Het is nú tijd voor een economie die niet draait om groei en koopkrachtplaatjes
De tijd van economische groei als heilige koe is voorbij. Overal ter wereld is een nieuwe consensus aan het ontstaan, waarbij welzijn vóór welvaart gaat, en duurzaamheid leidend is. Deze post-growth-principes zijn meer dan idealen: ze zijn bittere noodzaak, willen we een klimaatramp voorkomen. (Dit verhaal is ook te beluisteren.)
Nu landen over de hele wereld zich opsluiten om zich te beschermen tegen covid-19, krimpt de wereldeconomie ineen. In veel gevallen verliezen mensen hun baan en raken ze in de schulden. Recessies zijn slecht voor iedereen. Tegelijkertijd zien we ook dat de uitstoot is gedaald, de lucht schoner wordt, de natuur zich herstelt.
Het is een duivelse paradox: minder economische activiteit is goed voor de aarde, maar slecht voor het levensonderhoud van mensen. Hoe verzoenen we deze twee met elkaar?
Gelukkig is er een manier. Te weten: een economische school die post-growth economy – economie voorbij groei – heet. Aanhangers van deze school stellen dat we onnodige economische activiteit kunnen verminderen zonder het levensonderhoud van mensen te schaden. En niet alleen dat: we kunnen tegelijkertijd allerlei sociale aspecten van onze samenleving verbeteren, zodat mensen langer, gezonder en gelukkiger leven. Maar het moet zorgvuldig worden gedaan, op een rechtvaardige en billijke manier.
Dit is iets fundamenteel anders dan een recessie. Een recessie is wat er gebeurt met een op groei gerichte economie als deze stopt met groeien. De post-growth-economie is een ander soort economie. Een economie die in de eerste plaats niet afhankelijk is van groei. Een economie die ons in staat stelt een bloeiend leven te leiden zonder groei. Anders gezegd: we hoeven niet te kiezen tussen menselijk welzijn en een florerende ecologie. We kunnen allebei hebben.
En dat is nodig ook. Eind 2018 trok het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) de aandacht van de hele wereld met een nieuw rapport, waarin stond dat we, willen we een klimaatcatastrofe voorkomen, de mondiale uitstoot van broeikasgassen per 2030 moeten halveren – en per 2050 zelfs naar nul moeten brengen.
Hoe ingrijpend dit traject is, valt moeilijk te onderschatten. We moeten onze huidige koers als beschaving 180 graden draaien, niets minder. Denk er maar eens over na: we hebben in de afgelopen 250 jaar een wereldwijde beschaving opgebouwd met fossiele energie als basis. Nu hebben we dertig jaar om die compleet te verbouwen. In een paar decennia moet alles anders.
Vergeet niet dat dit voor de hele wereld geldt. De transitie moet veel sneller gaan in rijke landen, aangezien zij verantwoordelijk zijn voor het overgrote deel van de uitstoot in het verleden. Wetenschappers aan het milieu-instituut van Stockholm schatten bijvoorbeeld dat alle landen in Noord-Amerika en Europa al voor 2030 naar nul uitstoot moeten.
Het IPCC-rapport wakkerde allerlei burgeracties aan. Een maand na publicatie blokkeerde protestgroep Extinction Rebellion vijf bruggen in het centrum van Londen. Hun eisen: de regering moest direct maatregelen nemen en de klimaatnoodtoestand uitroepen. In de Verenigde Staten lanceerde Alexandria Ocasio-Cortez de Green New Deal, een plan om de uitstoot snel te reduceren, waarna in heel Europa allerlei vergelijkbare initiatieven volgden.
We bevinden ons plotseling op compleet nieuw terrein. De droom dat ‘de markt’ op een of andere magische manier de klimaatcrisis kan oplossen, is volledig uit elkaar gespat. Er is een nieuwe consensus aan het ontstaan: we hebben gecoördineerde maatregelen van de overheid nodig, op enorme schaal.
Van economische groei naar welzijn
De Green New Deal en die nieuwe consensus bieden een inspirerend toekomstbeeld, een grote verbetering ten opzichte van vroeger. Maar er is ook een probleem. Klimaatwetenschappers waarschuwen dat zolang rijke landen het huidige tempo van economische groei blijven najagen, de overgang naar hernieuwbare energiebronnen niet snel genoeg gaat om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 of 2 graden.
