De Correspondent leest voor
Michiel de Hoog - Deze Zweedse topclub wil talent vinden door het níét te zoeken
SoundCloud
Luister hier naar het voorgelezen verhaal

Als je maar twee woorden zou mogen gebruiken om de jacht van profclubs op jonge voetbaltalenten te karakteriseren, dan zou ‘lichtelijk absurd’ geen slechte keuze zijn.

Het is niet alleen dat scouts – veelal mannen van in de veertig, vijftig, of zestig – op vroege zaterdagochtenden proberen tactisch inzicht te ontwaren in de voetbalhandelingen van vier-, vijf- en zesjarige spelertjes. (Alhoewel dat een zeer komisch gezicht is.)

Het is vooral dat clubs en bonden het doen, talent herkennen in kleuters en scholieren, terwijl ze zelf niet lijken te geloven dat het kan.

Soms komt deze paradox aan de oppervlakte. Vorig jaar september bijvoorbeeld. Toen schreven KNVB-directeuren Nico-Jan Hoogma en Art Langeler een aan de profclubs, waarin ze – kort gezegd – zeiden dat het scouten van kinderen onder de twaalf jaar onwenselijk, en contraproductief was.

De brief veroorzaakte ophef. De bond gooide de succesvolle jeugdopleiding onnodig overhoop, de Telegraaf. De KNVB kiest voor breedtesport, niet voor topsport, Feyenoords hoofd opleiding.

Iets anders bleef daardoor onopgemerkt: dat de KNVB zelf spelers van tien en elf jaar – binnen het ‘Jeugdplan Nederland’ – en dat de KNVB voor profclubs die zeven- en achtjarige jongens scouten interne competities organiseert.

Het ene zeggen, het andere doen.

Als scouts spelers scouten, scouten ze spelers die ze naar eigen zeggen niet kunnen scouten

Er zijn meer voorbeelden.

Een masterstudent van de Rijksuniversiteit Groningen, Florian Petri, stuitte een jaar geleden ook op de paradox. Voor zijn over scouting stelde hij scouts twee vragen: 1. Vanaf welke leeftijd denkt u te weten dat een speler het profvoetbal haalt? en 2. Hoe oud zijn de spelers die u scout?

Het antwoord op vraag 1: 14,7 jaar. Het antwoord op vraag 2: meestal veel jonger. Wat Petri verwonderlijk vond. ‘Als zij denken dat je pas met veertien jaar kan zeggen of een speler het betaald voetbal haalt’, schreef hij, ‘waarom werken zo veel scouts dan met spelers jonger dan twaalf jaar?’

Een derde voorbeeld – en de verklaring voor de paradox – staat in een dat pedagoog Albert Buisman in 2007 voor de KNVB opstelde. Buisman vroeg vijftien Nederlandse wat volgens hen de beste reden was om jonge spelers te scouten.

Het meest gegeven  Concurrentie.

Wie precies wat zei, is niet te achterhalen, aangezien de antwoorden geanonimiseerd zijn. Maar de citaten zeggen genoeg.

‘We vissen allemaal in dezelfde vijver, dus je moet wel vroeg beginnen.’

‘Als wij spelers selecteren, dan kunnen andere clubs ze niet meer

‘De KNVB zou wat aan de instroomleeftijd moeten doen. Verplicht vaststellen bij D [tien en elf jaar, MdH].’

De professionalisering van de jeugdsport

Die verplichte instroomleeftijd is er niet gekomen. Het advies van de onderzoekers – ‘[het] lijkt af te raden met een professionele jeugdopleiding te beginnen onder tien jaar’ – is niet opgevolgd. Integendeel: sinds het rapport zijn clubs alleen maar jonger gaan scouten.

Onder 10-teams – jongens van negen jaar en jonger – en Onder 9-teams zijn inmiddels courant. Ajax, Feyenoord, ADO Den Haag, Sparta Rotterdam, Vitesse en FC Utrecht kregen Onder 8-teams. (Vitesse stopte in 2018 met zijn Onder 8-ploeg, ADO in 2017.)

Maar het kan nog een stapje lager. Feyenoord heeft sinds 2017 die bestaan uit kinderen van zes jaar in wie de club toekomstige beroepsvoetballers Hoe je aan Onder 7’s komt, talentvolle zesjarigen, vraag je je nu misschien af.

