Hoeveel ouders kan een kind hebben? Sinds ik vorige maand kennismaakte met het werk van de Roemeense filosoof Anca Gheaus, kauw ik op die vraag. Het is een vraag die waarschijnlijk geen pasklaar antwoord kent, maar wel een nieuw licht werpt op een kwestie die mij al een poosje bezighoudt – namelijk, kinderen krijgen in tijden van klimaatverandering.
Op Gheaus kom ik later terug. Maar eerst de aanleiding.
In het Verenigd Koninkrijk is een geboortestaking aan de gang. Geen massale staking: sinds de oprichting van #BirthStrike, afgelopen februari, hebben een paar honderd vrouwen zich aangesloten bij het initiatief van muzikant en activist Blythe Pepino. Zij weigert kinderen op de wereld te zetten zolang die wereld het toneel is van ecologische rampspoed, klimaatopwarming, en een gebrek aan politieke daadkracht om er iets aan te doen.
Pepino is een van de vele millennials voor wie een schijnbaar persoonlijke keuze – het wel of niet krijgen van kinderen – ontzettend politiek blijkt te zijn. Niet alleen omdat de toekomst er niet bepaald florissant uitziet voor die kinderen, maar ook omdat elk kind weer grondstoffen zal consumeren en daarmee CO2-uitstoot zal veroorzaken, en zo de boel alleen maar erger maakt.
Twee jaar geleden publiceerde een aantal wetenschappers een rapport waarin ze voorrekenden dat ouders met elk kind dat ze op de wereld zetten, verantwoordelijk zijn voor 58,6 ton CO2-uitstoot per jaar – vergelijkbaar met 72 trans-Atlantische vluchten. Op die rekensom valt het een en ander af te dingen, maar de boodschap – wil je iets doen voor het klimaat, krijg dan vooral een kindje minder – werd in de internationale media breed uitgemeten.
Verhalen over mensen die om die reden van het ouderschap besloten af te zien kom je sindsdien ook overal tegen, van Die Zeit tot The Guardian tot de NOS. Onlangs nog verkondigde de rijzende ster van de Amerikaanse politiek, Congreslid Alexandria Ocasio-Cortez, dat haar generatiegenoten zich ‘terecht’ afvragen of de keuze voor het ouderschap nog wel ‘oké’ is.
Het is ingewikkeld
Het is een kwestie die net zo veel vragen als antwoorden oproept, en waar eindeloos kanttekeningen bij te plaatsen zijn. Want ja, de angst voor overbevolking is eeuwenoud en ja, het krijgen van kinderen is altijd een collectieve en politieke aangelegenheid geweest.
Was het niet de kerk die je aanmoedigde om je te vermeerderen, zoals in het katholieke Brabant van mijn grootouders, dan was het wel de overheid die voor het krijgen van een tweede kind een hoge boete oplegde, zoals in het China ten tijde van de eenkindpolitiek. Ook de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen – betaalbare kinderopvang, baanzekerheid voor moeders – is van invloed op het kindertal.
Niet per se de hoeveelheid mensen is het probleem voor het klimaat, maar de hoeveelheden die mensen consumeren
Bovendien: wat het klimaat betreft is niet per se de hoeveelheid mensen het probleem, maar de hoeveelheden die mensen consumeren.
En o ja, in veel geïndustrialiseerde landen ligt het kindertal al ver onder de ‘vervangingsgrens’ van 2,1 kind per vrouw: kwestie van economische groei, dalende kindersterfte, en almaar langer studerende vrouwen. Overal waar vrouwen onderwijs genieten en toegang krijgen tot anticonceptie, daalt het geboortecijfer. Vandaar dat investeren in onderwijs voor meisjes, in combinatie met betere gezinsplanning, vaak bovenaan de lijstjes van mogelijke klimaatoplossingen staat.
