Meer geld voor de technische universiteiten, betekent minder geld voor de rest. En die komt in actie
De technische universiteiten krijgen structureel meer geld, hebben kabinet en Tweede Kamer besloten. Maar dat gaat ten koste van de ‘brede’ universiteiten. Zelfs bèta-wetenschappers hebben daar al tegen geprotesteerd. Het belooft een hete herfst te worden, vol acties tegen deze plannen. En dat is terecht.
De sloopkogel is door de kerk. Ofwel: door de gebouwen van de brede universiteiten. Zij moeten veel overheidsgeld inleveren, dat de regering wil inzetten om capaciteitsproblemen bij de vier technische universiteiten (Wageningen, Delft, Eindhoven en Twente) aan te pakken. De maatregel kan leiden tot gedwongen ontslagen.
Het belooft een hete herfst te worden in het hoger onderwijs. Actiegroep WOinActie, bestaande uit de academische staf en studenten, heeft aangekondigd op 2 september de ‘Ware Opening van het Academisch Jaar’ te houden in Leiden – niet toevallig de stad waar minister van Onderwijs Ingrid van Engelshoven (D66) die dag het academisch jaar opent bij de Universiteit Leiden.
Wat is er gebeurd? Afgelopen donderdag ging de Tweede Kamer akkoord met de plannen* van Van Engelshoven voor het hoger onderwijs. Zij wil dat de bèta-techniekopleidingen meer geld krijgen om hun capaciteitsproblemen mee op te lossen. Zo moeten er meer docenten worden aangesteld en meer onderwijsfaciliteiten worden gecreëerd. Maar de minister heeft daarvoor geen extra geld tot haar beschikking staan: de ambities moeten behaald worden door geld ergens anders weg te halen.
Geld wordt alleen herverdeeld
In het kort: een deel van het beschikbare budget wordt herverdeeld. Het gaat om 324 miljoen van de in totaal 4,2 miljard euro. Werd dit bedrag eerder verdeeld op basis van het aantal studenten dat elke universiteit telt, nu wil de minister het omzetten naar een vast bedrag dat jaarlijks naar elke universiteit wordt overgemaakt.
Voor 250 van de 324 miljoen euro kiest zij ervoor het vaste bedrag dat elke universiteit zal ontvangen afhankelijk te maken van het huidige aantal studenten op de bèta-faculteiten. Dat gebeurt eenmalig, waarna het vaste bedrag niet meer aangepast. De grote winnaars zijn hierdoor de vier Technische Universiteiten, de rest moet inleveren.
Iedere instantie die iets van mij wil als hoogleraar Koreastudies, krijgt daar vanaf nu een rekening voor. Het geld gaat naar de uni
Dat gaat niet zonder slag of stoot. Wetenschappers uit het hele land gaven de afgelopen dagen aan dat het tijd is voor protest en schaarden zich achter WOinActie. ‘Iedere overheidsinstantie die iets van mij wil als hoogleraar Koreastudies, krijgt daar vanaf nu een rekening voor’, stelde Remco Breuker * voor van de Universiteit Leiden. ‘Het geld gaat naar de uni.’ ‘Den Haag, word wakker! Het water staat ons al aan de lippen’, voegt Linda Bos van de Universiteit van Amsterdam toe.
De onvrede heerst niet alleen bij de sociale- en geesteswetenschappen. Een petitie* van De Jonge Akademie werd ondertekend door ruim driehonderd bèta-wetenschappers. Zij gaven aan dat een investering in hun vakgebied weliswaar wenselijk was, maar dat dit niet ten koste mocht gaan van onderwijs en onderzoek bij andere vakgebieden, zoals linguïstiek, geneeskunde of economie.
Studenten hebben zich echter nog amper geroerd, terwijl de ingreep van de minister grote gevolgen kan hebben voor hun onderwijs. De banen van hun docenten staan op de tocht, bij ontslagen loopt de werkdruk van de overgebleven docenten verder op en de al bij de invoering van het leenstelsel beloofde kwaliteitsverbetering kan niet doorgaan.
Waarom studenten de barricaden op zouden moeten
Wat zijn de precieze gevolgen van het plan van Van Engelshoven? Allereerst: ontslagen onder docenten en hoogleraren. De Universiteit Groningen en Tilburg University rekenden door dat de plannen van de minister de universiteiten respectievelijk 186 en 70 voltijdsbanen zouden gaan kosten bij de sociale- en geesteswetenschappen. Voor alle universiteiten samen zou het volgens de Vereniging van Universiteiten (VSNU) om honderden* banen gaan.
