit zou in 30 jaar tijd 424 miljard dollar aan brandstofkosten besparen en 1 biljoen (1.000 miljard) dollar over de levensduur van de schepen.
Maatregel 2: Laat de auto staan en neem de bus, trein of metro
In Curitiba, Brazilië, werd niet aan klimaatverandering gedacht toen het busnetwerk werd ingesteld. In 1971 werd een jonge architect genaamd Jaime Lerner de burgemeester van de stad. Hij was door de toenmalige dictatuur aangewezen met de gedachte dat hij de autoriteit zou gehoorzamen, maar dat doen creatievelingen natuurlijk zelden.
Metro’s en lightrails (lichte sneltrams) waren een rage onder stadsplanners, maar Lerner begreep dat het invoeren van een railsysteem te duur en te langzaam was. (Hij staat bekend om zijn woorden: ‘Voor creativiteit moet je je budget een nulletje kleiner maken; voor duurzaamheid, twee nullen!’)
‘Voor creativiteit moet je je budget een nulletje kleiner maken; voor duurzaamheid, twee nullen!’
Lerner bedacht een alternatief op basis van bussen – al waren die compleet uit de mode – en gaf ze de voordelen die railsystemen hebben. Het grootste voordeel zat hem in de toegewezen banen langs de hoofdwegen, want dankzij deze aparte banen hoefden bussen zich niet met de auto’s te mengen. De installatiekosten lagen vijftig keer lager dan die voor rails.
Daarna, in het begin van de jaren negentig, werden de bushaltes van Curitiba zo ontworpen dat ze meer op metrohaltes leken. Ten behoeve van een verbeterde passagiersstroom betaalden de reizigers nu niet meer in de bus, maar bij de halte, die ook meerdere ingangen had. Deze karakteristieke, metroachtige haltes staan nu verspreid over de stad (en versterken haar imago) en twee miljoen reizigers maken er dagelijks gebruik van. (Ter vergelijking: de tube in Londen heeft op een normale dag drie miljoen reizigers.)
Hoe krijg je mensen uit de auto?
Curitiba is hiermee de pionier van ‘bus rapid transit’, het snelbus- of BRT-systeem, een model dat nu te vinden is in heel Latijns-Amerika (bijvoorbeeld de beroemde TransMilenio in Bogotá) en wereldwijd in meer dan tweehonderd steden.
BRT is een openbaarvervoersmodel dat qua passagiers en kilometers wedijvert met auto’s. Alle vormen van openbaar vervoer hebben schaalgrootte als voordeel, wat doorwerkt in de emissies. Als iemand de tram of de bus neemt in plaats van de auto of een taxi (in jargon is dat een ‘modal shift’), dan scheelt dat broeikasgasemissies.
De transportsector is verantwoordelijk voor 23 procent van de wereldwijde, klimaatverstorende emissies. Stadsvervoer is verreweg de grootste bron hiervan, voornamelijk door het toenemende gebruik van auto’s.
Tot de Tweede Wereldoorlog was bijna al het vervoer openbaar, want pas daarna werden, in rijke landen, auto’s betaalbaar voor de massa. De vrijheid te gaan waar en wanneer je maar wilt was en is nog steeds erg aantrekkelijk. Nu (voor)steden zijn ontworpen met auto’s in gedachten, zijn ze zelfs haast onmisbaar geworden.
De groei van het autoverkeer en het uitdijen van steden gaan hand in hand, met name in de VS. Het openbaar vervoer van grootstedelijke gebieden in de VS verzorgt nog geen 5 procent van het dagelijkse woon-werkverkeer.
Dit staat haaks op Singapore en Londen, waar de helft van de reizigers het openbaar vervoer neemt. In lage inkomenslanden blijft het openbaar vervoer de voornaamste vorm van stadsvervoer, hoewel auto’s steeds meer gebruikt worden in opkomende economieën (zo ook in Curitiba). De bus, of deze nu op aparte BRT- banen rijdt of zich mengt met het verkeer, is wereldwijd de meest gebruikte vorm van openbaar vervoer.
Niet in de file en andere voordelen
Openbaar vervoer biedt naast de relatief lage uitstoot nog veel meer voordelen. Het meest voor de hand liggende voordeel is natuurlijk minder files: openbaar vervoer kan met minder ruimtebeslag grotere aantallen mensen vervoeren.
Sommige vormen van openbaar vervoer, zoals de metro, kunnen reizigers volledig van de weg halen en op een eigen spoor zetten. Dat laatste klinkt mooi door in benamingen als ‘London Underground’ en de ‘Skytrain’ van Bangkok.