Waarom? Omdat met groei ook de vraag naar energie toeneemt. En hoe groter die vraag, hoe moeilijker het is om voldoende hernieuwbare energie te produceren. Als we op het huidige tempo blijven groeien, zegt een team van wetenschappers in Canada, gaan we de vereiste ‘ontfossieling’ ‘bij lange na niet halen’.*
Sterker nog: het najagen van groei is precies waarom we tot dusver geen stap verder zijn gekomen in het voorkomen van een klimaatcatastrofe. In de afgelopen twintig jaar heeft de wereld meer dan 2.000 gigawatt aan schone energiecapaciteit gebouwd.* Dat is heel veel. Maar in diezelfde tijd is de energievraag zes keer zo groot geworden. Al die nieuwe schone energie wordt meteen opgeslokt door de groeiende vraag, en de uitstoot blijft jaar in, jaar uit stijgen.
Dat we zo hardnekkig vasthouden aan economische groei maakt de energietransitie veel moeilijker dan nodig
Dat we zo hardnekkig vasthouden aan economische groei maakt de energietransitie veel moeilijker dan nodig. Het is alsof we geblinddoekt een uphill battle op leven en dood voeren, met beide handen vastgebonden op onze rug. We zijn moedwillig onze eigen kans op succes aan het saboteren.
Er komt steeds meer bewijs: als we ook maar enige kans willen maken op een stabiel klimaat, dan zullen rijke landen moeten omschakelen naar post-growth-principes – en het idee van eindeloze economische groei moeten loslaten.
Een paar jaar geleden zou dit in mainstream kringen nog ondenkbaar zijn, maar er vormt zich een opvallende consensus. In 2018 riepen 238 wetenschappers de Europese Commissie op om ‘groei’ als doel los te laten en post-growth-toekomstscenario’s te verkennen.
Begin dit jaar publiceerden meer dan elfduizend wetenschappers een artikel in het tijdschrift BioScience waarin ze verklaarden dat ‘we moeten omschakelen van het najagen van bbp-groei en welvaart, naar het verduurzamen van ecosystemen en het verbeteren van welzijn’.* Enkele wereldberoemde geleerden brengen dezelfde boodschap, onder wie Vaclav Smil, de favoriete intellectueel van Bill Gates.
Ook in politiek beleid zie je het post-growth-denken langzaam doorsijpelen. De Nieuw-Zeelandse premier Jacinda Ardern was in 2019 veel in het nieuws met haar belofte de focus op groei van het bbp los te laten, ten gunste van het welzijn. De leiders van Schotland* en IJsland* lieten weten dit voorbeeld te volgen. Elke aankondiging werd met veel opwinding ontvangen op sociale media. De mens is klaar voor een andere koers.
Rechtvaardigheid is een tegengif tegen groei
En hier komt het mooiste: het is niet zo’n wild idee als het lijkt. Economen zijn er lange tijd van uitgegaan dat groei noodzakelijk is om het leven van mensen beter te maken. Maar voor deze stelling blijkt helemaal geen empirisch bewijs te zijn. Vanaf een zeker punt, waar rijke landen allang voorbij zijn, is er geen samenhang meer tussen bbp en welzijn.
Neem levensverwachting. De Verenigde Staten hebben een bbp per hoofd van de bevolking van 62.000 dollar,* wat het een van de rijkste landen ter wereld maakt. Amerikanen worden gemiddeld 78,5 jaar oud.* Tientallen landen doen het qua levensverwachting beter dan de Amerikanen, met een fractie van het inkomen. Het bbp van Zuid-Korea is de helft van dat van Amerika, maar de levensverwachting ligt op 82 jaar. Het bbp van Portugal is zelfs 65 procent lager; de levensverwachting ligt er op 81,1 jaar.
Hetzelfde patroon zie je terug bij onderwijs. Finland heeft een van de beste onderwijssystemen ter wereld, ook al is het bbp per hoofd van de bevolking 25 procent lager dan dat van de VS. Estland scoort ook hoog op onderwijsgebied, met een 66 procent lager bbp per inwoner. Ook Polen doet het beter dan de VS, met een bbp per inwoner dat 77 procent lager ligt.
Landen met een hoge levensverwachting investeren in topkwaliteit gezondheidszorg en onderwijs voor iedereen
Wat verklaart deze formidabele scores? Het is simpel: al die landen hebben geïnvesteerd in topkwaliteit gezondheidszorg en onderwijs voor iedereen. Als je als land wil zorgen dat je inwoners een lang, gezond en bloeiend leven hebben, dan is dát waar het om draait.
Het goede nieuws is dat het helemaal niet zo duur hoeft te zijn: dit soort publieke voorzieningen zijn een stuk goedkoper dan hun private tegenhangers. Spanje spendeert jaarlijks 2.300 dollar per inwoner aan zorg,* genoeg voor een van de hoogste levensverwachtingen ter wereld (83,3 jaar).* De Verenigde Staten geven vier keer zo veel uit,* maar scoren lager op levensverwachting.
