Is er genoeg aandacht voor burgerslachtoffers van moderne oorlogvoering?

Lennart Hofman
Correspondent Verborgen oorlogen
Een luchtaanval van de door de VS geleide coalitie, op een wijk in de Iraakse stad Mosul waar IS-strijders verblijven, 17 November, 2016. Foto: Goran Tomasevic / ANP

Amerikaanse media schoten tekort in hun berichtgeving over burgerslachtoffers die vielen in Syrië en Irak tijdens de door Amerikanen geleide coalitie tegen IS, terwijl die informatie vaak wel beschikbaar was. Dit stelt onderzoekscollectief Airwars. Wat zegt dit over verslaggeving over moderne oorlogvoering?

Onderzoekers van een gerenommeerd onderzoekscollectief, hebben uitgebreid onderzoek gedaan naar berichtgeving over burgerslachtoffers in Amerikaanse media tijdens de oorlog tegen IS in Syrië en Irak, en ondervroegen bijna honderd Amerikaanse journalisten over de manier waarop zij verslag deden.

Afgelopen dinsdag publiceerden ze hun bevindingen in het rapport Hun conclusie is hard: Amerikaanse media schoten tekort tijdens de vijf jaar durende oorlog. Soms waren burgerdoden maandenlang geen nieuws, hoewel ook in die periodes veel burgerslachtoffers vielen, zoals de coalitie achteraf zelf heeft vastgesteld.

Sinds 2014 vielen volgens lokale bronnen 29.000 burgerdoden door aanvallen van de coalitie, volgens Airwars waren het er zeker Hebben Amerikaanse lezers, luisteraars en kijkers wel een juist beeld gekregen van de kosten van moderne oorlogvoering, gezien al die doden, vragen de onderzoekers zich af.

Waarom ging het mis?

Een geluk bij een ongeluk: ook de journalisten zelf zijn ontevreden over hun eigen functioneren. Van de ondervraagden zegt 63 procent dat ze enigszins of zeer ontevreden zijn over de berichtgeving door Amerikaanse media over de burgerdoden tijdens de oorlog tegen IS.

Het is de verantwoordelijkheid van de nieuwsmedia om alle belangrijke incidenten te onderzoeken waarbij burgerslachtoffers vielen, tijdens elke door Amerikanen gevoerde oorlog, zeggen de ondervraagde journalisten. Dat noemen zij niet alleen van cruciaal belang voor een goed begrip van de oorlog, maar ook voor een goede analyse van uitvoering en effectiviteit van het Amerikaanse militaire beleid.

Dat het toch mis ging, komt volgens de journalisten onder meer omdat het vaak te gevaarlijk was om de plekken te bezoeken waar burgers om het leven kwamen. Ook lieten Amerikaanse eenheden zelden journalisten toe tijdens hun missies. Daardoor waren ze afhankelijk van externe bronnen waarvan niet altijd duidelijk was hoe betrouwbaar die waren.

Burgerdoden door toedoen van Rusland en Syrië kregen tot vijf keer meer aandacht dan burgerslachtoffers die vielen door acties van de coalitie

De journalisten klagen ook over afnemende interesse in buitenlands nieuws en de krimpende budgetten van buitenlandredacties bij de media waarvoor zij werken. Onderwerpen over binnenlandse politiek domineerden de nieuwscyclus veelal, wat ten koste ging van ander nieuws, stellen zij. 

Maar de onderzoekers van Airwars constateerden ook dat áls er al verslag werd gedaan van burgerslachtoffers, dat veel vaker ging over slachtoffers van aanvallen door het Syrische regime en Rusland, dan van de door Amerika geleide coalitie.

Bij de aanvallen op Aleppo (door Syrië en Rusland) was dat zelfs vijf keer vaker dan bij die op Mosul (door de VS en bondgenoten), hoewel bij beide aanvallen ongeveer evenveel burgers omkwamen. Dat suggereert dat de redacties terughoudend zijn met kritische berichtgeving wanneer Amerikaanse troepen betrokken zijn, stelt het rapport.

Hoe deed Nederland het?