Een ander voordeel is dat er minder ongelukken en sterfgevallen zijn als minder mensen autorijden, dus wordt het veiliger voor automobilisten, motorrijders, fietsers en voetgangers. Aangezien het openbaar vervoer minder ruimte inneemt dan autosystemen (denk alleen al aan de parkeerplaatsen!), blijft meer stadsruimte vrij voor ander en hoogwaardiger gebruik, zoals groene ruimte, woningen, zakelijke huisvesting en meer economische activiteit.
Daarnaast neemt de algehele luchtvervuiling af. Bussen worden traditioneel aangedreven door vervuilende dieselmotoren, maar nieuwe bussen zijn schoner en rijden vaak op elektriciteit of aardgas.
‘Een trein is een maatschappij in het
klein, die met een gedeeld uitzicht naar één bestemming gaat’
Openbaar vervoer heeft ook een essentieel maatschappelijk voordeel: het biedt gelijke toegang tot de steden, ook aan mensen die geen auto kunnen rijden, zoals jongeren en ouderen, mensen met een lichamelijke handicap en mensen voor wie een auto te duur is. Het openbaar vervoer kent meer groepen reizigers, maar voor deze groepen is het de enige optie.
Je kunt het openbaar vervoer ook zien als een variant op het plein waar allerlei soorten mensen elkaar ontmoeten en met elkaar een ruimte delen. Adam Gopnik beschreef het als volgt in The New Yorker: ‘Een trein is een maatschappij in het klein, die min of meer gelijktijdig, min of meer gezamenlijk, en zo ongeveer achter hetzelfde raampje, met een gedeeld uitzicht naar één bestemming gaat’ – een unieke maatschappelijke ervaring en vervoersmethode.
Iedereen naar de stad?
Naast de aantrekkingskracht voor passagiers hangt het succes van openbaar vervoer af van de algehele stadsindeling. De stedelijke dichtheid is hierbij de cruciale factor, omdat mensen dichtbij het vervoer moeten wonen en werken om er van te profiteren (dit staat ook wel bekend als het ‘eerste kilometer/laatste kilometer-probleem’).
De dichtheid moet ook hoog genoeg zijn om de hoge bezettingsgraad te behalen die nodig is om het vervoer winstgevend en efficiënt te maken. Een lege bus lost niets op.
Investeren in de infrastructuur voor openbaar vervoer is in de praktijk lastig te realiseren, maar heeft wel degelijk voordelen. Als er geen geld wordt gestopt in bussen, metro’s en trams, kan de modal shift gaan richting privéauto’s en de bijbehorende files en vervuiling, in plaats van richting vervoersopties met minder emissies.
Met fietsen en lopen (en de daarvoor benodigde infrastructuur) kan openbaar vervoer in steden mobiliteit, leefbaarheid en gelijkheid brengen. Mobiliteit is een fundamentele activiteit van de mens, die zich van A naar B verplaatst vanwege noodzaak, plezier of uit nieuwsgierigheid. Het geeft vitaliteit aan individuele levens en gehele steden, en met openbaar vervoer hoeven we de atmosfeer niet op te offeren om dat mogelijk te maken.
Impact: Door de opkomende welvaart in de lage inkomenslanden zal het gebruik van openbaar vervoer dalen van 37 procent naar 21 procent van het totale stadsvervoer. Als het ov-gebruik in 2050 daarentegen is gegroeid naar 40 procent van het stadsvervoer, dan bespaart deze oplossing 6,6 gigaton CO2 op de uitstoot door auto’s.
Onze analyse is gebaseerd op verschillende soorten openbaar vervoer (bus, metro, tram en pendeltrein) en kijkt naar de kosten voor de reizigers (aanschaf en gebruik van een auto in vergelijking met het kopen van vervoerskaartjes).
Maatregel 3: Toch met de auto? Rijd dan elektrisch
Men droomde al bijna tweehonderd jaar van een elektrische auto, vanaf het eerste prototype dat in 1828 werd gebouwd. In 1891 werkte Henry Ford voor Thomas Edison bij de Edison Illuminating Company in Detroit.
Tussen Edison en Ford ontstond een hechte vriendschap. Edison was degene die Ford, die toen nog aan het begin van zijn carrière stond, aanmoedigde om een door benzine aangedreven auto te bouwen. Ironisch genoeg was Edison toen zelf hard bezig met het ontwikkelen van betere en goedkopere accu’s, waarvan sommige zelfs specifiek voor elektrische voertuigen.
