Hoezo heb je Europa nodig om te concurreren met China?
Als aspirant-euroscepticus word je steevast om de oren geslagen met het argument dat de opkomende economieën in Azië en Latijns-Amerika ons nu eenmaal dwingen de koppen bij elkaar te steken. Alleen een verenigd Europa zal erin slagen de concurrentie uit oosten en westen het hoofd te bieden en de Europese verzorgingsstaat tegen afbraak te beschermen.
De aartsvader van deze redenering was Jacques Delors. De euro en de latere Lissabon-doelstellingen kwamen goeddeels uit zijn koker en werden afgedwongen door de vrees overlopen te worden door grotere concurrenten. In de tijd van Delors was dat de Verenigde Staten. De subtekst? Als wij niet verder integreren, is Europees verval onvermijdelijk.
Begin eenentwintigste eeuw is de vijand een andere, zijn de vertellers nieuw, maar het liedje hetzelfde. Het federalistische neefje van Delors, Guy Verhofstadt, dankt er zijn Europese carrière aan. Neem zijn geo-economische vergezicht Age of Empires uit 2009. Daarin heet het dat de Europese natiestaat te klein is zich te weren tegen de turbulentie van de multipolaire wereld die mondialisering heeft gecreëerd. Of we nu willen of niet, aldus Verhofstadt, we zullen in dit neo-imperiale tijdperk van Europa een machtig imperium moeten maken, willen we niet ten onder gaan. En op dat thema heeft Verhofstadt sindsdien eindeloos gevarieerd.
Iedereen wil verdere Europese integratie
Of neem de verkiezingsprogramma’s van D66 en VVD – de één blijmoedig eurofiel, de ander mopperend eurorealo. D66: ‘Europese integratie bracht duurzame vrede en veiligheid. [...] Voor een vrije en welvarende toekomst moeten we verder bouwen aan een sterk Nederland in een sterk Europa.’
VVD: ‘De bundeling van alle individuele thuismarkten van lidstaten in een Europese interne markt zorgt voor een sterkere concurrentiepositie. Zo gaat Europa gezamenlijk de concurrentiestrijd aan met andere economieën of economische regio’s in een globaliserende wereld.’
Hoe verschillend in toon ook, over beide programma’s is de geest van Verhofstadt vaardig: geen economische renaissance zonder Europese integratie.
We zijn nog altijd veel rijker
Het probleem is dat het én overtrokken én gevaarlijke onzin is. Ga maar na: anno 2014 moet 90 procent van de bevolking in opkomende economieën nog altijd rondkomen van minder dan tien dollar per dag. Alleen in Brazilië is zo langzamerhand een stabiele middenklasse ontstaan. Daar beschikt 40 procent van de bevolking over een inkomen van meer dan tien dollar per dag. In China is dat 5 procent, in Indonesië 2 procent en in India ook zoiets.
De welvaartsverschillen tussen oosten en westen zijn, kortom, nog altijd gigantisch. Verdient de gemiddelde Chinees volgens het IMF 10.000 dollar per jaar, de gemiddelde Nederlander kan beschikken over pakweg 42.000 dollar.
En het ziet er niet naar uit dat die kloof snel zal dichten. Volgens een recente studie zal in 2030 het inkomen van de gemiddelde Braziliaan en Chinees nog steeds maar zo’n 40 procent van dat van de gemiddelde Europeaan bedragen. Dat heeft alles te maken met de majeure uitdagingen waar de opkomende economieën zich voor gesteld zien: hoe op export gebaseerde groei te vervangen door binnenlandse groei? Hoe de eigen bevolking bestaanszekerheid garanderen? Hoe vergrijzing het hoofd te bieden? Hoe van de fossielebrandstoffenverslaving af te komen?
Anders dan Jim O’Neills blijmoedige toekomstbeeld uit 2001, van een wereld gedomineerd door de BRIC-landen, verwachten recentere onderzoeken een tragere groei voor opkomende economieën en een veel minder sombere toekomst voor Europa en de VS. Die zullen in 2030 gezamenlijk nog altijd de helft van het mondiaal economische product voor hun rekening nemen, ieder zo’n 24 procent.
Landen en bedrijven zijn één pot nat
Waar maken we ons dan druk om? Zoals de Amerikaanse econoom Paul Krugman al schreef: landen en regio’s concurreren niet met elkaar, dat doen bedrijven. Landen snoepen geen marktaandeel van elkaar af, dat doen ondernemingen.
Hoe meer politici geloven in het waanbeeld dat ze concurreren met China, hoe meer ze hun oren te luisteren leggen bij het grootbedrijf
Ja, er wordt wat geconcurreerd om mobiel kapitaal en mobiele arbeid door de belastingtarieven te verlagen en speciale loketten voor talenten te openen. Peanuts dus. Zelfs in een overslageconomie als Nederland wordt twee derde van de welvaart gewoon binnenslands geproduceerd en zijn twee derde van de banen gewoon binnenlandse banen.
Het primitieve neomercantilisme van Verhofstadt en consorten verwart nationaal (of zo u wilt: Europees) belang en bedrijfsbelangen. Hoe meer politici geloven in het waanbeeld dat ze concurreren met China, hoe meer ze hun oren te luisteren zullen leggen bij het grootbedrijf. En je hoeft maar te kijken naar de Nederlandse economie om te zien wat dat ons gebracht heeft: sterk verarmde huishoudens, terwijl het Nederlandse grootbedrijf op historische spaartegoeden zit, nauwelijks investeert, nauwelijks belasting afdraagt en wel de politiek in zijn zak heeft.
En de burger heeft het nakijken
Al dertig jaar praten de bestuursvoorzitters van de grootste Europese multinationals de oren van de Europese politici suf met waarschuwingen voor het Grote Gele Gevaar. En het werkt: interne markt, Europese Monetaire Unie, Lissabon Agenda, Europa 2020 – het staat allemaal ten dienste van het grootbedrijf. En de burger heeft het nakijken.
Alle relevante markten worden gedomineerd door drie tot vijf multinationals die allemaal hun wieg in Europa en Noord-Amerika hebben staan
Het stuitende is dat het pure nonsens is. Niet alleen is die Aziatische consument lang niet de hoofdprijs waarvoor hij wordt aangezien, Europese en Amerikaanse grootbedrijven hebben helemaal niets te vrezen van Aziatische of Latijns-Amerikaanse concurrenten. De voorsprong van de Shells, Esso’s, Volkswagens, Boeings en Microsofts van deze wereld is zo groot dat alle strategisch relevante markten – of het nu gaat om remschijven, chips, autoglas, schokdempers, kogellagers, auto’s of vliegtuigen – worden gedomineerd door drie tot vijf multinationals die allemaal hun wieg in Europa en Noord-Amerika hebben staan.
In Is China Buying the World? laat Peter Hugh Nolan van de Universiteit van Cambridge met een stortvloed aan empirische data zien dat de vrees dat China straks de wereld opkoopt volkomen misplaatst is. Sterker, Chinese bedrijven zullen keer op keer hun tanden stukbijten op Europese en Amerikaanse kartels die alle relevante markten domineren. En die daar, dankzij het neomercantilisme van eurofielen als Guy Verhofstadt, van harte in worden ondersteund door de EU en haar lidstaten.
Met kapitalisme heeft het niets te maken, met vriendjespolitiek des te meer. En daar zouden wij dan meer voor moeten integreren. Dacht het niet.