Simpel: door vier- en vijfjarigen te scouten.

Hoe dat eruitziet, merkte een medewerker van de Utrechtse club Hercules recent. Tot zijn stomme verbazing kreeg hij een e-mail van een scout van Ajax, die in de onderlinge ‘Champions League’-competitie van Hercules twee interessante spelers had gezien.

‘Mooi op de voorvoeten’, schreef de scout over een vijfjarige. En over een zesjarige: ‘Voetbalt in het nu.’

Een van de scouts meende in de motoriek van vijf- en zesjarigen onderscheid te kunnen maken tussen latere ‘Champions League’ en latere ‘Eredivisie’-spelers

Als je niet wilt scouten bij een andere club – en de Ajax-scout geneerde zich volgens Hercules lichtelijk – dan is er is een tweede optie: je nodigt kinderen zelf uit. Afgelopen november hield Ajax een ‘talentendag’ op het terrein van de Amsterdamse amateurvereniging Zeeburgia. Kinderen met geboortejaren 2013, 2014 en 2015 konden zich laten inschrijven.

Sommige waren nog maar drie jaar. Je zag sommige scouts bedremmeld kijken: wat máák ik hiervan? Voorspellen – dat is wat scouten is – leek onmogelijk. Maar een van de scouts meende in de motoriek van vijf- en zesjarigen onderscheid te kunnen maken tussen latere ‘Champions League’- en latere ‘Eredivisie’-spelers.

Maar of het nu kon of niet: werden ze.

‘De trainers en de scouts hebben goed naar jullie kwaliteiten gekeken’, zei een jongeman in een Ajax-jas na afloop over een speaker. ‘Jullie kunnen binnen enkele dagen een brief in de mail ontvangen over of jullie goed genoeg zijn om verder bij Ajax te trainen.’ Om het harde randje hiervanaf te halen, voegde hij wat toe. ‘En wat we ook willen meegeven: hou lekker veel plezier in het voetbal!’

Iedereen doet het omdat iedereen het doet

Deze professionalisering van de jeugdsport speelt niet alleen in Nederland. Wereldwijd zijn clubs, bonden, ouders en kinderen in een race verwikkeld – bewust of onbewust. De clubs concurreren om spelers, de spelers/ouders concurreren om de clubs.

Het verklaart de van commerciële voetbalscholen. Clubs beginnen ‘pas’ met vijf of zes jaar; commerciële voetbalscholen al eerder. Dat was ook bij Zeeburgia te zien. Veel spelertjes droegen kleren van voetbalschool Arno Splinter, die kinderen vanaf anderhalf jaar

Velen in het voetbal voelen zich bij deze ontwikkelingen. Maar uit machteloosheid gaan ze er toch in mee, alsof het een is waar je toch geen controle over hebt. Maar klopt dat wel?

Het kan anders.

Recent was ik op bezoek bij een club die geen vierjarigen scout, of zesjarigen, en zelfs geen achtjarigen of tienjarigen. Sterker nog: die club scout helemaal geen spelers onder de veertien jaar. Ze doen er zelfs nauwelijks aan selectie.

De reden? Bij die club denken ze dat ze daardoor juist meer goede voetballers zullen opleiden.

De strijd aangaan met vroege selectie

Die club is de twaalfvoudig voetbalkampioen van Zweden en een van de populairste en rijkste clubs van het land: AIK uit Stockholm.

Formeel hebben ze vanaf de Onder 13 wel selectieteams, maar als je praat met en Dennis Hörtin, de leiders van de jeugdafdeling van AIK, dan wordt snel duidelijk dat dit een formaliteit is. In de praktijk is elke jongen en elk meisje welkom.

Iedereen die vanaf twaalf jaar vijf keer per week wil trainen, net zoals de spelers in de ‘selectieteams’, kan dat. Je zit dan in een zogenaamd ‘specialisatieteam’, met vrijwel dezelfde faciliteiten en dezelfde gediplomeerde trainers als een ‘selectieteam’.

Dit lijkt misschien typisch Scandinavisch gelijkheidsdenken. Maar Hörtin en O’Sullivan denken met deze ‘brede’ aanpak – waarin veel meer spelers de kans krijgen tot bloei te komen – meer spelers voor het eerste elftal te kunnen opleiden dan met vroege selectie.