In Nederland zijn de werkomstandigheden voor journalisten niet heel anders. Ook voor Nederlandse journalisten was het te gevaarlijk af te reizen naar het zelfverklaarde kalifaat, en waren journalisten zelden welkom op de militaire basis in Jordanië van waaruit de Nederlandse F-16’s opstegen om hun missies uit te voeren.

Airwars noemde Nederland 'een van de minst transparante' leden van de coalitie

Airwars noemde Nederland, dat zijn deelname aan de campagne eind vorig jaar beëindigde, zelfs Nederlandse F-16’s voerden in drie jaar tijd ruim drieduizend missies uit, waarbij ruim 2.100 wapens werden ingezet, stelt het ministerie van Defensie. Maar hoeveel burgers daarbij omkwamen, is nooit bekendgemaakt. 

Begin dit jaar leidde de terugkeer van de Nederlandse strijdkrachten tot een kleine mediarel. Dennis Luyt, de Commandant Luchtstrijdkrachten, dat hij het vreemd vond dat het NOS-journaal vijf minuten besteedde aan een item over ‘het gebit van een hond’, en maar drie seconden aan de terugkeer van ‘de mannen die voor NL de kolen uit het vuur halen’ tijdens de strijd tegen IS.

Dit was tegen het zere been van NOS-hoofdredacteur Marcel Gelauff. In het programma Spraakmakers zei hij dat de NOS voortdurend heeft geprobeerd verslag te doen van de missie in Jordanië, maar dat Defensie geen enkel verzoek hiertoe had gehonoreerd. Ook verzoeken om informatie over het aantal burgerslachtoffers, waren volgens hem

Hoe het beter kan

De gebrekkige informatievoorziening over het aantal burgerdoden dat valt tijdens oorlogen die Nederland en zijn bondgenoten voeren, baart zorgen. Want staten maken steeds vaker gebruik van droneaanvallen en precisiebombardementen, terwijl de strijd op de grond wordt overgelaten aan lokale bondgenoten – rebellen of milities – of legers van bevriende landen in de regio, maar ook private veiligheidsbedrijven.

Oorlog raakt ons daardoor steeds minder en staat steeds verder van ons af, hoewel er nog altijd slachtoffers bij vallen. Dat is om meerdere redenen onwenselijk. In een democratie controleert de burger het beleid van de regering via verkiezingen, maar dan moet die wel de beschikking hebben over de juiste feiten.

Verder kan de woede bij nabestaanden over de burgerdoden de aanzet zijn voor meer geweld. En meer oorlog. Als we die oorlogen van de toekomst willen begrijpen, is een juist begrip van ons eigen handelen onmisbaar.

Maar hoe doe je verslag van een oorlog als het te gevaarlijk is erheen te reizen en die zich afspeelt vanuit de lucht?

Hoe media moeten omgaan met die veranderende realiteit is niet meteen duidelijk. Want hoe doe je verslag van een oorlog als het te gevaarlijk is erheen te reizen? Die zich afspeelt vanuit de lucht of wordt gevoerd door bondgenoten, die er andere ethische maatstaven op na houden? Hoe weet je dat de cijfers over burgerslachtoffers van het ministerie van Defensie kloppen – als ze die al geven? En hoe zoek je dat uit als er geen budget beschikbaar is voor onderzoek?

Airwars doet enkele aanbevelingen. Zo willen ze dat redacties duidelijk stelling nemen en verklaren verslag te blijven doen van het aantal burgerdoden dat valt tijdens oorlogen. Ze pleiten voor vasthoudende en gebalanceerde verslaggeving vanuit het veld, eventueel in samenwerking met journalisten die werken in de machtscentra – Washington, Den Haag – waar het beleid wordt gevormd. Ook vragen ze om ondersteuning van ‘betrouwbare initiatieven die op nieuwe manieren het aantal burgerdoden te tellen’.

Gelukkig zijn er ook voorbeelden van Amerikaanse media die wel uitgebreid en accuraat verslag deden van burgerdoden tijdens de oorlog tegen IS, stelt Chris Woods, directeur van Airwars. Maar zowel hijzelf, als veruit de meeste journalisten, vinden dat het beter moet.

Verder lezen: