De grote volkspartijen hebben het zwaar in heel Europa. De PvdA ging in 2017 van 38 naar 9 zetels. In hetzelfde jaar behaalde het CDU in Duitsland haar slechtste resultaat ooit en schrompelde de Franse Parti Socialiste ineen van 280 zetels tot 30 in de Assemblée Nationale.

In vrijwel elk land komen nieuwe, vaak radicalere partijen op en raakt het politieke landschap verder ‘versplinterd’: grote partijen worden kleiner, kleine partijen worden groter. De vroeger gangbare regeringscoalities van traditionele volkspartijen – sociaaldemocraten, christendemocraten, liberalen – zijn haast niet meer te smeden. En als ze er zijn, maakt de kleine meerderheid waarover ze meestal beschikken het regeren tot een lastige klus, met grote electorale risico’s voor elke meeregerende partij.

Wat betekent deze ‘versplintering’ voor de levensvatbaarheid van de democratie? Wie daar als weinig anderen over kan oordelen, is Ruud Koole, PvdA-senator en voorzitter van die partij tussen 2002 en 2007. In die periode heeft hij het fenomeen aan den lijve ondervonden: in 2002, na de moord op Pim Fortuyn, werd de PvdA – om in 2003 onder Wouter Bos overigens weer op te veren,

Zijn latere kritiek op de koers van de partij kostte hem in 2015 naar eigen zeggen een verkiesbare plaats voor de Eerste Kamer. ‘De eliminatie van prof. dr. Ruud Koole’, noemde het destijds.

In zijn rol als hoogleraar politicologie aan de Universiteit Leiden houdt Koole zich vooral bezig met de institutionele ontwikkeling van de Nederlandse politiek en deed hij veel onderzoek naar hoe politieke partijen georganiseerd zijn. Ook was hij lid van om de Nederlandse parlementaire democratie beter te laten aansluiten op de eisen van de tijd. Ik benaderde hem voor mijn onderzoek

Op 11 juni dit jaar werd u opnieuw geïnstalleerd als lid van de Eerste Kamer, die ook is versplinterd, zou je kunnen zeggen. Wat merkt u daarvan?

‘Er zijn inderdaad geen echt grote fracties meer. De VVD heeft nu twaalf zetels en is de grootste in de Eerste Kamer. Maar wat zegt dat? De vorige keer dat ik in de Eerste Kamer kwam, nog maar acht jaar geleden, had de PvdA veertien zetels en toen waren we niet de grootste. Dan kun je wel van versplintering spreken – ik geloof dat het nivellering noemt, wat ik vreemd vind klinken voor een partijstelsel – maar ik zeg liever: er zijn geen echt grote partijen meer.’

‘Ondanks die “versplintering” zit er meer stabiliteit in ons stemgedrag dan de meeste mensen denken. In de jaren vijftig was Nederland een van de electoraal stabielste landen ter wereld. Nu is het een van de electoraal instabielste landen ter wereld. Tenminste, als je kijkt naar wat er is gebeurd met de afzonderlijke politieke partijen. Maar als je van een wat grotere afstand kijkt, zie je iets anders.’

‘Uit politicologisch onderzoek blijkt namelijk dat mensen niet zomaar van partij wisselen, maar wisselen binnen een beperkte groep partijen. Een PvdA-kiezer zal GroenLinks, SP, misschien D66 overwegen, maar niet zo snel stemmen op de VVD of het CDA. Kiezers zweven dus wel, maar tot op zekere hoogte. Dat maakt het systeem stabieler dan het op het eerste gezicht lijkt.’ 

Politieke commentatoren hebben het anders vaak over hoe beweeglijk de kiezer is.

‘Bestuurders zitten altijd op de lijn: stabiliteit is goed. Toen in de jaren zestig en zeventig de kiezers al wat meer van partij gingen wisselen, riepen ze ook al: “Help! Instabiliteit!”’ 

Stabiliteit ís toch ook goed?

‘Natuurlijk, zonder stabiliteit kan het flink misgaan met een land. Zie die heeft Hitler opgeleverd. Maar de positieve kant van het verhaal is dat stemmers eindelijk echt kiezen! Eerst stemden ze op christelijke partijen omdat ze christelijk waren en op de PvdA omdat ze seculiere arbeiders waren. Nu maken kiezers veel bewuster een keuze: ik vind deze partij beter dan de andere en daarom stem ik nu voor deze partij. Kiezers zijn autonomer geworden. Dat is wat je wilt in een democratie.’

Wat zijn de nadelen?

‘Het “nadeel” – en dat zet ik bewust even tussen aanhalingstekens – is er voor de bestuurders. Zij moeten een bestuur vormen, zoals een regering of een college van B en W. En je hebt nu veel meer partijen nodig om een meerderheid te vormen. Dat is ingewikkelder.’

