Stel je voor dat de eerste mens op de maan een Afrikaanse vrouw was geweest. Met twaalf katten. De 16-jarige Matha Mwambwa werd begin jaren zestig door de Zambia National Academy of Science, Space Research and Philosophy uitverkoren om als eerste mens voet op de maan te zetten. De katten zouden haar op die reis vergezellen. 

Samen met een handvol trainde Mwambwa op een verlaten boerderij niet ver van hoofdstad Lusaka voor missies naar de maan en Mars. De groep stond onder leiding van Edward Makuka Nkoloso, oprichter van het Zambiaanse ruimtevaartinstituut. Nkoloso, een onafhankelijkheidsstrijder en voormalig leraar, had een doel voor ogen: de Verenigde Staten en Rusland verslaan in de space race

De raket die Mwambwa naar de maan moest brengen was gemaakt van een omgebouwd olievat. In een van Nkoloso’s training is te zien hoe ze in dat olievat wordt getild en dan in dat vat van een heuvel rolt. In andere shots zijn de afronauten bezig met springen, zingen en schommelen. Het verhaal gaat dat Nkoloso het touw van de schommel doorsneed als zijn teamleden hoog in de lucht hingen, dit om de staat van gewichtloosheid te simuleren. Nkoloso staat in het filmpje in een versierde cape de pers te woord. ‘We fly from Lusaka and first head to the moon.’

De eerste Zambiaanse lancering moest in 1964 plaatsvinden maar ging niet door vanwege gebrek aan financiering. In 1969 werd het ruimtevaartprogramma voorgoed stopgezet. 

Natuurlijk maakte dit ruimtevaartprogramma geen kans, de kosmos verken je niet in afgedankte olievaten. Althans, niet in de realiteit. Maar wél in de verbeelding. En die verbeelding staat aan de basis van alle ruimtevaart. Stel je voor – daar begon het mee.  

Kanwarpura, India, 2006. Uit de serie Meteorites door Regine Petersen.

Toen ruimtedromen nog van iedereen waren

In deze tijd van raketten en Mars-missies zou je zomaar kunnen vergeten dat ruimtevaart tijdens het overgrote deel van onze geschiedenis uitsluitend in de verbeelding plaatsvond. De ruimte omringde de aarde als een reusachtig mysterie. Met als gevolg een grote diversiteit aan ruimtevaartdromen. 

Niemand had het antwoord, dus was de vraag van iedereen. 

De oudst beschreven ruimtevaartmissie is die van de Chinese ambtenaar Tweeduizend jaar voor Christus zou hij zich in een stoel vol vuurpijlen richting de dampkring hebben laten schieten. Er volgden nog vele katapulten, luchtballonnen en trampolines, op bijna elk continent van de aarde. Dat het steevast uitliep op een mislukking (Wan Hu bijvoorbeeld kwam niet boven de boomgrens) weerhield ons er niet van collectief te blijven dromen. 

Millbillillie, 1960 (West-Australië). Uit de serie Meteorites door Regine Petersen.

Nkoloso ontwikkelde zijn wonderlijke programma toen er nog nooit iemand in de ruimte was geweest, toen de droom nog openlag. En dat is niet meer zo. 

Matha Mwambwa als eerste mens op de maan is niet alleen moeilijk voor te stellen vanwege die reis in dat olievat. Het komt ook omdat de ruimtevaart inmiddels toch vooral een witte, westerse en mannelijke aangelegenheid is. Er is nog nooit een zwarte Afrikaan in de ruimte geweest en voor elke tien mannen gaat er één vrouw naar boven. Zoals zoveel ongelijkheid is dat een kwestie van geld en van machtsstructuren, maar wel één die een grote weerslag heeft op de verbeelding. 

Het gebrek aan diversiteit tussen de sterren lijdt tot een verschraling van ruimtevaartdromen. En door de opkomst van witte, westerse miljardairs met eigen raketten komt de verbeelding nog verder in het geding.

Murchison, 1969 (Victoria, Australië). Uit de serie Meteorites door Regine Petersen.

Een wit eliteclubje bepaalt het narratief van de ruimtevaart

De worden ze wel genoemd: Elon Musk, Jeff Bezos en Richard Branson zijn de belangrijkste namen. Musk en Branson willen Mars koloniseren, Jeff Bezos de hele ruimte. Voor het verschil tussen hun plannen is veel , maar laten we eens naar de overeenkomsten te kijken.

Het zijn mannen die meer gemeen hebben dan alleen hun kleur, levensfase en torenhoge ambitie. Als jongetjes lazen ze grotendeels dezelfde scifi-boeken. Als jongemannen waren ze stuk voor stuk buitenbeentjes, ze zijn geobsedeerd door raketten en willen, boven alles, winnen. Met miljoenen fans, miljarden dollars om te investeren en deals met grote ruimtevaartorganisaties bepalen zij inmiddels het narratief van de ruimtevaart.

