Vorige week publiceerde ik over de Britse advocaat Debbie Sayers en de voetbalclub die ze heeft opgericht, Salisbury Rovers.

‘Rovers’ interesseerde me vanwege de onconventionele aanpak. De club doet niet aan selectie, speelt geen wedstrijden in de competitie, en betrekt de spelers intensief bij de manier van spelen. Kinderen zijn geen instrumenten voor volwassenen om wedstrijden mee te winnen. Ze zijn simpelweg kinderen.

Sayers breekt met zo veel conventies in het voetbal, dat ze wrevel wekt bij menig fanatiek voetbalvader. Ze is al eens Fucking Mrs. P.C. genoemd – een politiek correct kutmevrouwtje dat niet snapt waar sport om draait: winnen.

Maar dat is een misverstand. Sayers denkt namelijk dat een aanpak zonder competitie en selectie – tot een bepaalde leeftijd – juist betere voetballers voortbrengt. Zij denkt dat op deze manier meer spelers blijven sporten. Ook blijven behouden voor het voetbal, wat vermoedelijk leidt tot een grotere vijver aan talent.

En een kwalitatief rijkere vijver: want hoe vrijer je spelers laat, hoe meer ze zelf moeten oplossen, hoe onafhankelijker ze zullen zijn, en hoe creatiever ze uiteindelijk worden, aldus Sayers.

Kortom: meer kans op een nieuwe Messi.

Niet dat dat haar doel is. Ze vindt het belachelijk dat volwassenen de jeugdsport inrichten om later sterspelers te oogsten. De huidige beleving van kinderen moet leidend zijn – volwassenebelangen moeten wijken voor kindbelangen. Dat is wat ze probeert te doen in Salisbury, en dat dit volgens haar aan het einde van de rit ook nog eens betere spelers oplevert, is mooi meegenomen.

Ik geloof niet dat ik ooit iemand heb geïnterviewd met zo veel ideeën, passie en werklust als Sayers. Een keer stuurde ik haar een mail met vragen die ik op een ander moment wilde bespreken via Skype. Twee dagen later kreeg ik een document van tien pagina’s terug, compleet met voetnoten en literatuurverwijzingen. Zo ging het de hele tijd. Geen enkele vraag was te dom, geen enkele mail was er een te veel.

Maar zelfs in een behoorlijk lang stuk kon ik dat allemaal niet kwijt. En dus hieronder – ietwat geredigeerd en ingekort – meer van wat Sayers te zeggen had.

Waarom zou een kind van competitie een betere voetballer worden?

Sayers nam in de zomer van 2017 de beslissing om de teams van Rovers uit de competitie Hoe weet Sayers eigenlijk dat het werkt – geen competitie spelen?

‘Ik zou die vraag willen omdraaien. Wat is het bewijs dat het spelen van competitie ook maar enig verschil maakt? Weet een kind van 7, 8 jaar überhaupt dat het in een competitie speelt? Niet of nauwelijks. Het wil gewoon een wedstrijd spelen. Maar volwassenen houden erg van van kinderen in echte shirtjes, teams, en competities. Dat is proper football.’

‘Begrijp me niet verkeerd: kinderen willen winnen, onze kinderen ook. Het verschil is dat je "winnen" niet de basis van het model laat zijn. Als we dat wel doen, als we ons richten op het winnen, dan gaan we dingen doen die niet goed zijn voor hun ontwikkeling: alleen de beste spelertjes opstellen, kinderen vastpinnen op één positie in het veld, kinderen verbieden risico te nemen.’

‘Het huidige systeem berust op de aanname dat het goed is om de besten tegen de besten te laten spelen. Ik heb de voetbalbond ernaar gevraagd, maar bewijs voor die aanname heb ik nog niet gezien. De nadelen zijn wel bekend. Wat je krijgt is dat kinderen op zeer jonge leeftijd op talent worden ingedeeld. Dat is een groot probleem, want zover ik weet, kunnen mensen het talent van jonge kinderen niet efficiënt inschatten. Wat weer logisch is, want ontwikkeling verloopt niet lineair. We weten dat het beste kind van vandaag niet het beste kind van de volgende jaren is.’