‘We zullen daarom vaker met minderheidscoalities moeten werken. Straks heb je vijf, misschien zes partijen nodig om een coalitie te vormen. Ik zeg: doe het met drie en probeer per thema een meerderheid te zoeken. In andere landen, zoals Denemarken, kunnen ze dat ook. Daar moeten we in Nederland gewoon aan wennen.’

‘Wat het is: partijen kunnen niet meer automatisch rekenen op een achterban. Ze moeten continu hun best doen om de kiezer te overtuigen. Dat is goed voor de democratie, maar politieke partijen zijn daardoor heel kwetsbaar geworden. Die gaan elke verkiezing met twintig zetels omhoog of omlaag, en dat heeft grote invloed op de manier waarop partijen intern functioneren. Die moeten permanent campagne voeren, want daar hangt het bestaan van je partij van af.’

Wat betekent het voor een partij als je van het ene op het andere moment alles kwijt kan raken? Bij een bedrijf is het funest: als continu de kans bestaat dat je omzet binnen een jaar wordt gedecimeerd, is dat een slecht businessmodel.

‘Dat geldt ook voor partijen. Zo’n groot verlies raakt de financiering en de interne organisatie. Partijen zijn immers voor een belangrijk deel afhankelijk van overheidssubsidiëring: hoeveel geld een partij krijgt, hangt voor een groot deel af van het aantal zetels in de Tweede Kamer. Dat betekent dus dat je er ineens veel bij kunt krijgen of veel inkomsten kunt verliezen. Partijen zouden financiële buffers moeten opbouwen voor magere jaren, maar dat lukt ze bijna nooit. Er is altijd op korte termijn een campagne die je moet winnen.’ 

Wat kun je eraan doen?

‘Je kunt de subsidie die partijen ontvangen na de verkiezingen getrapt uitkeren, zoals de vorig jaar adviseerde. Nu verandert de subsidie direct na de verkiezingen: als je twintig zetels verliest, krijg je in één klap veel minder geld. De commissie zegt: kun je dat af- en opbouwen van die subsidie niet wat temperen? Zodat de inkomsten langzamer groeien als je gewonnen hebt en langzamer dalen als je verloren hebt. Zo kun je de organisatie iets meer rust geven.’

U doet al jaren wetenschappelijk onderzoek naar partijfinanciering. Gaat er veel geld om in Nederlandse politieke partijen?

‘Nee, heel weinig. Zeker als je dat vergelijkt met het buitenland. Bij de wetenschappelijke bureaus van Duitse partijen werken meer dan zeshonderd mensen. Bij de wetenschappelijke bureaus van Nederlandse partijen werken twee, drie mensen op fulltimebasis. Dat zijn de bureaus van de grote partijen! Dat zijn er echt heel weinig.’

Te weinig?

‘Ik vind het te bescheiden, ja. Partijen hebben geld nodig om te kunnen functioneren. Als ze te weinig geld krijgen, functioneren ze slecht of worden ze gevoelig voor een aanbod van geld uit dubieuze bronnen.’ 

‘Dat is gevaarlijk. Een centraal principe in de democratie is one person, one vote: de invloed van een partij is afhankelijk van het aantal stemmen van individuele kiezers, ongeacht hoe rijk ze zijn. Dat principe is bedacht om de macht van het grote geld terug te dringen.’ 

‘Als niet het aantal stemmen, maar de hoeveelheid geld waarover een partij beschikt doorslaggevend wordt voor hoeveel zetels ze wint, staat dat haaks op het one person, one vote-principe. Neem de Verenigde Staten. Als daar grote geldschieters zoals de National Rifle Association de politiek beïnvloeden, hoe verhoudt zich dat tot het one person, one vote-principe van de democratie?’ 

‘Ik pleit daarom voor meer geld voor politieke partijen. Die moeten goed kunnen functioneren, onafhankelijk van grote geldschieters. Dus koester je partijen, dat komt de democratie ten goede. Tenslotte is het eerste wat een dictator doet het afschaffen van partijen.’

Meer lezen?

Illustratie van een potlood die een stembiljet in stukken splijt De tijd van de grote partijen is voorbij. Dus laten we de volgende verkiezingsstrijd anders bekijken Toen Forum voor Democratie als grootste partij uit de bus kwam bij de Provinciale Statenverkiezingen, was dat voorpaginanieuws. Logisch. Toch kun je er ook anders naar kijken. De ‘grootste’ partij is nog zelden veel groter dan de rest. En dat heeft consequenties. Met onze nieuwe dataredactie brachten wij deze verandering in kaart. Lees hier het stuk van Reinier Tromp en Leon de Korte Maakt Europa een enorme ruk naar rechts? Dit zeggen de data Wie het nieuws volgt, is geneigd te denken dat Europa ‘rechtser’ wordt en de euroscepsis toeneemt. Maar daarbij kijken we meestal alleen naar losse verkiezingen. Als je alle verkiezingsuitslagen over een lange periode in heel Europa op een rij zet, wat zie je dan? Hier vind je het artikel van Reinier