‘Geen watercirculatie-systeem dat kapot kan gaan, geen gevaarlijke en naar onheil ruikende benzine en geen lawaai’
Op een gegeven moment was zijn houding 180 graden gedraaid en hij schreef Ford dat elektriciteit de toekomst heeft. ‘Er zijn geen zoemende en knarsende tandwielen, geen verwarrende hoeveelheden hendels. Niet dat schier angstaanjagende, onzekere geklop en gezoem van een krachtige verbrandingsmotor. Geen watercirculatiesysteem dat kapot kan gaan, geen gevaarlijke en naar onheil ruikende benzine en geen lawaai.’
Dit was niet genoeg om de jonge Ford te overtuigen. Hij werkte door aan zijn modellen A en T. In 1914 was dat laatste model, dat 360 dollar per stuk kostte, meer dan 250.000 keer verkocht.
In datzelfde jaar leek de aanhoudende Edison toch vat op hem te krijgen. Ford geloofde dat Edison op korte termijn met een goedkope, lichtgewicht accu kon komen en hij kondigde aan dat hij in samenwerking met Edison een elektrische auto zou gaan produceren: de Edison-Ford. De maanden werden jaren maar de Edison-Ford bleef uit. Edison is er nooit in geslaagd die duurzame, lichtgewicht accu te maken.
Er is in feite niet één iemand die kan beweren het elektrische voertuig te hebben uitgevonden. Het concept is in de loop der tijd geëvolueerd dankzij een reeks transcontinentale doorbraken. Vroeg in de negentiende eeuw ontwikkelden uitvinders in Groot-Brittannië, Nederland, Hongarije en de VS verschillende typen kleinere elektrische voertuigen (EV’s).
Hoe de benzineauto zo populair kon worden
De eerste voertuigen waar men iets mee kon, verschenen pas in de tweede helft van die eeuw. In 1891 maakte William Morrison, een chemicus uit Iowa, een voertuig dat in staat was om zes passagiers met een snelheid van 23 kilometer per uur te vervoeren. Tegen het einde van de negentiende eeuw waren er in de VS verschillende voertuigen op de markt met aandrijflijnen die werkten op benzine, elektriciteit of stoom.
Elektrische voertuigen verkochten om allerlei redenen beter dan auto’s op benzine of stoom: je hoefde ze niet met de hand aan te slingeren, je hoefde niet te schakelen en ze hadden een groter bereik dan door stoom aangedreven auto’s. Ook waren elektrische auto’s, net zoals vandaag de dag, stiller en ze vervuilden niet.
Tegen de jaren twintig van de vorige eeuw werd de beperking van de elektrische auto duidelijk: de Amerikanen legden langere afstanden af dankzij een verbeterd wegennetwerk en elektische voertuigen hadden een kleiner bereik dan auto’s met een verbrandingsmotor.
Tegelijkertijd werden voertuigen die op benzine reden ook om andere redenen populairder. Henry Ford begon met de massaproductie van zijn auto’s, waardoor die goedkoper werden dan EV’s. Daarnaast kwam Charles Kettering met de elektrische ontsteker, wat de handslinger overbodig maakte. En er werd in Texas ruwe olie gevonden. Hierdoor werd benzine betaalbaar voor de gemiddelde consument. Sindsdien zijn verbrandingsmotoren dominant.
De atmosfeer betaalt een hoge prijs voor de meer dan 1 miljard auto’s die vandaag de dag over alle wegen rijden. Gelukkig rijden er op dit moment ook meer dan 1 miljoen elektrische voertuigen rond.
Het verschil in impact tussen de twee groepen is aanzienlijk. Twee derde van alle gewonnen olie komt in de tanks van auto’s en vrachtwagens terecht.
Subsidie voor elektrisch
De elektrische auto krijgt steeds vaker de voorkeur. In minder dan tien jaar is het aantal verkopen vertienvoudigd. Van 2014 tot 2015 groeide de verkoop van 315.000 naar 565.000 voertuigen, met name dankzij het enthousiasme in China. Twee derde van de wereldwijde verkoop van EV’s vindt plaats op de drie grootste markten voor passagiersauto’s: de Verenigde Staten, China en Japan.
Het Amerikaanse bedrijf Tesla, leider in EV’s, bracht in 2016 een schokgolf teweeg in de autobranche toen het in een oogwenk 325.000 reserveringen kreeg voor haar compacte Model 3, elk met een aanbetaling van 1.000 dollar.