‘Maar clubs en coaches moeten haast wel selecteren. Een competitiesysteem dwingt ze er bijna toe. Je hebt immers leeftijdsgroepen, die beginnen vanaf 6 jaar. Dus wat gebeurt er dan? Clubs selecteren de beste 5-jarigen en zetten ze in het team, zodat ze klaar zijn om het volgende seizoen als 6-jarigen te spelen. Dan trainen ze de ploeg om als team te spelen, om als team te winnen, en als de kinderen 6 zijn, kunnen ze in de competitie spelen en andere teampjes verslaan.’

‘Het huidige systeem berust op de aanname dat het goed is om de besten tegen de besten te laten spelen’

‘Dat lijkt mooi. Maar hierdoor verliezen we individuele ontwikkeling compleet uit het oog, want het gaat om het teamresultaat. En daardoor verliezen we spelers.’

‘Het gevolg is de We sluiten bepaalde kinderen Terwijl we weten dat dit ingaat tegen alles wat we weten over langetermijnontwikkeling. Maar omdat er competitie is, wordt dat terzijde geschoven.’

‘Er zitten duizenden kinderen in het huidige competitiesysteem. Niemand heeft bewijs geleverd dat dit meerwaarde biedt, want er is Maar de nadelen zijn bekend. En wat we ook weten: als een wedstrijd niet in de competitie plaatsvindt, en dus niet is gebonden aan leeftijd en dan zijn we vrij om te doen wat wij denken dat de kinderen nodig hebben en willen.’

‘Wat ik is dat we een evidencebased debat krijgen over jeugdvoetbal, geïnitieerd en geleid door de FA. Maar ik heb nog geen antwoord gehad op mijn voorstel daartoe. Ik run pas drie jaar een kleine club, dus ik kan niet bewijzen dat mijn concept beter werkt. Maar we proberen het te baseren op naar de beste manier om individuen te ontwikkelen.’

Kinderen wennen aan alles. Als ze plezier hebben, wil dat nog niet zeggen dat je het goed doet

De eerste reden om Salisbury Rovers te starten was de ‘barrage van geluid’ die Sayers aantrof langs de velden. Kinderen voetballen, ouders en coaches schreeuwen. Vrijwel niemand zal zeggen dat dit iets goeds is. Maar het blijft bestaan. Waarom?

‘Het mooie aan kinderen is dat ze veerkrachtig zijn. Ze spelen overal, in bijna alle omstandigheden. Dat betekent dat je als volwassene met veel gedrag kunt wegkomen. Kinderen kennen het alternatief niet.’

‘Er zijn nogal wat coaches en ouders, veelal vaders, die hard schreeuwen langs de lijn. Die denken dat dit zo hoort, omdat ze het zo ook zien op televisie, in de Premier League. Of omdat ze gewoon hun emoties niet de baas kunnen. Als ik ze erop aanspreek, zeggen die schreeuwende vaders: "Waar maak je je druk om? De kinderen vonden het geweldig!" Ja, ze hadden het Maar niet door jou. Ondanks jou.’

Voetballen is opvoeden

De manier waarop volwassenen kinderen coachen, heeft meer effecten dan alleen voetbaleffecten, zegt Sayers.

‘Veel coaches geven tijdens wedstrijden veel te veel aanwijzingen aan veel te jonge kinderen. Het kind reageert er misschien op, maar niemand leert iets van zulke bevelen. Je leert ook niet hoe je piano moet spelen als de leraar zijn vingers op je handen legt.’

‘Als je dit bespreekt met trainers, dan begrijpen ze dat meestal wel, zeggen ze. Maar eenmaal op het veld gaat het toch weer anders.’

