Ik heb net een maand gekampeerd op verschillende campings in Nederland en heb het vervoermiddel van de toekomst gezien. Het heeft minstens zoveel kofferruimte als een Tesla model S en maar één wiel. 

Rara, wat is het? 

Een kruiwagen! Wat een vinding. Je parkeert je auto aan de rand van waar mensen eten, spelen, slapen en legt de last mile af met een kruiwagen. 

Op de camping had niemand problemen met dit arrangement. Geen telefoontjes naar het bestuur dat het belachelijk was, dat er meer parkeerplek voor de deur moest komen, waarom die vergunning nog niet rond was, dat je zo ver moest lopen. 

Integendeel, dit was waarvoor mensen hiernaartoe kwamen. 

Het werd meteen een spel: hoe vol kun je een kruiwagen laden met tenten, slaapzakken en pannen voordat er iets afvalt? 

Conclusie:  

Hoe kleiner en lichter je spullen, hoe beter. Op de camping deden mooie fabels over lichtgewicht spullen voor lichtgelovigen de ronde.

Over de paraplu die met één druk op de knop was uit te klappen tot éénstokstent – hij was gedemonstreerd op het terrein, op één april. Meerdere innovatiefreaks waren komen opdagen.

Over het Zwitserse Victorinox-zakmes met balpen en eenpersoonstentje. ‘Die pak ik niet uit, want je krijgt het er zo moeilijk weer in!’ Degene die het verhaaltje had rondverteld, was wel twee keer geloofd!

Over rugzakcilinders: een heliumballon om onderin je rugzak te stoppen zodat die lichter wordt. 

Zou dat echt niet werken,

Geen uitzicht op staal en blik, maar bomen en figuurtjes in de zandbak

Comfort bleek op de camping ineens niet zo noodzakelijk voor mijn leven als ik altijd had gedacht. Zo kocht ik laatst nog een beter matras, terwijl ik dit keer op de camping 29 dagen naast een dun luchtbedje wakker werd.

Wat ook gewoon blijkt te kunnen als je je auto aan de rand van je gemeenschappelijke ruimte inruilt voor een kruiwagen, is ’s ochtends wakker worden, naar buiten kijken en in plaats van staal en blik bomen en kleine figuurtjes in de zandbak in het midden van het grasveld zien spelen. 

Bomen in plaats van lantaarnpalen. De geur van koffie van de buren die al op zijn. 

Geen geschreeuw van ‘WACHTEN BIJ DE STOEPRAND!’ 

Geen plakkerig kinderhandje in je eigen hand. 

Kinderen van 2 jaar bleken zelf op te kunnen staan, de tent open te doen en urenlang zelfstandig met elkaar buiten te kunnen spelen. 

De ouders draaiden zich om in hun slaapzak en sliepen nog even door. Dat was nog eens comfortabel!

Na 29 nachten tussen de luchtbedden kan ik bevestigen: kamperen is een wittemensenhobby

Ergens had ik opgevangen dat kamperen een wittemensenhobby was. Dat kan ik na 29 nachten tussen de luchtbedden bevestigen. Ik voelde me net een Inuitkind, dat een heleboel verschillende kleuren wit leerde onderscheiden. 

Het was lang geleden dat ik zoveel mensen uit zoveel verschillende subculturen was tegengekomen en ook had gesproken. 

Bij een Gelders kampvuur kreeg ik marshmallows van een boomkweker en kletste met een overspannen studente over smartphones. Een filosoof-betonwerker vertelde over zijn Brabantse dorp waar 90 procent van de bewoners inheems was en bij Den Haag zag ik hoe een gereformeerde vader zeven fietsen van zijn auto-aanhangertje tilde. Met zijn vrouw en hun vijf dochters ging hij ijsjes halen en aansluitend naar de dienst van hun kerk in deze regio. Een dertiger, freelancer, woonde al vier maanden in haar tipi onder Amersfoort: ze had haar huis de hele zomer onderverhuurd.