De reden dat groei van het bbp niet zorgt voor de resultaten die je zou verwachten, is omdat het grootste deel van de opbrengst rechtstreeks verdwijnt in de zakken van rijke mensen. Zij profiteren het meest van de groei. In de VS zijn de inkomens van de rijkste 1 procent sinds de jaren zeventig meer dan verdriedubbeld,* naar een gemiddelde van 1,4 miljoen dollar. Intussen zijn de lonen van gewone mensen tegenwoordig lager dan ze in de jaren zeventig waren, en neemt het aantal armen nauwelijks af.*
Met dit soort data op tafel wordt duidelijk dat growthism niks anders is dan een ideologie – eentje die een klein groepje bevoordeelt ten koste van onze gezamenlijke toekomst. We worden aangemoedigd om het gaspedaal van de groei in te trappen, met dodelijke gevolgen voor onze planeet, alleen maar zodat een rijke elite nóg rijker kan worden.
De waarheid is dat we niet méér groei nodig hebben om het leven van mensen te verbeteren. We kunnen al onze maatschappelijke doelen nu bereiken, zonder enige groei, door simpelweg hetgeen we hebben eerlijker te verdelen, en door volop te investeren in royale publieke voorzieningen. Rechtvaardigheid, zo blijkt, is het tegengif tegen het idee dat groei noodzakelijk is – en de sleutel tot het oplossen van de klimaatcrisis.
Moedwillige inefficiëntie
Het loslaten van bbp-groei als beleidsdoel is een goede eerste stap, maar wetenschappers waarschuwen dat het op zichzelf niet genoeg is. De belangrijkste boodschap van het IPCC-rapport uit 2018 is dat we alleen onder een temperatuurstijging van 1,5 graden blijven als rijke landen hun energievraag actief indammen.
Hoe minder energie we verbruiken, hoe makkelijker het is om snel over te gaan op hernieuwbare bronnen. Dat is misschien wel de allerbelangrijkste les van de klimaatwetenschap van de afgelopen jaren.
Hoe bereiken we dat? Dit is niet een kwestie van wat spaarlampen indraaien – al helpt dat natuurlijk ook. Het IPCC wijst erop dat je de grootste energiebesparing niet bereikt door je te richten op huishoudens, maar op de industrie.
Denk eens aan al die energie die nodig is voor het produceren en transporteren van al die materiële goederen die de economie elk jaar oplevert. Denk aan al die mijnen, de boomkap, de fabrieken, de verpakkingen, de containerschepen, de opslagloodsen, de winkels, de vuilnisbelten.
De materiële economie is één gigantische energieslurpende machine
De materiële economie is één gigantische energieslurpende machine. Door de ‘doorvoer’ van onze economie – de hoeveelheid spullen die we produceren en consumeren – veel kleiner te maken, kunnen we onze energiebehoefte terugschroeven.
Op het eerste gezicht lijkt dit onhaalbaar. Maar dat is het niet. Belangrijk om te weten is dat een groot deel van de materiële productie in onze economie letterlijk is bedoeld voor de vuilstort. Bedrijven zoeken wanhopig naar manieren om de grenzen van verzadigde markten op te rekken, en nemen hun toevlucht tot allerlei slinkse tactieken om hun omzet kunstmatig te verhogen.
Neem bijvoorbeeld ‘geplande veroudering’. De levensduur van apparaten als ijskasten en wasmachines is de afgelopen decennia veel korter geworden. Smartphones en laptops zijn na een paar jaar onbruikbaar, en producenten maken reparaties zo ingewikkeld en duur dat we niet anders kunnen dan die apparaten vervangen. In de textielindustrie is de fast fashion geëxplodeerd, tot een punt waarop kleren gemaakt worden om in een paar weken alweer ‘uit de mode’ te zijn.
En dan heb je nog reclame. Uit onderzoek van Amerikaanse sociologen blijkt dat advertentie-uitgaven een directe impact hebben op materiële consumptie. Hoe meer geld adverteerders spenderen, hoe hoger de consumptie.* In 2010 ging er wereldwijd ongeveer 400 miljard dollar naar reclame. In 2019 was dat 560 miljard – en dat bedrag blijft stijgen.