Mede daarom kun je je afvragen in hoeverre ‘het klimaat’ de doorslaggevende reden is voor mensen om geen, of minder kinderen te krijgen – misschien is het vaak gewoon een van heel veel argumenten in een keuze die verder ook nog te maken heeft met verlangen, nieuwsgierigheid, tijd, geld, en gezondheid.
Kindje minder?
Maar toch. Elke tijd beleeft dat wat ‘van alle tijden is’ op zijn eigen manier. En de kinderwens in tijden van klimaatverandering is wel degelijk iets anders dan de kinderwens in tijden van zure regen of Koude Oorlog – al was het maar omdat klimaatverandering grootser en complexer is dan het gat in de ozonlaag, en omdat potentiële kinderen niet alleen zouden kunnen lijden onder de omstandigheden waarin ze geboren worden, maar die omstandigheden ook automatisch zullen verergeren. En elk individu dat nu voor de keuze staat – wel of geen kinderen krijgen op een steeds warmere wereld – staat nú voor die keuze, niet in 1966 of 1984.
Of, zoals een Correspondentlezer opmerkte: ‘Blijkbaar is het iets menselijks om je af te vragen of kinderen krijgen, gezien de tijdsomstandigheden, wel verantwoord is. De redenen voor zo een keuze zijn verschillend in elk tijdsbestek, de keuze zelf echter net zo zwaarwegend.’
Die opmerking kwam in reactie op een update die ik begin dit jaar publiceerde, waarin ik lezers vroeg in hoeverre het klimaat een rol speelde in de keuze voor het ouderschap (of voor verdere gezinsuitbreiding).
Sommige lezers vonden de hele vraagstelling onzinnig, maar anderen gaven te kennen dat het in hun beslissing wel degelijk een rol had gespeeld: ‘Door omstandigheden hebben wij een tweede kind uitgesteld’, schreef een lezer, ‘en de klimaatproblematiek heeft mede bijgedragen tot een uiteindelijk afstel van gezinsuitbreiding.’
Het klimaat was dus niet de hoofdzaak, maar speelde wel degelijk een rol.
Weer anderen vonden de vraag relevant maar zouden het liever hebben over andere manieren om klimaatverandering tegen te gaan – al was het maar omdat het opgeven van het ouderschap als een (te) groot offer voelt: ‘Ik vraag me af hoe reëel het is om echt te verwachten dat mensen geen kinderen krijgen omwille van het klimaat. Ik vermoed dat dit net als voor mij, voor veel mensen te veel gevraagd is (wat je daar verder ook van mag vinden)’, aldus een lezer.
Misschien is de vraag inderdaad makkelijker voor wie al kinderen heeft – dan heeft het antwoord persoonlijk niet zulke grote consequenties meer (dit zeg ik uit ervaring). ‘Ik heb drie kinderen en één kleinkind’, schreef een grootouder: ‘Ik hoop dat het bij dat ene kleinkind blijft, omdat ik helaas geen toekomst zie voor mijn kleinkinderen. Dat is heel naar.’
Een andere moeder die ik sprak, vertelde dat ze vanwege het klimaat twijfelde over het krijgen van een tweede: ironisch genoeg had juist de geboorte van haar eerste haar klimaatbewustzijn enorm vergroot.
(À propos: afgelopen zondag, niet ontoevallig op Moederdag, gingen in Londen duizenden ouders de straat op om, in navolging van de klimaatspijbelaars, te demonstreren voor grootschalige klimaatmaatregelen. In Amsterdam vond een kleinere maar gelijksoortige demonstratie plaats.
De initiatiefnemers van Mothers Rise Up kondigden de demonstratie aan in een open brief. ‘We zijn doodsbang’, viel daarin te lezen, ‘over wat de groeiende klimaatcrisis betekent voor onze kinderen én miljoenen kinderen over de hele wereld – van wie velen nu ook al te lijden hebben onder de extreme droogte, overstromingen en stormen die in toenemende mate de norm zijn in onze oververhit rakende wereld.’)
