We gooien véél meer kleding weg dan we ooit aan tweedehandsjes kunnen dragen. Wat nu?
We hebben een probleem, een gigantisch probleem. De kledingbakken zitten voller dan ooit, en niemand weet wat ermee te doen.
Doorverkopen wordt steeds moeilijker – afzetmarkten verdwijnen en de kwaliteit van veel kleding is gewoonweg te slecht om überhaupt nog een tweede leven te geven. Het recyclen van zulke enorme aantallen (het gaat hier om miljoenen kilo’s kleding) lukt gewoonweg nog niet of is te duur. Kortom: als er niet snel iets verandert, zit er niks anders op dan de hele berg kleding en textiel de verbrandingsoven in te sturen.
De afgelopen weken sprak ik met allerlei mensen binnen de sector, onder wie medewerkers van ReShare, onderdeel van het Leger des Heils, en de directeur van Sympany. Het zijn de twee grootste inzamelaars in Nederland. Ook sprak ik met iemand van Wolkat en ging ik langs bij Texperium – beide organisaties recyclen afgedankte kleding en textiel. En ik bracht een bezoek aan het hoofdkantoor van Episode, een tweedehandskledingketen, en aan Gebotex, een grote commerciële kledingsorteerder.
Overal waar ik kwam hoorde ik hetzelfde: er is veel en veel en veel te veel.
Tweedehands kleding is steeds minder waard
Bij Leger des Heils-onderdeel ReShare was de nood inmiddels zo hoog dat het besloot een deel van de inzameling te staken. De organisatie zei alle contracten met scholen en kringloopwinkels op, wat betekent dat de zakken gedragen textiel die hier binnenkomen niet langer door ReShare worden opgehaald.
Met de inzameling van kleding en het doorverkopen ervan bracht ReShare jarenlang geld in het laatje van het Leger des Heils, waarmee het zijn goededoelenprojecten kon financieren. Maar de markt staat op dit moment zo op z’n kop dat ReShare verliesgevend is, en juist geld vanuit het Leger des Heils ontvangt om in leven te blijven.
Hoe dat komt? Enerzijds heeft het ermee te maken dat de afzetmarkten en handelaren waarmee het al jaren zakendoet, voornamelijk in Oekraïne en andere Oost-Europese landen, steeds minder betalen voor een kilo gedragen kleding. De kwaliteit van de kleding is minder en het aanbod is enorm.
De kwaliteit van de kleding is minder en het aanbod is enorm
Anderzijds zit ReShare vast aan dure contracten met gemeentes. Die contracten zijn langer dan vijf jaar geleden, toen de prijs van tweedehands kleding nog veel hoger lag, afgesloten. In ruil voor elke kilo ingezamelde kleding krijgt de gemeente tot wel 40 cent. Een paar jaar geleden was dat nog haalbaar, maar nu de prijzen van gebruikt textiel zo zijn gekelderd niet meer. En sommige contracten lopen pas over een paar jaar af.
Op dit moment zijn inzamelaars druk aan het onderhandelen met gemeentes om te kijken of ze iets aan de ‘wurgcontracten’ kunnen doen. Helemaal stoppen met de inzameling zal ReShare niet snel, vertelden medewerkers Thamar Keuning en Jolande Uringa mij. Het Leger des Heils is al meer dan honderd jaar actief. Wel zamelt ReShare nu minder in en probeert het meer te sorteren voor de eigen winkels in Nederland. Want die lopen als een tierelier, aldus Keuning.
De oplossing: een circulaire modeketen?
Sympany zit in een soortgelijk schuitje. Afgelopen week had ik een gesprek met Erica van Doorn, sinds juni directeur van de organisatie. Voordat ze bij Sympany aan de slag ging werkte ze jarenlang als directeur van de Fair Wear Foundation, een organisatie die modemerken helpt om eerlijker en duurzamer te produceren. Ik ken Fair Wear goed en vind dat het zinvolle dingen doet in de industrie, onder andere op het gebied van leefbaar loon, waar ik eerder dit verhaal over schreef.