‘Veel coaches geven tijdens wedstrijden veel te veel aanwijzingen aan veel te jonge kinderen’

‘Dit haalt de autonomie weg en de zin om te spelen. Je kunt deze dingen inruilen voor status, bekers, en titels – voor winnen dus – maar je verliest iets groters en belangrijkers.’

‘Ik heb kinderen meegemaakt die gedreven worden door status; die het prima vonden om reserve te staan als hun team dan won. Daar word ik echt verdrietig van. Ik vraag ze dan: "Wat heb jij aan de gewonnen wedstrijd bijgedragen, als je geen bal hebt getrapt? Hoe ben jij beter geworden?"’

‘Ik geloof niet dat dit natuurlijk is, die instelling. Wij willen een kind laten focussen op zijn of haar eigen plezier en ontwikkeling. Ik heb het echt al vaak meegemaakt: een kind dat nu matig speelt, kan een half jaar later bovengemiddeld presteren. Daarom krijgt ieder kind bij ons evenveel speeltijd. We never put a ceiling on the expectations of anyone.

‘In het jeugdvoetbal zijn we niet alleen met de ontwikkeling van voetballers bezig, maar ook van mensen. We willen kinderen laten opgroeien tot volwassenen die de waarde zien van het stellen van vragen, die zelf antwoorden zoeken, die weten hoe ze zelf dingen moeten uitproberen, om zo bewijs te verzamelen en te leren door te ervaren.’

‘En als we een goede band met de kinderen hebben, dan is onze planning en hulp een weerspiegeling van hun doelstellingen. Er zou geen enkel verschil moeten zijn tussen wat een kind nodig heeft en wat een kind wil.’

Kinderen van 6 willen de bal helemaal niet overspelen

De tactische en morele waarden van volwassenen en kinderen komen niet overeen, zegt Sayers. Veel volwassenen zien jeugdvoetbal als mini-Champions League, maar volgens haar is het een compleet ander spel.

‘De Engelse voetbalbond moedigt aan dat spelertjes baas over de bal worden. Dat is het en ik denk dat dat een goede ambitie is. Maar als je 6-jarige kinderen vijf tegen vijf laat spelen, dan maak je dat niet waar. Want dan krijgen veel kinderen de bal De structuur is te rigide.’

‘Bovendien: de volwassenen gaan hun kinderen instrueren de bal te passen. Het lijkt positief: "O, kijk, ze spelen zo goed als een team." Maar die intuïtie gaat hier niet op – ze komt voort uit een beeld van volwassenen over voetbal voor volwassenen. Kinderen van 6 jaar willen helemaal niet overspelen. En waarom zouden ze ook? De bal is plezier, een speeltuig. Ze willen zo vaak mogelijk aan de bal zijn. Dat moet je ze nog niet ontnemen.’

‘Je kunt als voetbalbond vrij simpel beginnen met dingen veranderen door hardop aan te kondigen dat vijf tegen vijf helemaal niet hoeft. Officieel is vijf tegen vijf immers een voorstel, een maximum, maar in de praktijk is het de standaard. Mijn voorstel zou zijn om het flexibel te maken tot een zekere leeftijd. Soms vijf tegen vijf, maar soms ook twee tegen twee, of zes tegen vier.’

We hebben een cultuur die geobsedeerd is door vroegrijpheid

Een andere reden waarom Sayers vindt dat de voetbalbond FA een debat moet starten, is dat veel schadelijk gedrag in het voetbal voortkomt uit de angst van ouders dat hun kind achterblijft.

‘Je zult verrast zijn hoeveel volwassenen hun dromen aan hun kinderen hebben gebonden. We zijn onderdeel van een maatschappij die vroegrijpheid en vroege ontwikkeling te hoog waardeert. Ouders willen hun kind snel bij een profclub, voor ze de boot missen – dat idee.’