‘We weten niet wie wel en wie niet profvoetballer wordt. En dus houden we het systeem zo lang als mogelijk zo open mogelijk’

‘We kunnen niet in de toekomst kijken’, zegt Hörtin (39). ‘We weten niet wie wel en wie niet profvoetballer wordt. En dus houden we het systeem zo lang als mogelijk zo open mogelijk. Als jij graag wilt voetballen, als je leergierig bent, als je samenwerkt, dan ben je hier welkom, ongeacht je huidige niveau. En dan verwachten we dat je een erg goede voetballer en een erg goed mens gaat worden.’

Ongelimiteerd zijn AIK’s mogelijkheden niet, zegt Hörtin. ‘Natuurlijk zit er ergens een maximum aan de capaciteit. Velden en trainers zijn niet oneindig. Maar we kunnen veel meer doen dan we deden. We houden rekening met zo’n 100 à 120 spelers per jaargang.’

Ter vergelijking: een Nederlandse profclub heeft per jaargang maximaal twintig spelers – doorgaans de beste spelers van dat moment. AIK is vooral geïnteresseerd in wat kinderen nog kunnen bereiken. Intrinsieke motivatie – de vraag: ‘Are you a learner?’ – staat centraal. Het vroeg selecteren op niveau vinden Hörtin en O’Sullivan een grap.

‘Ik bedoel’, zegt Hörtin, ‘je kunt wel de beste zes- en zevenjarigen bij elkaar sprokkelen. Je wint er zeker weten een heleboel bekers mee in de Onder 8-competitie. Maar wat heb je daaraan?’

De favoriete positie van mijn kind? Te midden van een berg LEGO

Als je de diepte in wilt gaan: O’Sullivan (52) – een Ierse ex-dj die in de jaren negentig vakantie vierde in Stockholm ‘en nooit meer wegging’ – deelt zijn ervaringen als trainer en zijn ergernissen over de jacht op jonge topspelertjes op zijn blog Footblogball.

In een veel gedeelde uit 2017 noemt hij het moderne voetbal ‘The Race to the Bottom’ (ondertitel: Adventures in early and earlier talent ID). Jeugdvoetbal heeft weinig meer met de belangen van het kind te maken, en alles met het belang van de volwassenen, zegt hij.

Je selecteert kinderen in één jaar, en in het volgende jaar, als er elders betere te krijgen zijn, vervang je ze, alsof het mini-professionals zijn. ‘Afgedankt als spare parts [reserveonderdelen, MdH]’, zegt hij. ‘En het volgende jaar worden de vervangers vervangen. Individuen doen er niet toe.’

Dat kun je geen opleiden (‘development’) noemen, zegt hij, dat is darwinistische selectie, van bovenaf opgelegd door volwassenen. Hij heeft er lol in de confrontatie aan te gaan. Zoals een jaar of drie geleden, toen hij op zijn Twitter-timeline een oproep van de Londense profclub Fulham zag verschijnen.

Fulham hield een talentendag voor vier- tot zesjarige spelers. Wie mee wilde doen aan de talentendag, moest een formulier invullen. Naam, geboortedatum en playing position, de favoriete positie in het veld.

O’Sullivan kreeg direct zin om te trollen. Hij vulde voor zijn oudste zoon het formulier in.

Naam: Pep O’Sullivan

Leeftijd: 5

Favourite playing position: ‘Te midden van een heleboel LEGO-blokjes.’

Hij kreeg geen antwoord; hij verwachtte ook geen antwoord. Maar hij hoopte wel dat iemand bij Fulham het zou lezen, en heel eventjes zou denken: met wat voor bullshit zijn wij hier eigenlijk bezig?

Babyboomers zijn nuttig als ze spijt hebben

Diezelfde vraag stelde Leif Karlsson – de formele baas (‘sportchef’) van AIK’s jeugdopleiding – zich drieënhalf jaar geleden op een Thais strand.

Eens zal iemand een geschiedenis schrijven over hoe de wereld is veranderd door babyboomers die vlak voor hun pensioen achteromkeken en dachten: wil ik zo herinnerd worden? Karlsson zou een casestudy kunnen zijn.

