Vier de afschaffing van de slavernij (zei deze dichter al meer dan honderd jaar geleden)
Op 1 juli 1863 schafte Nederland officieel de slavernij af. Wij ontdekten dat onze betovergrootvader George Rustwijk ruim een eeuw geleden al opriep deze historische dag te vieren. Zijn opzwepende toespraak had vandaag geschreven kunnen zijn. Want nog altijd is Keti Koti in Nederland geen nationale feestdag.
In het houten gebouw van de christelijke hernhutters in Paramaribo spreekt een bevlogen zwarte man vanachter een lessenaar negentien andere zwarte heren toe. Gekleed in witte hemden, zwarte pakken en hoge hoeden luisteren ze aandachtig. De spreker is dichter George Gerardus Theodorus Rustwijk, in het Suriname van begin twintigste eeuw een bekende verschijning in theaters en lokale kranten – criticaster van het koloniale bestuur in Suriname.
Het is mei 1912, en de mannen vormen een comité dat bezig is met de voorbereidingen van een festival om over een jaar, op 1 juli 1913, te vieren dat de slavernij vijftig jaar is afgeschaft.
Zo’n viering is volgens Rustwijk van groot belang om ons verbonden te voelen – met het verleden, maar vooral: met elkaar.
Hij sluit zijn verhaal af met de woorden: ‘Ik roep u op en nodig u allen uit als één! Uw kolonie wil een feest voor de zoons en dochters van 1863!’
Er barst applaus los.
Rustwijks toespraak heeft echt plaatsgevonden, maar hoe het er precies aan toe ging, dat weten we niet. Het enige wat namelijk bewaard is gebleven, is de tekst – een Engelstalige vertaling, in 1913 gepubliceerd in het boekje The Emancipation Jubilee.
George Gerardus Theodorus Rustwijk is meer dan honderd jaar na dato een bijna vergeten naam. Ook ik, Mathieu, had tot een paar jaar geleden nog nooit van de man gehoord.
Tot ik op een dag leerde dat hij mijn betovergrootvader was, en ik in een bizarre, obsessieve zoektocht naar zijn gedachtegoed belandde. Ik kwam erachter dat de speech van Rustwijk tot de dag van vandaag relevant is. En dat elke Nederlander er wat aan zou kunnen hebben om de tekst te lezen.
De woorden van mijn betovergrootvader
Het is een warme septembermiddag als ik op de achterbank van de auto van mijn ouders zit. We zijn op weg naar mijn ouderlijk huis in Uden. Mijn moeder rijdt, mijn vader zit naast haar. Ik zou een voorstelling spelen met mijn vriendin, maar dat ging helemaal mis. Ik probeer mijn ouders uit te leggen wat er is gebeurd, waarom mijn vriendin en ik elkaar nooit zullen snappen, maar het lukt me niet, want ik begrijp mezelf niet eens.
Het is eigenlijk vooral stil en ik kijk door het raampje naar buiten, naar de lelijke A15. Dat stuk naast de Betuwelijn, waar ik nog nooit een trein overheen heb zien rijden.
Dan ineens zegt mijn moeder: ‘Weet je. Soms hoeven twee geesten ook niet samen te komen. Soms ben je ook uit ander hout gesneden, ben je anders. Daar kun je ook oké mee zijn! Dat kun je accepteren.’
Ze heeft gelijk, denk ik, de verschillen tussen ons zijn er nou eenmaal, die gaan we niet oplossen.
Mijn moeder lacht. ‘Weet je wie dat geschreven heeft? Je betovergrootvader.’
‘Mijn betovergrootvader?’
‘Ja, hij was dichter.’
We komen thuis en ze pakt een boekje uit de kast, uit haar Suriname-verzameling. Matrozenrozen, een dichtbundel uit 1915, geschreven door ene G.G.T. Rustwijk. Mijn moeder zegt: ‘Dit is de allereerste dichtbundel van Suriname.’
‘Dit is de allereerste dichtbundel van Suriname’
Ik blader erdoorheen. Er staan drieëntwintig gedichten in, maar in geen ervan komen de zinnen voor die mijn moeder citeerde. Ze weet niet waar ze ze gelezen heeft. ‘Je betovergrootvader heeft nog veel meer geschreven’, zegt mijn moeder. ‘Misschien kun je het vinden in de verzameling van je oudtante Aafje.’
Hoe ik op de toespraak van Rustwijk stuitte
Een week later, het miezert en ik sta voor de deur van mijn oudtante in Zoetermeer. ‘Brasa! Kom binnen, jongen.’
Ze zet me neer aan een tafeltje, waarop ze van alles heeft klaargelegd, en verdwijnt in de keuken. Voor me ligt een schat aan informatie.