‘We zijn onderdeel van een maatschappij die vroegrijpheid en vroege ontwikkeling te hoog waardeert’

‘Ik snap dat wel. Als je een cultuur hebt van bedrijfjes, voetbalscholen, die foto’s van kinderen met bekers online zetten, en foto’s van kinderen die naar de opleiding van profclub Southampton zijn gegaan, dan zijn ouders bezorgd. Waar is mijn kind? Blijven we achter? In zo’n cultuur is onze boodschap lastiger over te brengen. Wij praten over langetermijnontwikkeling. Wij richten onze club primair in zodat meer kinderen blijven voetballen.’

‘En onze coachingsopvattingen, zoals de waarin je sessies zo ontwerpt dat kinderen al spelend zelf leren, zonder dat coaches veel en vaak en zichtbaar ingrijpen, zijn voor sommige ouders nauwelijks te begrijpen. Het lijkt niet op coachen. Wordt er wel iets geleerd? Maar: dat je een coach kunt zien en zijn instructies kunt horen, wil nog niet zeggen dat het kind ook iets leert.’

Hoe je kinderen actief laat leren zonder ze te dirigeren

‘Ons uitgangspunt is free play. Dus: gewoon kinderen tegen elkaar laten spelen, zonder instructies of regels. Als ze ouder worden, beginnen we met een lichte versie van de constraints-led approach. Dat betekent dat je het spel zo aanpast dat je bepaalde aspecten ervan naar voren brengt. De kinderen oefenen hier dan vaker mee dan wanneer je ze alleen een wedstrijdje zou laten spelen.’

‘Je zult bijvoorbeeld zien dat 10-jarigen terugrennen om hun goal te beschermen wanneer ze balverlies lijden, in plaats van druk te zetten op de bal. Wat je dan kan doen is het volgende: twee punten geven in plaats van één, als een team scoort nadat het de bal op de helft van de tegenstander heeft veroverd. Zo benadruk je het belang van druk zetten, zonder dat je het als coach beveelt, directief opdraagt. Je laat het de spelers ervaren.’

Sayers en haar coaches betrekken de spelers actief in wat ze doen. Niet soms, maar elke dag. ‘Kinderen willen leren. Ze willen er ook een zeg in hebben. Dat wil niet zeggen dat ze dan niks nieuws oppikken. Tactische principes als verdedigen, compact staan, linies overslaan, de bal aannemen onder druk, daar kun je allerlei vormen voor bedenken. Maar het hoeft niet continu door de coach geïnstrueerd en geleid te worden.’

‘Intussen ken ik de kinderen goed. Dus we weten wat ze leuk vinden, en daarop passen we oefeningen eventueel aan. Zeker met de oudere jongens: we bespreken wat er kan gebeuren in een wedstrijd, we kijken videobeelden terug, we bevragen ze: werkte dit, was het leuk? Wat je ziet: ze komen zelf met suggesties voor oefeningen. Er hoeft geen kunstmatige scheiding te zijn tussen wat een speler wil en wat een speler nodig heeft.’

‘Misschien denk je dat als je kinderen vraagt wat ze willen eten, ze alleen nog maar snoepjes binnen zullen krijgen. Dat is nog maar de vraag. Maar los daarvan: je moet dat niet zo zien in sport. Sport heeft geen serieuze gevolgen. Misschien maken ze een andere keuze dan de coach, maar het doet geen kwaad. Het zijn geen keuzes die de gezondheid in gevaar brengen.’

‘Met eten, met snoepjes, daarin moet je soms beschermend optreden. Maar als je kinderen vraagt: wil je rond een pylon rennen met een bal, of liever een potje spelen, dan is er geen risico. Wat maakt het uit? Geef ze de keuze. Waarom zo’n haast hebben? Het gaat te veel over de volwassen wens om spelers te "produceren"; kinderen zijn geen koopwaar op een productielijn.’