Henbury, ~4.000 B.C. (noordelijk territorium, Australië). Uit de serie Meteorites door Regine Petersen.
Harrisonville, 1933 (Missouri, VS). Uit de serie Meteorites door Regine Petersen.

Hun toon lijkt op die van de Amerikaanse evangelisten; prairie-prekers die ooit de kolonisten met Gods zegen op pad stuurden om zich toe te eigenen wat niet van hen was. Dezelfde nadruk op een uitverkoren volk, op een nieuwe wereld waarin we verlossing zullen vinden. Nog een overeenkomst: de persoonlijkheidscultus die rond hen ontstond zoals ook rond populaire predikanten.

Maar het is vooral hun taalgebruik dat hun droom zo exclusief maakt. Hun wereldbeeld verraadt zich in termen als frontier. De ruimte als plek om te koloniseren, zoals ooit het Wilde Westen. Steeds als ik dat lees, struikel ik erover. Koloniseren. Alsof dat woord niet doorbuigt onder de last van het verleden. Als onze taal bepaalt hoe we de wereld zien, bepaalt ze ook hoe we de ruimte zien. En dan is het dus zaak onze woorden zorgvuldig te kiezen.

Ook in een buitenaardse context is het niet juist om ‘koloniseren’ zo klakkeloos te gebruiken, zegt de Amerikaanse astronoom Lucianne Walkowicz in een in de National Geographic, ‘omdat daarmee de geschiedenis van het woord op deze planeet wordt uitgewist. Enerzijds belast het gebruik van zo’n beladen woord onze toekomst op die andere planeet, anderzijds wordt ons eigen verleden erdoor herschreven.’

Walkowicz, die zich al jaren specialiseert in de ethiek van Mars-missies (en ook te zien was in de serie maakt zich zorgen over het huidige gebrek aan narratieven over ruimtevaart. Ze vreest dat de ruimte meer en meer een plek van uitsluiting wordt. Het heersende narratief zal pas echt inclusiever worden, stelt ze, als de mensen die het vormen inclusiever zijn. En daarvoor zijn we bij Musk, Branson en Bezos aan het verkeerde adres.  

Bruno, 1931 (Saskatchewan, Canada). Uit de serie Meteorites door Regine Petersen.

De ruimte ‘koloniseren’? Dat kan ook anders

Maar de niet-westerse ruimtevaartprogramma’s dan? China zit Amerika op de hielen, India droomt van Mars. Vinden we daar geen andere kosmische verbeelding? Volgens ruimtevaarthistoricus met wie ik op een woensdagochtend skype, wordt het woord koloniseren in beide landen in elk geval niet gebruikt met betrekking tot de ruimtevaart. ‘Waarschijnlijk vanwege de negatieve associaties met een geschiedenis vol westerse inmenging.’

De ruimte is volgens Siddiqi in China en India een plek van genoegdoening. ‘Het Westen heeft ze lange tijd als achterlijk gezien, daar kunnen ze de schade inhalen. In Amerika draait het narratief nu grotendeels om escapisme, een nieuwe tijd, een breuk met het verleden. Voor China en India is het juist een voortzetting van het verleden. Of misschien zelfs een manier om daarnaar terug te gaan. Het zijn oeroude beschavingen en een toekomst tussen de sterren is voor hen een manier om die lange tijdlijn door te zetten. Een manier om de grootsheid van het verleden te herstellen.’ 

Noordwest-Afrika, ongeklassificeerd. Uit de serie Meteorites door Regine Petersen.

Ze noemen het dan geen koloniseren, maar aan expansiedrift ontbreekt het niet in China’s ruimtevaartverhaal: ‘Het universum is de oceaan, de maan is de Diaoyu-eilandengroep, Mars is het eiland Huangyan’, zei Ye Peijian, de 73-jarige baas van de Chinese maanmissie, kort geleden. De twee eilanden die hij noemt zijn reden van China’s territoriale twist met Japan en de Filipijnen.

In speelt volgens Siddiqi ook de hindoeïstische traditie een rol in het verhaal. ‘Hindoeïstische overleveringen zitten vol vliegende goden en kosmische wezens. Ik heb daar familieleden wonen die het Indiase ruimtevaartprogramma zien als een rechtstreeks vervolg op de oude mythologie.’

Zijn opmerking doet me denken aan een observatie van de Deense godsdienstwetenschapper Thore Bjørnvig, die ik las in het boek Raketbrandstof, schrijft hij, is een mengeling van kerosine en mythologie. Ik google ‘Krishna + cosmos’, verlies me een klein uur in video’s van de blauwe god die met een mond vol sterren en planeten danst op fluitmuziek. Ook dat is ruimtevaart.

Kasauli, 2003 (Uttar Pradesh, India). Uit de serie Meteorites door Regine Petersen.

Hoe meer we weten over de ruimte, hoe minder we dromen

Maar voorlopig is India’s ruimtevaartbudget nog geen fractie van de begroting van Elon Musk. En mocht dat ooit veranderen, dan is het de vraag hoeveel ruimte er blijft voor de blauwe god met zijn mond vol sterren.