De ontslagen kunnen gedwongen zijn, of worden doorgevoerd door tijdelijke contracten niet te verlengen. Hoe dan ook zijn er gevolgen voor studenten: omdat minder docenten beschikbaar zijn voor dezelfde aantallen studenten, zullen bijvoorbeeld de werkgroepen groter worden. Er is dan minder tijd voor persoonlijke begeleiding bij bijvoorbeeld het schrijven van een paper.
Dan de gebroken beloftes van het leenstelsel. Toen in 2015 de basisbeurs werd afgeschaft, werden in ruil daarvoor enkele harde toezeggingen gedaan.
- De toegankelijkheid van het onderwijs zou niet afnemen
- Er zou 1 miljard worden geïnvesteerd in de kwaliteit van het onderwijs
- Omdat de regering dit geld pas vanaf 2018 naar de universiteiten kon overmaken, zouden de universiteiten vanaf 2015 eerst uit eigen zak de extra investeringen doen in het onderwijs
- Na 2018 zouden universiteiten verdere afspraken maken over hoe ze met het extra geld de onderwijskwaliteit zouden verbeteren
De eerste drie beloftes werden al eerder verbroken. De kans dat kinderen uit lagere inkomensgroepen gaan studeren, nam de afgelopen jaren eerder af dan toe, het beloofde miljard werd teruggebracht tot 820 miljoen en van de extra investeringen die universiteiten zouden doen, liet de Rekenkamer weinig heel: de zogeheten voorinvesteringen hadden slechts deels, of soms zelfs helemaal niet plaatsgevonden.*
De minister veegt ook de vierde belofte van tafel
In een poging de andere fracties in de Tweede Kamer achter haar plannen voor de herverdeling te krijgen, toverde Van Engelshoven een lijstje * ‘plussen en minnen’ tevoorschijn. Hiermee wilde ze laten zien dat ‘alle universiteiten er in deze kabinetsperiode financieel op vooruit’ gaan. Universiteiten zouden intern prima de klappen van de herverdeling kunnen opvangen door zelf wat met geld te schuiven, was de boodschap.
De Vereniging van Universiteiten (VSNU) analyseerde de plussen en kwam tot de conclusie dat het geld helemaal niet zo vrij te besteden was als Van Engelshoven had voorgespiegeld. Onder de streep kwamen universiteiten gezamenlijk zelfs uit op de min.
De oorzaak van het verschil: in het lijstje van de minister bevonden zich onder andere de zogeheten ‘studievoorschotmiddelen’, de post waar het geld is ondergebracht dat vrijkwam door de afschaffing van de basisbeurs. Dit geld is expliciet bedoeld om de kwaliteit van het onderwijs voor alle studenten, in alle wetenschapsgebieden, te verbeteren.
De studenten moesten zich voldoende betrokken voelen bij de plannen, anders mochten hun vertegenwoordigers die afwijzen
Omdat het om geld ging dat van studenten was ‘afgepakt’, had de regering de studentenorganisaties een belangrijke rol gegeven bij de bestemming van de miljoenen die de universiteit kregen. De studenten moesten zich voldoende betrokken voelen bij de plannen, anders mochten hun vertegenwoordigers in de medezeggenschapraden de voorstellen van hun raden van bestuur afwijzen. Een ‘ja’ betekende dat er duidelijke, breed gedragen afspraken waren om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.
In deze zogeheten kwaliteitsafspraken staat hoe tussen 2019 en 2024 het geld wordt uitgegeven aan onderwijsverbetering bij alle universiteiten. Daar staat bijvoorbeeld dat 300.000 euro is bestemd voor digitale hulpmiddelen. Of: 240.000 om vier extra docenten te kunnen aannemen.
Maar naast de medezeggenschapsraden moet ook de minister instemmen met de afspraken. Zij laat daarvoor de NVAO, die verantwoordelijk is voor de kwaliteitscontrole van onderwijsinstellingen, de plannen beoordelen. Niet elk voorstel overleeft deze keuring: soms ontbreken gegevens – criteria, doelstellingen – die nodig zijn om de besteding van het geld te kunnen controleren. De minister wil bijvoorbeeld kunnen zien dat met die 240.000 euro ook daadwerkelijk vier wetenschappers zijn aangenomen.