Karlsson werd na zijn carrière als keeper bij AIK chef van de jeugdopleiding. Volgens Hörtin had hij zich nooit vast verbonden aan een specifieke opvatting over jeugdvoetbal. Karlsson hielp de trainers om hun ideeën te verwezenlijken: zij waren de deskundigen. En hun ideeën volgden de trend: steeds jongere spelers steeds vroeger steeds meer laten trainen.

Dat leek logisch – totdat er in het Zweedse ijshockey een discussie ontstond over de gevolgen van vroege specialisatie. Over de 10.000-uur-regel, over blessures, over over en over kinderen die stoppen met sporten. En ook over de vraag: werkt het eigenlijk wel? Kúnnen we talent wel op jonge leeftijd identificeren?

Maar weinig vroeg geselecteerde spelers uit de jeugdopleiding schopten het tot het eerste elftal van AIK

Ook Karlsson had zulke problemen gesignaleerd binnen AIK – hij zag jonge kinderen die in de stress zaten over of ze het volgende jaar nog wel toegelaten zouden worden tot de opleiding. Bovendien braken er nauwelijks vroeg geselecteerde spelers uit de jeugdopleiding door; maar weinig spelers schopten het tot het eerste elftal. Het leidde tot een terugkerende gedachte: doen we dit wel goed?

Op het strand in Thailand kwamen die gedachten tot een climax: we moeten het anders doen. De vraag was alleen hoe. De club was immers ingesteld op vroege scouting, selectie, specialisatie. Karlsson kwam met een politieke oplossing: hij stelde twee commissies aan die zich over de kwestie zouden buigen. Een interne commissie en een externe ‘referentiegroep’, met notabelen uit andere sporten en de politiek.

Een jaar later – in mei 2017 – waren de commissies klaar. De uitkomst verbaasde Karlsson: beide commissies wilden stoppen met het vroege selecteren. ‘Ik had bijvoorbeeld verwacht dat Björn Andersson mijn idee belachelijk zou vinden’, zegt Karlsson. Andersson is een ex-international die dertig jaar lang spelers scoutte in Scandinavië voor Bayern München. ‘Ik had hem ook juist in de externe commissie gestopt om tegengas te geven. Maar: dat deed hij niet.’

‘Die kinderen van acht, negen, tien jaar’, zegt Andersson als ik hem bel, ‘die halen het maar zo zelden. Ook bij Bayern deden we dat. Maar ik vroeg me altijd af: waarom? Laat ze lekker in hun eigen omgeving leren voetballen.’

Als een grote profclub de ideeën van een vierdeklasser overneemt

Het was alsof pas door het stellen van de vraag – werkt dit eigenlijk wel, dit vroege specialiseren? – de ruimte ontstond om nee te zeggen.

Toch had Karlsson nog een probleem. De club ging veranderen, maar niemand binnen AIK had ervaring met het niet-selecteren van jonge spelers. Wie moest de nieuwe koers gaan vormgeven?

De keus viel op het stille juniorlid van de externe commissie: ene Dennis Hörtin, de jeugdcoach van AIK, een vierdeklasser uit Zuid-Stockholm die ‘alleen maar verstandige dingen had gezegd’, aldus Karlsson. Niet de meest voor de hand liggende keuze.

Een unicum: een profclub die de leiding van zijn jeugdopleiding aan de kant schuift, zegt: we weten niet hoe dit werkt, en dan de oplossing zoekt bij de onbekende leiders van een vierdeklasser.

Maar Karlsson had genoeg gezien en gehoord. En Hörtin nam de man mee met wie hij bij Älvsjö had samengewerkt. Een voormalige dj – podiumnamen The Mighty Quark en – die voetbaltrainer was geworden: Mark O’Sullivan.

Het zal niet vaak zijn vertoond: een profclub die de leiding van zijn jeugdopleiding aan de kant schuift, zegt: we weten niet hoe dit werkt, en dan de oplossing zoekt bij de onbekende leiders van een vierdeklasser.

‘Dat is het voordeel van jezelf niet vastleggen op een bepaalde koers’, zegt Hörtin over Karlsson. ‘Dat geeft je de mogelijkheid om radicaal van koers te veranderen als het nodig is.’