Ik zie meteen dat Rustwijk, net als ik, een passie had voor de podiumkunsten. Op een vreemde manier voelt het direct alsof ik hem ken. Ik blader door bladmuziek met teksten van een operette en een krantenartikel waarin staat dat kostuums, decor en de regie over honderd kinderen allemaal zijn bedacht door mijn betovergrootvader. Thalia, een Surinaams theater en theatergenootschap, daar was hij bij aangesloten.
Ik bekijk het script van een onemanshow met de geheimzinnige titel Het Waarom beantwoord of het Wee ontsluierd voor de Welvaartscommissie. Zestig pagina’s.
‘Dat moet vijf uur geduurd hebben’, zeg ik tegen mijn tante, die inmiddels met thee en Surinaamse koekjes naast me zit. ‘Ja, toen had je nog geen televisie en Netflix.’
En dan valt mijn oog op de toespraak. Een gekopieerde tekst, in het Engels, met de titel ‘Rustwijk’s appeal for the celebrations’. Het lijkt een oproep om de afschaffing van de slavernij te vieren. Werd dat toen nog niet gevierd? En waarom is die tekst in het Engels?
De vragen stapelen zich op in mijn hoofd, en laten me niet meer los.
Wat betekenen de woorden van Rustwijk nu nog?
In de weken die volgen, reis ik heel Nederland door op zoek naar familieleden die me meer kunnen vertellen over mijn betovergrootvader. Ik kom erachter dat hij in 1862, een halfjaar voor de officiële afschaffing van de slavernij, is geboren in Paramaribo. Vanaf zijn dertigste publiceerde hij in de krant, en hij bleef schrijven tot aan zijn dood op 17 juli 1914.
Als ik Nina de la Parra ontmoet – een familielid dat net als ik theater maakt – voelt het alsof er dingen op hun plek vallen. Ik lees bij haar thuis, omgeven door haar Surinaamse boeken en paperassen, het gevonden theaterstuk voor. Ze drukt me op het hart dat ik er iets mee moet doen. ‘Er zijn weinig mensen die voorouders hebben die hun nog altijd wat kunnen vertellen.’
Ik besluit het toneelstuk opnieuw op te voeren. Nina helpt me, stelt de juiste vragen.
Wat begon als een leuke vondst, houdt me meer en meer bezig. Wat betekenden zijn woorden in de context van toen? En wat betekenen ze nu nog?
Het heden van je opa, dat ben jij
Schrijver Raoul de Jong, die naast mij woont, ziet in mijn obsessie meer dan historische interesse. ‘Er is mij verteld dat een geest zeven generaties leeft. In die zin kun je zeggen dat jij je betovergrootvader bént’, zegt hij als ik hem erover spreek. ‘In de winti besta jij, omdat al die andere mensen voor jou kwamen. Het heden van je opa, dat ben jij.’
Samen met Nina en Raoul werk ik aan een nieuwe versie van mijn betovergrootvaders voorstelling. Maar dan breekt de coronapandemie uit. De première gaat niet door. Eerst baal ik ervan. Tot een van mijn familieleden me op een nieuw spoor zet.
Weer een nieuw familielid
Het begint met ‘tante’ Chiquita Ho-Sam-Sooi. Zij stuurt in januari een mailtje naar mij en naar een voor mij onbekende, Miguel Heilbron. Chiquita schrijft dat ik bezig ben met het toneelstuk van Rustwijk, en dat Miguel een van de oprichters is van The Black Archives, die in Amsterdam een expositie hebben over honderd jaar Surinamers in Nederland. Het is tijd dat wij kennismaken, vindt ze. En niet alleen omdat we allebei op onze eigen manier bezig zijn met de geschiedenis van Suriname.
‘Jullie stammen allebei af van G.G.T. Rustwijk! De overgrootmoeder van Miguel is Aimable Ho-Sam-Sooi, geboren Rustwijk: zij is zijn dochter. De overgrootvader van Mathieu is Paul Rustwijk: hij is zijn zoon.’
Rustwijk is dus niet alleen mijn betovergrootvader, maar ook die van Miguel.
Miguel Heilbron is het veertiende nieuwe familielid dat ik sinds mijn ontdekking van mijn betovergrootvader leer kennen. Ik mail hem wat teksten van Rustwijk.
Het duurt even voor echt contact is gelegd. Maar half maart mailt hij ineens. ‘Mijn excuses dat mijn reactie zo lang heeft geduurd! Heb wat je stuurde inmiddels bekeken, echt super om te lezen!’
Voor ik het weet, belanden we van radiostilte in een gezamenlijk project.
