Waarom er bloed kleeft aan je Filipijnse ananas
Nergens lopen natuurbeschermers zo veel gevaar als in de Filipijnen, aldus een dinsdag verschenen rapport. Activisten worden bedreigd en zelfs vermoord als ze protesteren tegen een mijn of ananasplantage, maar de betrokken bedrijven kijken de andere kant op.
Op 3 februari 2017 zijn Renato Anglao (42), zijn vrouw en hun 5-jarige zoon met de motorfiets op weg naar huis na schoolspullen te hebben gekocht in de stad Quezon, op het Zuid-Filipijnse eiland Mindanao. Ineens duiken drie mannen op een motorfiets op. Ze schieten Anglao twee keer in zijn hoofd. Hij sterft ter plaatse.*
Anglao was voorzitter van een organisatie van oorspronkelijke bewoners die zich verzetten tegen het innemen van hun voorouderlijk land door het bedrijf Montalvan Ranch, dat op Mindanao een ananasplantage runt. De eigenaar van dat bedrijf, Pablo Lorenzo III, verkoopt die ananassen aan de multinational Del Monte, die ze inblikt en verscheept naar supermarkten over de hele wereld.
Al eerder werden leden van Anglao’s organisatie aangevallen, bedreigd en geïntimideerd. Anglao zelf was een jaar voor hij vermoord werd met de dood bedreigd door Lorenzo. Maar hoe sterk de verdenkingen ook in diens richting wijzen, tot op de dag van vandaag is er niemand veroordeeld voor de moord.
Het voorval staat in een dinsdag verschenen rapport van Global Witness, een non-gouvernementele organisatie die de economische netwerken achter armoede, conflicten en ecologische verwoesting wil blootleggen. Volgens de organisatie is er geen land ter wereld waar natuur- en mensenrechtenbeschermers zo veel gevaar lopen als in de Filipijnen. Sinds 2016 zijn er ruim honderd mensen vermoord omdat zij hun land, bos en water probeerden te beschermen tegen illegale houtkap, mijnbouw of industriële landbouw. Daders worden zelden opgespoord of berecht.
Grote internationale bedrijven en investeerders in de regio gaan vrijuit, hoewel de mensenrechtenschendingen en het geweld tegen natuurbeschermers vaak in verband staan met projecten waarbij zij betrokken zijn. Hun vaste verweer: we hebben geen idee wat er aan de hand is of wie de daders zijn.
Waarom gaat het in de Filipijnen zo vaak mis?
De Filipijnen beschikken over grote voorraden waardevolle grondstoffen, waarvan het grootste deel te vinden is op het zuidelijke eiland Mindanao.
Daar wonen mensen die soms al eeuwen afhankelijk zijn van wat ze op deze grond verbouwen. Anderen werden generaties terug van hun land verdreven door grootgrondbezitters, veelal behorend tot de koloniale elite. Ze maakten vaak contracten met de bewoners over het gebruik van het land, maar die zijn inmiddels verjaard. Nu eisen de oorspronkelijke bewoners hun land terug en organiseren ze zich.
En dat leidt tot conflicten. De autoriteiten hebben een speciale commissie in het leven geroepen om conflicten om land op te lossen, maar in de praktijk functioneert die niet goed. Veel bedrijven zijn eigendom van de lokale elite, die nauwe banden heeft met lokale ambtenaren, politiecommandanten en legerleiders. Corruptie tiert welig.
Veel bedrijven zijn eigendom van de elite, die nauwe banden heeft met lokale ambtenaren, politiecommandanten en legerleiders
De inheemse bevolking wordt geregeld met geweld van haar land verdreven door knokploegen of paramilitaire groepen, maar tot onderzoek leidt dit zelden. Vaak wordt het geweld afgedaan als een vete tussen lokale families, of worden oorspronkelijke bewoners afgeschilderd als rebellen van de communistische New People’s Army, die in dezelfde regio actief is.
Soms kiezen de bedrijven die op de grond azen subtielere methoden. Dan bieden ze bijvoorbeeld geld aan verre afstammelingen van de bewoners die ze willen verdrijven, in ruil voor een handtekening onder een contract waarmee die bewoners afstand doen van het land. Zo proberen de bedrijven de autoriteiten ervan te overtuigen dat de oorspronkelijke bewoners wel degelijk akkoord zijn met de overdracht van hun land.