Elk systeem heeft een output

Karlsson kreeg destijds continu dezelfde simpele vraag: waarom veranderen we juist nu? We hebben net voor veel geld verkocht aan Borussia Dortmund, zeiden de mensen rondom de club. Dat bewijst toch dat we goed bezig zijn?

Datzelfde argument De Telegraaf afgelopen september ook, toen de inhoud van de brief van KNVB-directeuren Hoogma en Langeler aan de jeugdopleiding doorsijpelde. Kijk eens naar al die spelers van het Nederlands elftal – die zijn toch voor hun twaalfde geselecteerd? Het systeem werkt.

O’Sullivan is daar niet erg van onder de indruk. Hij heeft deze discussie al heel veel gevoerd. ‘Elk systeem heeft een output’, zegt hij dan droogjes. Een land als Nederland zal, wat het ook doet, altijd goede spelers voortbrengen, ook als de opleiding verre van optimaal is. ‘Talent is the graveyard of evidence. No one sees the dead bodies’, zegt hij dan.

Wat hij bedoelt: ja, de huidige topspelers zijn inderdaad goed. Maar dat wil nog niet zeggen dat de huidige opleiding goed is. De spelers die je hebt gemist of verkwist door de vroege selectie – de dead bodies – heb je nooit leren kennen. Het is je baseert je oordeel op de spelers die het systeem hebben ‘overleefd’.

Of zoals Hoogma en Langeler van de KNVB schreven: ‘Het gevaar is dat we een klein groepje selecteren en deze alle kansen geven, terwijl we weten dat dit niet allemaal de besten gaan worden. We "vergeten" een grote groep potentials.’

O’Sullivan verwijst naar van de Duitse hoogleraar sportwetenschap Arne Güllich, die zowel in het Oost-Duitse als West-Duitse talentontwikkelingssysteem werkte, en later de wetenschap in ging. Bij herhaling stuitten hij en zijn collega’s op vroeg succes als atleet correleert negatief met volwassen/professioneel succes.

Simpel gezegd: opleidingen voor ‘elitejeugd’ onder de twaalf jaar lijken nagenoeg niets op te leveren. Deze inzichten zijn niet nieuw, maar wat wel nieuw is, is dat een topclub als AIK ze in de praktijk brengt. Een gedurfde gok – want dit werkt vooral in theorie.

Er zijn geen precedenten. Het is een kwestie van verbeelding: hoe zou het kunnen zijn als je het anders doet? Wat gebeurt er als je het inzicht dat kinderen zich niet rechtlijnig ontwikkelen, dat wie nu de beste speler is dat straks niet per se ook is, niet negeert maar omarmt?

If you can’t change the people, change the people

Een eerste antwoord hebben O’Sullivan en Hörtin al. Het eerste wat je krijgt is verzet. Nog niet iedereen bij de club heeft zich aangepast aan de revolutie van de zomer van 2017.

Sommige coaches vertrokken, net als enkele kinderen van ouders die het niet eens waren met het wegvallen van selectieteams in de jongste leeftijdscategorieën. Zij verwachtten dat hun zoons bij AIK met de beste leeftijdsgenootjes zouden spelen. In plaats daarvan belandden ze, in hun ogen, in een egalitaire nachtmerrie.

Hörtin: ‘Ouders die zich daar druk om maken, kunnen we niet gebruiken bij de club. Vroeger was je huis een statussymbool, of je auto. Nu is het een succesvol kind met een "eliteopleiding". Die ouders maken het klimaat slechts giftig. Nu de beste zijn, daarmee pronken op sociale media, ten koste van anderen beter willen worden, die cultuur willen we niet.’

Bij AIK zijn ze dus niet bang om de nieuwe Cruijff (6-14 jaar) mis te lopen omdat ze zulke jonge kinderen niet scouten. ‘Talent herkennen op die leeftijd is een mythe’, zegt Hörtin. ‘En zelfs daarna zitten clubs nog vaak fout.’ En het argument dat het voor de ontwikkeling van een speler van belang is steeds tegen de besten te spelen en te trainen? Voetbalniveau is niet alles, zegt Hörtin. ‘Het is een van de vele aspecten die je meeneemt.’

Het hele beeld is complexer. ‘De ontwikkeling van een kind is biologisch, sociaal, psychologisch, en er is een voetbalelement. Maar je kunt niet alleen op dat ene element sturen. Een jongen kan nu enorm goed voetballen, maar zich lekkerder voelen in een team met zijn vrienden. Dan zetten we hem in dat team, daar wordt hij juist beter van.’