Amerika en China eisen nu dat ten minste 30 procent van de aangeschafte overheidsauto’s niet vervuilend is
Om haar positie te versterken en de kosten te verlagen, bouwde Tesla in Nevada ’s werelds grootste fabriek voor lithium-ion-accu’s. De aanschaf van een elektrische auto wordt ook wereldwijd door overheidsprogramma’s aangemoedigd.
Zo biedt de Amerikaanse overheid een subsidie van 7.500 dollar. Amerika en China eisen nu dat ten minste 30 procent van de aangeschafte overheidsauto’s niet vervuilend is. India wil in 2030 geheel elektrisch zijn en heeft al stimuleringsmaatregelen om dat te realiseren.
Elektrische voertuigen zullen een ontwrichtende uitwerking hebben op de verdienmodellen van de autobranche en de olie-industrie, twee van de grootste bedrijfssectoren in de VS, omdat EV’s gemakkelijker te maken zijn, minder bewegende onderdelen hebben, bijna geen onderhoud vragen en geen fossiele brandstoffen gebruiken.
Op de markt voor zware bedrijfsvoertuigen verloopt de verandering sneller, omdat men hier een lange traditie kent van elektrische treinen, metro’s en industrieel materieel (zoals heftrucks).
Op naar een softwareplatform op vier wielen
Waarom doet niet iedereen mee? Bij elektrische voertuigen speelt ‘de angst voor een lege accu’. De eerste EV’s werden betaalbaar gehouden door ze een accu mee te geven waarmee je maar een beperkte afstand per acculading kunt afleggen. Tegenwoordig is het standaardbereik zo’n 160 tot 240 kilometer. Een hybride plug-in, zoals de Chevy Volt, legt zonder extra op te laden ongeveer 80 kilometer af. Autofabrikanten hebben voor de korte termijn al accu’s beloofd met een bereik van meer dan 320 kilometer.
De beste oplossing voor het beperkte bereik van de elektrische auto is een netwerk aan oplaadpunten. Tussen 2012 en 2014 is het aantal wereldwijd verdubbeld naar meer dan honderdduizend punten, een aantal dat door de vraag nog drastisch zal stijgen.
De punten zelf zijn niet zo heel erg duur. De kosten bedragen zo’n 3.000 tot 7.500 dollar per oplaadpunt. Hiermee kun je een auto tijdens de daluren tegen het laagtarief opladen of ‘bijtanken’ als het stroomnetwerk een overdaad aan zonne- of windenergie heeft.
De voorspellingen voor de markt van de elektrische auto lopen uiteen. Rijden er binnen enkele decennia 100 miljoen op de weg? Of 150 miljoen? Bloomberg maakte op basis van de groei in verkoop van 60 procent over 2015 een voorspelling voor de komende 25 jaar en kwam uit op een verkoop van 559 miljoen auto’s in 2040. Met andere woorden: meer dan de helft van de nieuwe verkopen.
Wat zich ook nog moet ontwikkelen is de natuurlijke synergie tussen elektrische en zelfrijdende auto’s. Beide zullen straks een softwareplatform op vier wielen zijn. Apple en Google werken aan een eigen auto, wat vast geen standaard-EV zal zijn, mocht zoiets al bestaan.
Het tempo van de innovaties op het gebied van EV’s garandeert dat dit de auto’s van de toekomst zullen zijn. Voor wie zich zorgen maakt over de CO2-emissie en opwarming van de aarde, blijft de grote vraag hoe snel die toekomst werkelijkheid wordt.
Impact: In 2014 werden er 305.000 EV’s verkocht. Als in 2050 het gebruik van EV’s is gestegen naar 16 procent van het totale aantal passagierskilometers, dan wordt daarmee een emissie voorkomen van 10,8 gigaton CO2 uit verbrandingsmotoren.
In onze analyse houden we rekening met de emissie uit elektriciteitsopwekking en de hogere emissie bij de productie van EV’s ten opzichte van die bij de productie van voertuigen met een verbrandingsmotor. We gaan uit van een lichte daling in de kostprijs voor EV’s op basis van dalende accukosten.
Meer verhalen?
Podcast: Deze kapitein vaart met zijn vracht duurzaam de wereld over Kapitein Arjen van der Veen vaart de wereld over met een tweemaster. Hij haalt cacao, koffie en rum uit verre landen. Zijn schip is een magneet voor passagiers die niet in de maatschappij passen. Ieder uur komen er 31.000 zonnepanelen bij. Dit is de grootste revolutie sinds het internet Maak je klaar voor zon, wind en waterstof. Dankzij de revolutie van schone energie begint een nieuw tijdperk van vooruitgang en welvaart.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!