Op een terrein in Noord-Holland stond een ander echtpaar, met caravan, ook al voor vier maanden: hun huis in de duinen stond op Airbnb. ‘Elke drie, vier dagen ga ik even naar huis, de was doen, nieuwe mensen ontvangen’, vertelde de vrouw. ‘Als je dat zelf doet, laten ze je huis ook netjes achter.’

Misschien heeft een tent als voordeel tegenover een echt huis dat je zo makkelijk weer kunt opkrassen als het niet gezellig is, of dat je makkelijk langer blijft als het dat wel is en daar ook veel sneller achter bent, met alleen wat tentdoek als barrière. Onze buurman liep langs en hoorde ons zeggen: ‘Shit, weer wasmiddel vergeten te kopen.’ En kwam ons zijn flesje Biotex brengen. 

Op de camping ontdekte ik ook dat je gewoon zonder reguliere economie kan

En op de camping ontdekte ik ook dat je gewoon zonder de reguliere economie kan. In Hazerswoude-Dorp kregen we als laatst overgebleven kampeerders op het terrein de sleutels en een gele vlag met een zwarte letter K, die we aan het tentje van onze kleuter hingen, die toevallig jarig was en niets liever kreeg (behalve waterpistolen) dan nog een vlaggetje en de titel ‘kampmeester’. 

Op het prikbord las ik wat het kampmeesterschap inhield: ik spoelde de kranen door tegen legionella en draaide de familieruimte met kinderbadje erin van het slot. 

Elke avond kwamen nieuw gearriveerde kampeerders ons geld betalen voor hun verblijf. Mijn vriend zette zijn grote zwarte bril op, noteerde op een speciaal daarvoor ontworpen formulier het aantal zestienplussers en zestienminners van elk gezin en stopte het geld dat hij kreeg in zijn portemonnee. 

Economietje spelen zonder diensten, verkopers of consumenten: het kan gewoon! En dan waren wij het ministerie van Financiën. Anderen speelden schoonmakertje en kampeerders die hier vaker kwamen speelden hoveniertje.

Bij vertrek droegen we de sleutels van de opstallen over aan de volgende kampmeester en mijn vriend maakte het bedrag in zijn portemonnee over naar de rekening van de kampeervereniging. Zo bleek ook het lokale zwembad buiten de normale diensteneconomie om te draaien, getuige het bordje bij de wc: ‘Is de wc-ruimte vies! Kom dan de sleutel halen bij de balie en maak het zelf even schoon. En breng de sleutel weer terug. Bedankt!’

Waarom ziet de stad er niet méér uit als een camping in de zomer?

De laatste dag brak aan. Halverwege de terugreis dronken we op een terrasje een latte van 4 euro en staarden we naar andere bezoekers, zonder hen te durven aanspreken. Ik vroeg me af waarom we dit doen met zijn allen, het hele jaar door. Waarom ziet de stad er niet méér uit als een camping, in de zomer, vroeg deze lichtgelovige zich af. 

Toen de kinderen uitgespeeld waren in de speeltuin, renden ze voor me uit de parkeerplaats op. Daar begon de gewone wereld weer. Vanachter zijn omlaag gedraaide raampje zei een man tegen me: ‘Let u wel een beetje op uw kinderen? Dit is de openbare weg.’

Meer lezen?

Deze podcast zit barstensvol beweging (of niet) want hij gaat over mobiliteit Vrijwel alle Nederlanders onderwerpen zich er dagelijks aan en klagen er hartstochtelijk over: het verkeer. De helft van het duo Rudi & Freddie waagt zich aan een gesprek over mobiliteit. En dan gaat het dus over sluipmoordenaars, parkeertoendra’s en over waarom die reistijd toch nooit korter wordt. Luister hier naar de Rudi & Freddie Show met Thalia Verkade Zo dreunt een onverwerkt verkeerstrauma door bij de volgende generatie Elk jaar raken in Nederland en België honderden mensen op de weg betrokken bij de dood van een ander. Een drama voor de nabestaanden, maar ook voor de veroorzaker en diens omgeving. ‘Mijn vader reed twintig jaar terug een meisje van mijn leeftijd dood. En al die tijd kreeg ik het gevoel dat ik niet mocht bestaan.’ Lees hier het artikel van Thalia Verkade