‘Als huidig voetbalniveau het cruciale criterium is’, zegt hij, ‘dan blijf je bezig. Kinderen ontwikkelen zich zo grillig, dan moet je elke week of elke maand een nieuwe indeling maken. Dat willen we niet doen.’

Hörtin geeft iedereen de tijd om mee te evolueren. Al zijn er soms consequenties, als mensen het niet willen of kunnen begrijpen. ‘If you can’t change the people, change the people’, zegt hij. Maar: ‘Een cultuurverandering komt vooral van onderaf’, zegt hij. ‘Als de kinderen en ouders van de Onder 8’en, de Onder 9’s, de Onder 10’en het begrijpen, dan komt het uiteindelijk goed.’

Voetbal zoals het nooit eerder is vertoond

De evolutie bij AIK is nog in volle gang. Ze zijn er bijvoorbeeld nog niet over uit vanaf welke leeftijd er iets strenger moet worden geselecteerd: 15 jaar, 16 jaar, 17 jaar? Dat is het werk van de research and development-afdeling die O’Sullivan, Hörtin, en James Vaughan, een Nieuw-Zeelandse coach en promovendus, hebben opgezet.

(O’Sullivan – zelf promoverend op voetbalpedagogiek: ‘We functioneren ook als een bullshitfilter voor de rest van de club. Clubs zoals AIK krijgen van bedrijfjes allerlei producten en methoden met toeters en bellen en knipperende lichtjes aangeboden. Dat gaat dan eerst langs ons. Doorgaans blijkt het bullshit.’)

Hoe de keuzes ook zullen uitpakken, zegt Hörtin, er zal niet worden geselecteerd op basis van het huidige niveau van de speler. Cruciaal is intrinsieke motivatie en gedrag.

Hörtin: ‘Je kunt de ene dag een gemotiveerde dertienjarige zijn, en een jaar later niet meer. Zeggen dat je iets wilt, kan iedereen. Maar dat over een periode van tijd doen, met toewijding, met de continue wil om te leren, dat is iets anders. Als je niet leergierig bent, dan deselecteer je jezelf bij deze club.’

Wat hij bedoelt: spelers die niet daadwerkelijk gemotiveerd zijn, willen dan niet eens blijven. ‘Mensen denken dat we soft zijn. Maar we gaan je hier in situaties terecht laten komen waarin je moet samenwerken, communiceren, initiatief moet nemen. Als je dat doet, dan heb je de zwaarste opleiding die je kunt hebben.’

Foto’s: Erik Gustafsson

Wat overblijft over een aantal jaar, hoopt Hörtin, zijn spelers die voetbal spelen dat we nu nog niet kunnen bedenken. Juist omdat de spelers op hun intrinsieke motivatie zijn geselecteerd – en omdat die motivatie continu is gecultiveerd. ‘Ik denk, ik hoop, dat we een type voetbal spelen dat niet eerder is gezien in Zweden. En misschien wel in de wereld.’

En hij hoopt op een breder resultaat. ‘Mijn ambitie is om de voetbalcultuur in Zweden, in Stockholm te veranderen. Dat we dit werk mogen doen bij een grote club als AIK helpt daarbij. Wat we bij Älvsjö [zijn vorige club, MdH] deden, merkte vrijwel niemand. Wat we hier doen, valt op. De natuurlijke neiging van kleinere clubs is om profclubs te imiteren.’

Het is biologisch, zegt Hörtin. ‘Een ecosysteem gedraagt zich naar het dominante roofdier. Het dominante roofdier in een voetbal-ecosysteem is een bond of professionele voetbalclub. Als dat roofdier jong selecteert, doet de rest dat ook – dat zien we overal gebeuren. Als dat roofdier dat niet doet... Nu, ik denk dat dat iets heel moois kan opleveren.’

Meer lezen?

Maak kennis met de voetbalclub die wil winnen door winnen af te schaffen Meer jeugdopleiders stuiten op het probleem: ze willen opleiden voor de lange termijn, maar worden afgerekend op de korte termijn. De Franse club Lorient had een rigoureuze oplossing: ze stopten met competitie spelen. Lees het stuk hier terug