Van Doorn vond het een uitdaging om van de voorkant (de maakkant) naar de achterkant van de industrie te gaan. Ze had genoeg ideeën over hoe het aan deze kant beter kon: door nog veel meer in te zetten op het circulair maken van de modeketen. Oftewel: door van afgedankte kleding en textiel weer nieuwe textiel te maken.
Voordat iets nieuws in de kledingkast komt, is het al een paar keer de wereld over gegaan. Met alle nadelige effecten voor het milieu
‘Ik zou graag zien dat we stoppen met textiel eindeloos de wereld over te verschepen. Voordat iets nieuws in de kledingkast komt, is het al een paar keer de wereld over gegaan. Met alle nadelige effecten voor het milieu. Ik zou me graag in willen zetten om alles wat niet herdraagbaar is, zo dicht mogelijk bij huis te verwerken, en er een nieuwe bestemming voor te vinden’, vertelde ze.
Dat is een mooie visie, maar ook een uitdagende. Zeker nu een groot deel van de sector in zwaar weer verkeert. Anders dan ReShare heeft Sympany de inzameling nog niet beperkt. Wel zit ook Sympany vast aan dure contracten met gemeentes en heeft het te maken met een moeilijke markt. De organisatie is bezig om contracten met gemeentes open te breken.
Het recyclen van kleding is bovendien erg lastig en gebeurt in de praktijk nog maar mondjesmaat. Eerder heb ik voor andere media verhalen geschreven over het recyclen van textiel, en ik ben vrij sceptisch over de mogelijkheden die er op dit moment zijn. Maar afgelopen week stuitte ik op een veelbelovend familiebedrijf in Tilburg.
Een tweede leven voor overtollig textiel
De naam van het bedrijf: Wolkat. Al in 1948 zamelde Toos van Ierland, moeder van huidige directeur Philip Boumans, op haar bakfiets lompen en schroten in. In 1990 begon het bedrijf zich te richten op gerecyclede textielvezels en in 1995 besloot het deze nieuwe textielvezels zelf te maken. Ik sprak onlangs met Kimberley van der Wal, de dochter van Boumans, die sinds een paar jaar in de zaak werkt.
Hoewel het hoofdkantoor van Wolkat in Tilburg zit, wordt het echte werk meer dan 2.000 kilometer verderop gedaan, in Tanger, Marokko, vertelde Van der Wal. Hier wordt de 25 miljoen kilo ingezamelde kleding en textiel die het bedrijf jaarlijks verwerkt vanuit Nederland, Duitsland, Spanje en Portugal gesorteerd.
Zo maakt het bedrijf draad en stoffen die voor 60 tot 90 procent uit post-consumer waste bestaan
De kleding die nog herdraagbaar is, wordt verkocht aan handelaren wereldwijd. Het textiel dat niet meer te verkopen is, ongeveer de helft van alles wat is binnengekomen, wordt gerecycled. Daarvoor staan in Marokko een vervezelmachine – waarmee het textiel aan flarden wordt gesneden – en een spin- en weefmachine. Zo maakt het bedrijf draad en stoffen die voor 60 tot 90 procent uit zogenaamde post-consumer waste bestaan.
Prachtig, niet? Hoe mooi zou het zijn als we al dat overtollige textiel dat nu bij inzamelaars in Nederland en elders in de wereld zich ophoopt en in de verbrandingsoven dreigt te verdwijnen, gebruiken om weer nieuwe textiele producten van te maken.
Of hier dan uiteindelijk de oplossing voor de groeiende kledingafvalberg in schuilt? Daar ga ik in een volgend verhaal dieper op in. Wat sowieso zou helpen is als we allemaal wat minder zouden kopen, en wat kritischer zijn op de kwaliteit van de kleding die we kopen.
Of zoals Jolande Uringa van ReShare het verwoordde: ‘Het wordt tijd dat we na vlieg- en vleesschaamte ook de term kledingschaamte gaan introduceren.’
Bij dezen.
Fijne week gewenst,
Emy
PS. Deze week verschijnt mijn tweede stuk in de serie over tweedehands kleding. Lees hier deel 1 terug.