Ouder meer?
Naast activisten, politici en twijfelouders houden ook filosofen zich met de kwestie bezig. Filosoof Christine Overall uit Canada concludeert in haar boek Why Have Children? bijvoorbeeld dat een gezin uit hooguit twee kinderen zou mogen bestaan; de Amerikaanse filosoof Sarah Conly komt in One Child uit op één kind per gezin. En haar vakgenoot Travis Rieder houdt het in zijn Toward a Small Family Ethic op het advies om ‘kleine gezinnen’ te stichten, maar hoe klein precies, dat zegt hij er niet bij.
Voor de posthumanistische filosoof Donna J. Harraway is het helder: ‘maak verwantschappen in plaats van baby’s’ – verbind je met alle mensen, dieren en planten die er al zijn, in plaats van er nieuwe mensen bij te maken.
Het werk van die filosofen richt zich, net als dat van geboortestaker Blythe Pepino en de krantenkoppen over ‘één kind minder’, in eerste instantie op het aantal kinderen dat mensen zouden mogen krijgen. De Roemeense filosoof Anca Gheaus is het met hun argumentatie grotendeels eens, maar richt zich niet op het aantal kinderen, maar het aantal ouders. Om precies te zijn: het aantal ouders dat één kind kan hebben.
Een mogelijk antwoord op de vraag van kinderen krijgen in tijden van klimaatverandering is volgens Gheaus dan ook ‘multiparenting’ – met drie, vier of meer volwassenen gezamenlijk zorg dragen voor de opvoeding van een kind. Want als er per kind drie of vier ouders zouden zijn, in plaats van de ge-ijkte twee, dan zouden mensen met een kinderwens alsnog in hun behoefte kunnen voorzien, en zouden we onze kinderen tegelijkertijd een meer duurzame wereld nalaten.
Sommige ouders doen dit natuurlijk al lang: denk bijvoorbeeld aan een lesbisch koppel dat samen met de biologische vader hun kind opvoedt, of aan gescheiden ouders met co-ouderschap én nieuwe partners. Maar volgens Gheaus is het multi-ouderschap voor veel meer mensen het overwegen waard.
Kindje delen?
Als filosoof verdiept Gheaus zich in de filosofie van de kindertijd en in ‘intergenerationele rechtvaardigheid’ – de vraag wat we aan volgende generaties verplicht zijn. Persoonlijk maakte ze zich al langer zorgen over het milieu en het klimaat, zorgen die urgenter werden toen haar zoon werd geboren.
Ze was al geïnteresseerd in de filosofische aspecten van ‘het feit dat we als kinderen in deze wereld komen en dat het grootbrengen voor veel mensen erg belangrijk is’; vanaf dat moment breidde die interesse zich uit naar ‘de zorg dat de aftakeling van het klimaat het op een bepaald moment ontoelaatbaar zou kunnen maken om nog kinderen te krijgen’.
Onlangs correspondeerde ik met Gheaus over het multi-ouderschap. (Ze sprak liever via het geschreven woord dan via telefoon of Skype; dan had ze meer tijd om na te denken en kon ze zorgvuldiger formuleren – je bent een filosoof of je bent het niet.)
Gheaus vertelde me dat ze het krijgen van kinderen als een fundamenteel recht ziet (dit is, onder filosofen, een discussiepunt), maar dat dit recht niet onvoorwaardelijk is. We zijn het onze kinderen verplicht hun een goed leven te geven, en dat betekent ook dat we het verplicht zijn hun een aarde na te laten waarop zo’n goed leven mogelijk is.
En dus een aarde waarop ook zij kinderen kunnen grootbrengen: ‘Als het ouderschap voor ons belangrijk is, dan is de kans groot dat dit ook voor onze kinderen geldt, en dus moeten ook zij hun kinderen een wereld kunnen nalaten waarop een goed leven, en goed ouderschap, mogelijk is.’ En zo verder, enzovoorts: een duurzame aarde is een vereiste voor elke generatie.