Een vast patroon
In 2016 zag ik hoe die intimidatie er in de praktijk uitziet, toen fotograaf Andreas Staahl en ik een paar dagen doorbrachten bij een lokale activist in de regio Compostela, niet ver van de regio waar Anglao is vermoord. De bewoners van de vallei waar we verbleven verzetten zich tegen de uitbreiding van de concessie van een groot mijnbouwbedrijf.
Compostela is een prachtige plek, midden in de jungle. Het dorp waar we verbleven bestond uit een twintigtal kleine houten huisjes langs een aangeveegd zandpad, omgeven door bananenbomen en bloemen. Maar veel inwoners waren doodsbang. Vanuit een nabijgelegen legerbasis was het huis van onze gastheer zelfs een keer beschoten. De kogelgaten zaten in de houten muur van de kamer waarin wij sliepen.
De kogelgaten zaten in de houten muur van de kamer waarin wij sliepen
De tweede dag van ons bezoek werden we gebeld door een buurvrouw. Ze was in tranen. Een bulldozer was begonnen haar bananenplantage plat te walsen omdat een lokale ambtenaar daar een weg wilde aanleggen voor het mijnbouwbedrijf, terwijl ze duidelijk had aangegeven dat ze het daar niet mee eens was.
Direct reden we er op onze motoren naartoe. Ik herinner me de verbaasde blik van de bestuurder van de bulldozer nog goed: journalisten zag je hier zelden, en al helemaal niet uit Europa. Bedremmeld verontschuldigde hij zich en zei hij dat er iets fout was gegaan. Iets met een verkeerd kruisje op een landkaart, waardoor hij de verkeerde plantage had platgewalst.
Een paar minuten later kwamen er vijf gespierde mannen uit de nabijgelegen militaire basis aangereden die ons intimiderend begonnen te filmen. Weer een kwartier later arriveerde een ambtenaar om haar excuses aan te bieden. Dit was natuurlijk nooit de bedoeling geweest, zei ze. Er zou een klacht worden ingediend bij de provincie. En een rapport worden opgesteld. En we zouden er nog van horen.
Dat gebeurde niet. In plaats daarvan nam het geweld alleen maar toe. In de maand dat we de regio bezochten werden vier lokale activisten vermoord. Een maand daarna drie, onder wie een banaanverkoopster die ik tijdens mijn bezoek kort had gesproken. Weer een paar maanden later werd een van de twee hoofdpersonen uit ons verhaal – anti-mijnbouwactivist Jimmy Saipan – doodgeschoten. Er is nooit iemand berecht.
Hoe verander je dit?
De moord op Renato Anglao past in hetzelfde patroon als de moord op Saipan. Allebei gaven ze leiding aan een organisatie van oorspronkelijke bewoners die zich verzetten tegen de inname van hun land door een groot bedrijf. Beiden werden jarenlang bedreigd en uiteindelijk vermoord. In beide gevallen is daar nooit iemand voor berecht, en gaan de bedrijven gewoon door.
Del Monte Philippines, dat een overeenkomst heeft met de ananasplantage op Anglao’s voorouderlijke grond, ontkent elke betrokkenheid. Tegen de onderzoekers van Global Witness laat het bedrijf weten voorafgaand aan de samenwerking met de ananasplantage het papierwerk goed te hebben gecontroleerd en dat het niets wist van ‘een vermeend historisch conflict over het land’. Ook zegt het bedrijf niets te weten van ‘de ernstige beschuldigingen’ en de moord op Renato Anglao.
En dit is lang niet alleen een probleem in de Filipijnen. Onlangs publiceerden we op De Correspondent een serie verhalen over milieuactivisten die worden bedreigd en vermoord vanwege hun strijd tegen misstanden gepleegd door grote bedrijven, die zich steevast van geen kwaad bewust zijn. Het gevolg is dat het aantal moorden op milieuactivisten de afgelopen vijftien jaar opliep tot minimaal 1.558. Dat zijn vier dodelijke slachtoffers per week. *
Zolang moorden op mensen als Anglao onopgelost blijven, zal dit cijfer niet dalen. Maar oplossen vergt een andere aanpak. Beter onderzoek naar wat er precies gebeurt, en serieuze maatregelen. Dat is de verantwoordelijkheid van lokale autoriteiten, van de bedrijven en hun internationale partners, maar uiteindelijk ook van de consument. Zolang wij producten blijven kopen die dit soort misstanden in stand houden, worden de verkeerde mensen beloond.