We zien het kapitalisme graag als een rationeel en efficiënt systeem om in menselijke behoeften te voorzien. Maar het is totaal het tegenovergestelde
We zien het kapitalisme graag als een rationeel en efficiënt systeem om in menselijke behoeften te voorzien. Maar in sommige opzichten is het totaal het tegenovergestelde. In hun jacht op constante groei gaan bedrijven doelbewust op zoek naar inefficiëntie. Vanuit winstoogmerk lijkt dit misschien rationeel, maar vanuit het perspectief van menselijke behoeftes – en vanuit ecologisch oogpunt – is het een vorm van waanzin.
En ook wat betreft menselijke arbeid is het waanzin. Denk aan al die miljoenen uren die worden gestopt in het produceren van spullen die zijn ontworpen om op korte termijn de geest te geven – of die mensen überhaupt niet nodig hebben.
Industrieën afbouwen
Het hoeft niet zo te zijn. We kunnen wetten maken: voor langere garantieperiodes, het recht op reparatie, voor systemen van verplichte terugname. We kunnen marketinguitgaven aan banden leggen, en we kunnen de publieke ruimte vrijwaren van advertenties die ons opdragen meer en meer te kopen – zowel offline als online.
Bedenk maar eens: als kleding en ijskasten en smartphones twee keer zo lang meegaan, consumeren we er maar de helft van. Dat betekent de helft minder grondstoffen, de helft minder transport, de helft minder opslag, de helft minder afval – en de helft minder benodigde energie.
Er zijn nog meer stappen die we kunnen zetten. We kunnen onze privé-auto’s inwisselen voor het openbaar vervoer. We kunnen een einde maken aan voedselverspilling bij supermarkten en boerderijen. We kunnen het aantal verpakkingen voor eenmalig gebruik terugdringen. En we kunnen industrieën die schadelijk zijn voor de ecologie en die op sociaal gebied minder nodig zijn – denk aan SUV’s, enorme villa’s, plastic, wapens en rundvlees – laten inkrimpen.
In plaats van er klakkeloos van uitgaan dat elke bedrijfstak oneindig kan groeien, ongeacht de vraag of dat wel nodig is, kunnen we een rationeel gesprek voeren over welke industrieën we zouden willen afbouwen.
Maar hoe zit het met banen?
Met al deze maatregelen kunnen we onze energievraag veel kleiner maken, waardoor we de klimaatdoelen makkelijker kunnen halen – zonder dat mensen de dingen worden ontzegd die ze nodig hebben voor een goed leven.
Maar, zou je kunnen vragen, hoe zit het met banen? Als we overbodige industrieën afbouwen, krijgen we dan niet een hogere werkloosheid?
Onder normale omstandigheden wel. Maar ecologische economen hebben een verrassend eenvoudige oplossing hiervoor: maak de werkweek korter. Gooi er een baangarantie tegenaan (sowieso een superpopulaire maatregel) en we kunnen iedereen én een volledige baan én een weekend van drie dagen geven.
Om de arbeidsuren die daarmee verloren gaan te compenseren, kunnen we een leefbaar weekinkomen vaststellen, of een universeel basisinkomen uitrollen. En we kunnen werknemers omscholen, zodat ze soepel kunnen overstappen van vieze industrieën naar schonere.
Het boeiende van deze stap is dat die ook een positieve impact op ons welzijn heeft. Uit onderzoek in Frankrijk en Portugal blijkt dat mensen die minder uren werken gelukkiger zijn dan mensen die meer werken,* ook als je de factor inkomen verdisconteert. Het scheelt ook enorm in de energievraag. Als de Amerikanen de werkweek net zo kort zouden maken als die in Europa, zou het energieverbruik van het land 20 procent lager zijn.*
Tijd voor nieuwe ideeën
De publieke aandacht voor post-growth-economie is met het verergeren van de klimaatcrisis van de afgelopen jaren enorm gegroeid. Met bosbranden in Australië en de Amazone, overstromingen in Engeland, grote, tot migratie leidende droogte en ongekende hittegolven die langs Antarctica scheren, realiseren mensen zich dat de huidige status quo ons naar de afgrond brengt, en staan ze steeds meer open voor nieuwe ideeën.
Daarom kunnen we in de jaren twintig verwachten dat de klimaatbeweging zich zal scharen achter de Green New Deal, en achter een visie voor een compleet nieuwe economie.
Naschrift: Ik schreef dit artikel begin 2020, toen de corona-pandemie nog niet wereldwijd om zich heen had gegrepen. Inmiddels werk ik aan een stuk waarin ik lessen probeer te trekken uit de wereldwijde vertraging waartoe het virus ons heeft gedwongen, en waarin die lessen verschillen van een ‘degrowth’-scenario. Dat stuk kun je hier binnenkort lezen.
Dit artikel is uit het Engels vertaald door Hans Pieter van Stein Callenfels.