Wanneer vervuiling, klimaatverandering en oprakende hulpbronnen het vooruitzicht op zo’n degelijk, duurzaam toekomstig bestaan onmogelijk lijken te maken, dan wordt het tijd om ook naar andere oplossingen te kijken. Gheaus: ‘We wonen helaas op een planeet met beperkte hulpbronnen die al overvraagd zijn. Voortplanting zet nieuwe individuen op de wereld die ook weer beslag op die hulpbronnen leggen. Het is goed denkbaar dat we een punt bereiken waarop het nodig is dat we onze voortplanting gaan inperken.’
‘Historisch gezien zijn de meeste kinderen opgevoed door meer volwassenen dan alleen de biologische ouders’
Hier komt het multi-ouderschap om de hoek kijken: ‘Het is een veelbelovende theoretische oplossing om de bevolking te doen krimpen zonder mensen te vragen het ouderschap op te geven.’
Voor Gheaus is een ‘ouder’ iemand die een ‘langdurige, hechte en verzorgende relatie heeft met een kind, die zichzelf verantwoordelijk acht voor de ontwikkeling en het welzijn van dat kind, en zich daarnaar gedraagt’. Zoals het pleeg-, adoptie- en stiefouderschap laten zien, hoeft zo’n ouder niet per se de biologische ouder te zijn, en historisch gezien, zegt Gheaus, ‘zijn de meeste kinderen opgevoed door meer volwassenen dan alleen de biologische ouders’.
Hoe? Vóór het kerngezin de norm werd, speelden opa’s, oma’s, ooms en tantes vaak die rol, en volgens sommige biologen heeft het gezamenlijk zorg dragen voor kinderen zelfs een cruciale rol gespeeld in de evolutie van onze soort. ‘Volgens psychologen kunnen baby’s zich prima hechten aan meer dan één of twee volwassenen: drie of vier is ook mogelijk’, zegt Gheaus.
In onze geïndustrialiseerde wereld is het niet eenvoudig om in zulke uitgebreide families te leven. Huizen worden bewoond door één of twee biologische ouders en hun kinderschare, opa’s, oma’s en andere familieleden wonen vaak niet eens in dezelfde stad of streek, en het kerngezin is de norm. Maar volgens Gheaus (die zelf één zoon heeft, en die haar huis naast haar partner en zoon ook met haar vader deelt, die als ‘derde ouder’ optreedt) zijn oprakende grondstoffen en stijgende temperaturen een goede reden om van die norm af te wijken.
En niet alleen vanwege het klimaat. Voor kinderen heeft het multi-ouderschap als voordeel dat het ‘monopolie’ van het ouderschap niet langer bij één of twee personen ligt; wie een ouder heeft die nalatig of erger is, kan nog ergens anders terecht, en wanneer een ouder overlijdt, zijn er nog anderen over.
Ruzie of echtscheiding tussen twee ouders zouden minder zwaar op een kind drukken wanneer het ook nog andere ouders heeft. Voor ouders heeft het als voordeel dat ze de tijd, het geld en de energie die het kost om een kind groot te brengen kunnen delen met anderen. En voor het klimaat heeft het als voordeel dat er minder kinderen bij komen.
In filosofiepapers, waarin ethische argumenten rustig worden uitgedacht en tot hun logische conclusies worden gevolgd, klinkt het multi-ouderschap als een haalbare en logische strategie om het kindertal omlaag te brengen zonder aspirant-ouders het ouderschap door de neus te boren. De praktijk is een stuk rommeliger en weerbarstiger dan dat.
Zo zal niet iedereen Gheaus’ definitie van het ouderschap aanhangen: voor veel mensen is het verwekken, dragen en baren van een biologisch kind onlosmakelijk verbonden met de kinderwens.