Door de nu aangekondigde verschuivingen bij universiteiten zullen die extra vier wetenschappers er echter niet komen. Een letteren- of medische faculteit wordt immers door de herverdeling gekort. Die vier wetenschappers (plus nog wat extra collega’s) worden dan in theorie eerst ontslagen om vervolgens met het geld van de basisbeurs weer te worden aangenomen. Van een kwaliteitsverbetering is dan geen sprake, op zijn best gaat het dan om het behoud van de kwaliteit.
Bovendien liggen de kwaliteitsafspraken over het geld van de basisbeurzen vast, na de instemming door de medezeggenschapsraden en de minister. De universiteiten kunnen het geld dan ook niet inzetten om een plotseling ontstaan gat te dichten.
En dus zijn studenten opnieuw de pineut: de kwaliteitsverbetering die in ruil voor het leenstelsel was beloofd, wordt teniet gedaan door de nieuwe bezuinigingen, waartoe de minister de brede universiteiten nu dwingt.
En dan is er nog de ondergesneeuwde groeiprikkel
Doordat alle aandacht van politici, universiteitsbestuurders en media de afgelopen week ging naar de verschuiving van het geld van de ‘brede’ naar de technische universiteiten, was er geen ruimte voor een ander probleem in de plannen van de minister. Haar nieuwe plannen maken namelijk geen eind aan de ‘perverse prikkel’ die universiteiten ertoe brengt elk jaar te groeien in studentenaantallen, hoewel zij elkaar daardoor benadelen.
Nog altijd wordt het zogeheten variabele deel van de onderwijsbekostiging – op dit moment 72 procent van het totaal – verdeeld op basis van deze aantallen.
Omdat de totale pot niet groter wordt, kijkt het ministerie voor de verdeling van het variabele geld elk jaar naar het aandeel van elke universiteit in het totale aantal studenten. Elke universiteit heeft reden haar aandeel te vergroten door meer studenten te werven: want daar staat, mocht de rest niet groeien, meer geld tegenover. Maar blijft het aantal studenten gelijk, terwijl dat bij andere universiteiten wél groeit, dat verlies je toch geld. Kortom: elke universiteit wil groeien, en doet dat in praktijk ook, hoewel niemand er geld bij krijgt als ze allemaal in ongeveer gelijke mate groeien. Een klassiek gevangenendilemma.
Dat variabele deel van de bekostiging wordt nu door de minister teruggeschroefd naar 60 procent, om de verschuiving van het geld naar de bèta’s mogelijk te maken. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen sprak van ‘meer stabiliteit* in de bekostiging van het hoger onderwijs’.
We kunnen dan ook een verdere groei van de studentenaantallen verwachten. Met vollere collegezalen en meer studenten per docent als gevolg
Maar nu al kun je stellen dat deze groeiprikkel niet voldoende is teruggebracht om de competitie tussen universiteiten weg te nemen om elk jaar maar te groeien. In 2010 lag het percentage gebaseerd op studentenaantallen ook rond de 60 procent, en ook toen al concludeerde een onderzoekscommissie dat het niet wenselijk was dat universiteiten financieel afhankelijk waren van hoeveel studenten ze hadden. Toch blijft deze financiële prikkel in de nieuwe plannen gewoon bestaan. *
We kunnen dan ook een verdere groei van de studentenaantallen verwachten. Met nog vollere collegezalen, meer studenten per docent en kamercrises in studentensteden als gevolg.
Dat zal uiteraard voor zowel studenten, als docenten problemen opleveren. ‘De Ware Opening van het Academisch Jaar’ zal een goed moment zijn om op al deze zaken de aandacht te vestigen. Niet alleen op de herverdeling naar de bèta’s, maar ook op de hoge werkdruk onder academisch personeel, de gebroken beloftes rond het leenstelsel en de groeiprikkels in de bekostiging. En op het belangrijkste punt van de actievoerders van WOinActie: het gebrek aan extra investeringen in alle wetenschapsgebieden.
Of je nou een alfa-, bèta- of gamma-student bent: er is alle reden om op 2 september met je docent naar Leiden af te reizen.