Want dat de menselijke ruimtevaartdroom aan verschraling leidt is niet alleen de schuld van de machtige Space Barons. Ver voor hun tijd begon onze verbeelding al op te drogen. Het is de paradox van de ruimtevaart (en de paradox van elke poging het onbekende te kennen): hoe groter het bereik, hoe kleiner de verbeelding. 

die het Duitse Institut für Demoskopie deed tijdens de space race, illustreren dit. Voordat Yuri Gagarin als eerste mens de ruimte in schoot geloofde 42 procent van de West-Duitsers in het bestaan van buitenaards leven. Na de vlucht van Gagarin was dat percentage gedaald tot een magere 28 procent. Kosmisch provincialisme, concludeerde het onderzoeksbureau. Hoe meer we weten, hoe minder we dromen.

Er is niet alleen een droom vervuld maar ook een droom gesneuveld, stelde schrijver C.P. Snow vlak na de eerste maanlanding. Wat de wetenschap al wist, zegt hij, werd nu voor het publiek bewezen: ons zonnestelsel is een dode bende. Zelfs als we ooit nog op Mars komen of op de manen van Jupiter, zullen we nooit méér vinden dan stof, steen en elementen. Op de lange termijn, voorspelde hij, brengt de maanlanding ons kosmische claustrofobie.

Maar vanuit dezelfde redenering is er nog een andere optie. We gingen voor de maan maar ontdekten de aarde, zei Apollo-astronaut William Anders. Hij maakte de wereldberoemde foto die later Earthrise zou gaan heten. De maanreizen gaven ons een overzicht op die normaal zo onoverzichtelijke wereld. Daar hingen we. Klein en kleurig in de duisternis. Om heimwee van te krijgen.

Vanaf de aarde kijkend naar de ruimte is er de drang te veroveren en te overheersen

Het zijn getuigenissen als die van Anders waardoor ik over ruimtevaart wilde gaan schrijven. Ik zocht (zoek) een uitzicht, een andere schaal waarop ik de wereld kan bekijken. Dat heeft alles te maken met deze tijd, met stijgende temperaturen en het verlangen naar een hoopvol perspectief.

In de verslagen van astronauten die vanuit de ruimte naar de aarde keken vond ik het verhaal dat ik zocht. Van die grote afstand zien ze de kwetsbaarheid en verbluffende schoonheid van onze planeet en ook – vooral – de samenhang. Geen boom, geen mens, geen wolk staat op zichzelf. dat ons duidelijk maakt dat verbinding wel degelijk bestaat, sterker nog: de grootste realiteit is. 

Musk, Bezos en vooral Branson refereren aan deze ervaring – die het overzichtseffect wordt genoemd – als een motivatie om de ruimte in te gaan. Maar het is opvallend dat het verhaal en woordgebruik van de terugblikkende astronauten zo ongeveer haaks staat op dat van de ‘ruimtebaronnen’. Alsof de blikrichting het verlangen bepaalt. Vanuit de ruimte naar de aarde kijkend ontstaat het verlangen te beschermen. Vanaf de aarde kijkend naar de ruimte is er de drang te veroveren en te overheersen. 

De taal van de ‘terugkijkers’ is een stuk inclusiever dan die van de ‘wegkijkers’. Met een inclusiever verhaal los je de ongelijkheid in de ruimte niet op, maar misschien slaat het wat gaten in die nu zo benauwde droom. 

Astronoom Lucianne Walkowicz stelt voor om koloniseren te vervangen door bewonen. En bemande ruimtevaart mag wat haar betreft definitief bij het vuil. Bemenste, moet dat zijn.

Wat mij betreft zouden we ons wat vaker kunnen afvragen waar we het over hebben als we het over ‘ruimte’ hebben. Ruimte is geen geografische plek, dat is precies de schoonheid ervan. Geen plek kun je niet koloniseren. Geen plek is van niemand en dus van iedereen. Ongeacht hoeveel we er ontdekken, de ruimte blijft altijd deels abstract, dat is inherent aan het begrip. 

En als het toch concreet moet worden, dan kies ik voor de officiële definitie van Van Dale. Ruimte: een plaats om zich uit te strekken. Als een kat. Of twaalf katten in een olievat. 

Camel Donga, 1984 (West-Australië). Uit de serie Meteorites door Regine Petersen.


Meteorites Als de mens niet naar de ruimte kan, komt de ruimte wel naar de mens. Voor de serie Meteorites reisde de Duitse fotograaf Regine Petersen de wereld over om ingeslagen stukken ruimtesteen vast te leggen. Ze verdiepte zich in de verhalen van de mensen die de meteorieten vonden – en bij wie ze soms recht door het dak van hun huis vielen. Die verhalen bundelde ze in het boek ‘Find a Fallen Star’. Bekijk hier meer werk van Regine Petersen