Maar volgens Gheaus is het goed mogelijk dat het verlangen naar een biologisch kind voor een groot deel wordt beïnvloed door ‘sociale normen die zeggen dat we ons moeten voortplanten’. Kinderen krijgen is de norm – wie ze niet heeft, die heeft doorgaans iets uit te leggen, alsof een leven niet compleet is zonder nageslacht. En dat terwijl er genoeg redenen te bedenken zijn om het ouderschap aan je voorbij te laten gaan, van de tijd, geld en energie die kinderen kosten tot aan, inderdaad, het klimaat.
Natuurlijk, zegt Gheaus, we zijn ook gewoon ‘zoogdieren met een voortplantingsinstinct’. Maar er zijn wel meer instincten die we nou eenmaal hebben en die we desondanks niet blindelings volgen, omdat dit sociaal of ethisch onverantwoord zou zijn. We slaan geen mensen in elkaar, gaan niet vreemd, pakken niet af wat van een ander is – althans, meestal niet.
Meer ouders, meer problemen
Dat het multi-ouderschap niet eenvoudig is, geeft ze grif toe. ‘Er moet genoeg stabiliteit in het leven van de kinderen gecreëerd worden zodat ze bestand zijn tegen onenigheid tussen de ouders. Dat is denk ik onvermijdelijk, en er is misschien wel meer emotionele volwassenheid nodig om een kind samen met drie of vier anderen op te voeden, dan wanneer je het in je eentje of met z’n tweeën doet.’ Meer mensen, meer problemen.
Een collega die door meerdere volwassenen werd opgevoed somde die mogelijke problemen moeiteloos op. Meer opvoeders betekent ook meer kans op onderlinge ruzies en spanningen, en vooral: meerdere opvattingen over opvoeding. Die kunnen botsen, en daar heeft het kind onvermijdelijk last van. In het verdrietige geval dat zulke spanningen of botsende opvattingen leiden tot het vertrek van één van de opvoeders, zal daar niet zo snel dezelfde zorg en aandacht aan worden besteed als bij een meer standaard echtscheiding: meer ouders om van te houden betekent ook meer ouders om te kunnen verliezen.
En hoewel het hebben van meerdere opvoeders een gevoel van vrijheid kan geven, want meer diversiteit en meer om uit te kiezen, kan het ook benauwend zijn, want: ‘meer paar ogen’.
Aan de andere kant: het ouderschap is sowieso niet eenvoudig.
Om het multi-ouderschap op grote schaal te laten plaatsvinden, zegt Gheaus, zou er bijvoorbeeld opnieuw moeten worden nagedacht over hoe we huizen bouwen. Ook zou onze geografische mobiliteit een stuk beperkter worden, juist in een tijd waarin flex, vloeibaarheid en goedkope vluchten ons in de tegengestelde richting duwen. Maar vooral zou er een cultuuromslag voor nodig zijn: ‘mensen zouden het als een echte optie moeten zien’.
Nu zijn cultuuromslagen natuurlijk notoir lastig af te dwingen. Al lijkt het voor in elk geval één Correspondentlezer geen probleem: ‘Ik vind kinderen echt super’, schreef deze man mij in een mail, ‘maar ja, het hoeven toch niet per se eigen kinderen te zijn?’
Meer lezen?
Toch een tweede, in tijden van klimaatverandering De beste manier om de opwarming van de aarde tegen te gaan, zeggen experts, is minder kinderen krijgen. Wie dan toch voor nageslacht kiest, heeft iets uit te leggen. Ik deed een poging. Een kind opvoeden kost 13 miljoen calorieën. Zo heeft de mens leren samenwerken én samenleven Weinig wezens zijn zo hulpeloos en afhankelijk als baby’s. Sta er te lang bij stil, en de verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt is overweldigend. Maar zonder die afhankelijke babytijd was de mens nooit geworden wie hij nu is.
Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!