Wat Rustwijk ons te vertellen heeft over de afschaffing van de slavernij
Kort na het mailtje heb ik Miguel voor het eerst aan de lijn. In ons eerste telefoongesprek lees ik hem voor wat er in de inleiding van het boekje over onze betovergrootvader staat: ‘He is one of those mighty geniuses who is walking among his countrymen like something superior to ordinary mortality.’
‘Wauw’, lacht Miguel, ‘dit is wel heel erg over de top.’
Met andere familieleden had ik het over Rustwijks gedichten en theaterteksten, maar met Miguel gaat het al snel over zijn toespraak over viering van de afschaffing van de slavernij.
We lopen, beide met een kopie voor onze neus, de tekst door. Miguel wordt steeds enthousiaster. ‘Er zit zo veel in deze speech! Allemaal dingen waar tot op de dag van vandaag aandacht voor gevraagd wordt, omdat ze in Nederland nog steeds niet algemeen bekend zijn.’
Ik ben blij dit te horen. In een van de eerste mailtjes gaf Miguel nog aan dat Rustwijk minder antikoloniaal lijkt dan bijvoorbeeld Anton de Kom, dat Rustwijk wel kritisch was, maar de koloniale context minder ter discussie leek te stellen. Toen was ik nog even bang dat mijn hele zoektocht misschien toch ook niet zo belangrijk was.
‘Interessant is dat Rustwijk het al heeft over hoe laat Nederland was met de afschaffing van de slavernij’, zegt Miguel.
We pakken de passage erbij: ‘Engeland gaf zeven miljoen slaven vrijheid in 1838, en dit voorbeeld werd gevolgd door Frankrijk in 1848. Alle West-Indische, Zweedse en Deense koloniën genoten van de zoete smaak van vrijheid toen jij en je voorvaderen nog kreunden en zuchtten onder de tirannieke slagen van de zwepen.’
Ik wist wel dat Nederland de laatste was met de afschaffing, maar dat het met de Fransen en de Britten zo veel scheelde, doet me duizelen. Zeker omdat de twee directe buurlanden van Suriname Britse en Franse kolonies waren: voormalig Brits-Guyana en Frans-Guyana.
Rustwijk: ‘Van de vijftig jaar vrijheid, tellen er maar veertig’
Dan wijst Miguel me op iets anders: ‘Hij schrijft ook dat die afschaffing helemaal geen échte afschaffing was.’ Miguel vertelt me dat de slaafgemaakten die in 1863 vanuit slavernij ‘bevrijd’ waren, nog tien jaar lang onder dwang moesten doorwerken. We lezen in de tekst van Rustwijk: ‘Van de vijftig jaar vrijheid, tellen er dus maar veertig.’
Miguel: ‘Heftig, dat Rustwijk het jaar 1873 toen al benadrukte. Nog steeds wordt er actie gevoerd om algemeen bekend te maken dat slaafgemaakten pas vanaf dat jaar vrij waren, bijvoorbeeld met 1873-buttons.’
Weken later zie ik deze button ineens op de borst van burgemeester Femke Halsema bij het Black Lives Matter-protest in Amsterdam. Halsema kwam toen net van de opening van de Keti Koti-maand, lees ik.
Vergeet niet de mensen die in opstand kwamen
Nog iets wat Miguel meteen opvalt in de tekst: Rustwijk heeft het over de vergeten helden van de slavernijgeschiedenis. ‘Over wie we niet horen in deze geschiedenis zijn mensen als Boni, Joli Coeur, Baron en Adoe.’
Miguel licht toe: ‘Dit zijn marrons: slaafgemaakte Afrikanen die, ontsnapt van de Surinaamse plantages, een verzetsbeweging tegen de slavernij opzetten.’
Ik las een jaar geleden het boek Wij slaven van Suriname van Anton de Kom, waarin hij over deze vergeten helden vertelt. Mijn fantasie werd geprikkeld door het Fort Buku van de marrons, dat ze in het bosland hadden gebouwd als verdediging tegen de Nederlanders. Een mooie herinnering aan het verzet, maar veel minder bekend dan Fort Zeelandia, een kazerne en gevangenis van de Nederlanders.
Rustwijk vraagt zijn toehoorders ook: ‘Hebben jullie het werk gelezen van Stedman, Teenstra, Wolbers en anderen...’
Hier voel ik me door Rustwijk zelf ook aangesproken – nee, dit werk heb ik niet gelezen. Sterker nog: ik had nog nooit van deze mannen gehoord.
‘Zij schreven over de koloniale geschiedenis’, legt Miguel uit. ‘John Gabriël Stedman was een Schots-Nederlandse officier die in de achttiende eeuw het boek Reize naar Surinamen, en door de binnenste gedeelten van Guiana publiceerde. Er staan gravures in van de gruwelijke straffen die de slaafgemaakte mensen in Suriname ondergingen. Maar ook van marrons, zoals Boni, met wapen in de hand.’
