Waarom medicijnen zo duur zijn
Medicijnen zijn duur. Niet omdat medicijnen duur zijn, maar omdat de overheid staatsmonopolies uitdeelt. Door vindingrijke farmaceuten te belonen met patentrechten, moet de consument monopolieprijzen betalen, waarmee farmaceuten hun onderzoekskosten terug kunnen verdienen. Althans, zo werkt het in theorie.
Er is geen beter voorbeeld denkbaar van hoe disproportioneel en disfunctioneel het patentsysteem werkt dan in de farmaceutische industrie. De enige prikkel die farmaceuten hebben om medicijnen te ontwikkelen komt vanuit de markt, volgens het principe één euro, één stem. Terwijl er bakken met geld worden geïnvesteerd in een middel dat het verschrompelde peniel van de westerling een uur kan reanimeren, moeten medicijnen voor chronische aandoeningen – te weinig stemmen – of medicijnen voor derdewereldaandoeningen als malaria – te weinig euro’s – maar wachten op ontwikkeling.
Nog afgezien van zulke kwalitatieve overwegingen, staat de beloning die farmaceuten ontvangen in geen verhouding tot hun onderzoeksinspanningen. De farmaceutische industrie is een van de winstgevendste takken van industriële sport. Door hun monopolierechten kunnen medicijnmakers hun geneesmiddelen voor een fors premium verkopen. De Europese Commissie deed in 2009 onderzoek naar de markt voor geneesmiddelen. Ze constateerde dat het gemiddelde medicijn twee jaar nadat alternatieve, merkloze producten op de markt waren gekomen al zo’n 40 procent goedkoper was.
Volgens de Europese Commissie ging 1,44 procent van de omzet naar pre-klinisch onderzoek: het vinden van nieuwe medicijnen
Farmaceuten doen er dan ook alles aan om bij het aflopen van hun patenten de concurrentie zo lang mogelijk te dwarsbomen, zo bleek uit het onderzoek. Door innovatieve juristerij, strategische patentclusters en marktwerende schikkingen weten farmaceuten de introductie van generieke medicijnen vaak maanden, soms jaren te vertragen. Een patent in de farmaceutische industrie loopt bij wet tien jaar. Niettemin constateerde de Commissie dat de effectieve patentbeschermingsperiode, dus hoe lang het duurt voordat de eerste concurrent opdoemt, tussen 2000 en 2007 steeg van 10,5 naar 14 jaar.
Met innovatie heeft dat weinig te maken. De farmaceutische industrie is dan ook lang niet zo innovatief als ze zelf wil doen geloven. Zo’n 18 van de omzet gaat richting onderzoek en ontwikkeling (en zo’n 30 procent van de omzet is winst). Volgens onderzoek van Marcia Angell, de voormalige hoofdredacteur van het toonaangevende medisch tijdschrift The New England Journal of Medicine, is het gros van de nieuwe medicijnen simpelweg een variatie op al bestaande medicijnen. Verschillende onderzoeken geven aan dat slechts 10 tot 15 procent van alle nieuwe medicijnen als therapeutisch of farmacologisch innovatief is te bestempelen.
De farmaceutische industrie concentreert zich vooral op het laaghangend fruit. Zo gaan de meeste onderzoeksuitgaven naar medicijnen die al in het klinisch onderzoeksstadium zijn beland – medicijnen die al bestaan en die potentieel hebben, maar moeten worden getest voor de toezichthouder ze goedkeurt. Volgens onderzoek van de Europese Commissie ging slechts 1,44 procent van de omzet naar pre-klinisch onderzoek: het vinden van nieuwe medicijnen.
Uit het EC-onderzoek blijkt dat farmaceuten in Europa 15,6 miljard euro aan marketing uitgaven, een kleine 2,3 miljard meer dan aan onderzoek en ontwikkeling
Onderzoek is dan ook niet eens de grootste kostenpost van farmaceuten. Wereldwijd werken er ruim twee keer zoveel mensen in marketing als in onderzoek en ontwikkeling. Uit het EC-onderzoek blijkt dat farmaceuten in Europa 15,6 miljard euro aan marketing uitgaven, een kleine 2,3 miljard meer dan aan onderzoek en ontwikkeling. Dat het in Europa, anders dan in de Verenigde Staten, verboden is consumenten te bestoken met reclame maakt blijkbaar weinig uit. In Europa is de dokter namelijk het doelwit. De helft van het Europese marketingbudget gaat naar marketing gericht op artsen.
Hoewel het huidige medicijninnovatiebeleid een riant rendement oplevert voor de aandeelhouder valt het maatschappelijk rendement vies tegen. De gemeenschap subsidieert farmaceuten middels patenten, gunstige belastingregels en publiek gefinancierd onderzoek. Voor de daaruit resulterende hogere belastingen en medicijnprijzen krijgt de burger zowel kwantitatief als kwalitatief een buitengewoon karige innovatieopbrengst terug.
Doe het dan helemaal zelf en haal de industrie ertussenuit. Veel risicovolle investeringen in medicijnen worden in de VS, waar het politiek leiderschap toch niet te betrappen valt op socialistische sympathieën, niet door de industrie, maar door de overheid gedaan. In de VS besteedt de overheid zo’n 0,45 procent van het bbp aan farmaceutisch onderzoek (in de EU 0,14 procent).
Ruim twee derde van de ‘nieuwe moleculaire entiteiten’ – medicijnen die zijn goedgekeurd door de Amerikaanse toezichthouder – vindt zijn oorsprong in publiek gefinancierd onderzoek, zo becijferde Marcia Angell. Clichés dat overheden niet kunnen innoveren zijn hier dan ook misplaatst. Medicijninnovatie is broodnodig. Maar om nu te vertrouwen op de kunde van risicomijdende, op patenten rentenierende farmaceuten, is onverantwoord en kostbaar.
Dit artikel verscheen ook in De Groene Amsterdammer.