Ik vraag me af wat ik hier op school over heb geleerd. Ik kan me vooral herinneren dat mijn geschiedenisleraar de woorden ‘Keti Koti’ zo afstandelijk en raar uitsprak dat ik hem meteen verbeterde. Zijn lessen gingen er eigenlijk vooral over hoe Nederland handel dreef. En van mijn godsdienstdocent kreeg ik een verhaal voorgeschoteld waaruit moest blijken dat slavernij een terechte straf van God was.
Ik wist niet beter, nam het maar aan voor waar. Dat vertel ik Miguel niet, ik houd het voor mezelf. Misschien uit schaamte? Het is genoeg om een nacht niet goed van te slapen.
Iedereen stamt af van slaafgemaakten
Op een vrijdag in april zit ik weer klaar met de meer dan honderd jaar oude tekst voor mijn neus. De afgelopen week hebben we los van elkaar de tekst bestudeerd. Soms zie ik Rustwijk voor me, achter een schrijftafel met veer en inkt. Zweet op zijn voorhoofd van de tropische hitte, peinzend over de juiste woorden. Wist hij dat dit een van zijn laatste teksten zou zijn? Had hij al verschijnselen van de ziekte waaraan hij uiteindelijk zou overlijden?
Mijn telefoon licht op: ‘oproep Neef Miguel’. Ik neem op.
‘Rustwijk zegt dat je je er niet voor zou moeten schamen af te stammen van tot slaaf gemaakten’, begint Miguel meteen gretig. ‘Almost every man and woman now in existence are descendants of slaves’, leest hij voor.
De trans-Atlantische slavernij ging gepaard met racistische beelden, van witte mensen als superieur en zwarte mensen als inferieur
Rustwijk schrijft dat overal ter wereld slavernij is geweest. Maar daarna geeft hij aan dat de trans-Atlantische mensenhandel een aparte categorie was.
‘Daar wordt ook vandaag nog vanuit de antiracismebeweging aandacht voor gevraagd’, zegt Miguel. ‘De trans-Atlantische slavernij ging gepaard met racistische beelden, van witte mensen als superieur en zwarte mensen als inferieur. En die beelden leven nog door in het racisme van vandaag.’
Het is even stil aan de andere kant van de lijn. Dan zegt Miguel: ‘We horen deze verhalen nog steeds veel te weinig.’
Even realiseer ik me hoe bijzonder het is dat ook Rustwijk en Miguel elkaar hebben gevonden. Ik merk dat Rustwijk ook hem inmiddels aan het hart gaat.
Zelfs Rustwijk was niet de eerste
Via boekenverzamelaar Carl Haarnack komen we erachter dat Rustwijk niet de eerste was die opriep tot het vieren van 1 juli. Predikant Carel Paulus Rier hield er bijna tien jaar eerder, in 1904, al een lezing over. Net als Rustwijks toespraak verscheen die in boekvorm. Haarnack kwam er ooit één exemplaar van tegen, dat hij nog altijd bezit, verder heeft hij het nergens anders gezien.
‘Wat mooi zou het zijn als meer mensen dit zouden kunnen lezen’, verzucht Miguel tijdens een van onze gesprekken. ‘Het maakt me wel treurig. Dat een speech die honderd jaar geleden werd opgetekend, nu nog steeds zo relevant is. Alsof er niks veranderd is.’
Hij gaat verder: ‘Maar het maakt me ook hoopvol. Want misschien zijn we nu wel klaar om te luisteren. Misschien is het nu Rustwijks tijd.’
Wij publiceren vandaag de Engelse vertaling van Rustwijks tekst uit 1913, en hopen dat zijn oproep van meer dan honderd jaar geleden een nieuwe generatie lezers kan bereiken. Wat hij optekende over de afschaffing van de slavernij geeft meer betekenis aan 1 juli – en kan er misschien wel aan bijdragen dat deze dag meer gevierd wordt, door ons allemaal.
Samen kunnen we voor elkaar krijgen dat 1 juli een vrije dag wordt. Niet door af te wachten, maar door zelf in actie te komen: neem vrij op 1 juli, totdat we allemaal vrij zijn.
Dit verhaal is onderdeel van het project Verzwegen geschiedenis, waarin experts geschiedenissen delen die in elk schoolboek thuishoren. Partner The Black Archives biedt bronnen en achtergrondinformatie, organiseert evenementen en lesmateriaal.
Mathieu maakte de theatervoorstelling Het waarom beantwoord over Rustwijk, die speelt in 2022 nog in Den Haag, Den Bosch en Amsterdam.