Marjolijn van Heemstra: Laat cafés prestatieloze plekken blijven

Het café waar ik dit stukje typ is overvol en doodstil. Een vreemde combinatie van toestanden, te wijten aan het feit dat hier evenveel mensen als laptops zijn. Iedereen zit gekluisterd aan een scherm, als de bediening komt vragen wat ik wil drinken fluister ik mijn bestelling, bang om de geconcentreerde stilte te verbreken.

Ik heb het jarenlang normaal gevonden, werken in cafés. Ik word lethargisch van stille kantoren, ik presteer beter in een geluidsdecor van pratende mensen en rinkelend servies. Mijn werkdag kon niet beter beginnen dan met ontbijt in mijn favoriete koffietent. Toen die tent het afgelopen jaar besloot laptops te weren, was ik in eerste instantie beledigd. Ik zat er elke dag, bestelde veel, gaf royale fooien, waarom moest aan die perfecte toestand een einde komen?

Een tijdje bleef ik weg, maar toen ik er weer kwam, zonder laptop, was ik verbaasd over het grote verschil tussen een café mét en een café zónder schermen. Ja, het is gezelliger, maar dat niet alleen. Het voelde vooral als een verlossing om niemand te zien werken. Om in een omgeving te zijn waar niks gepresteerd werd, waar ik gewoon een beetje zat te zijn, met mijn ontbijt.

Nu ik de voordelen van zo’n prestatieloze plek zie, komen de laptops me steeds vaker voor als terreur. De terreur van het altijd maar moeten produceren, van het idee dat je waarde gelijkstaat aan je output. Er zijn te weinig plekken waar niemand iets creëert. Te weinig plekken om te zitten en te zijn.

En dit schrijf ik dus in een koffiezaak vol toetsenborden, want zo consequent ben ik nou ook weer niet, maar dit is een heel kort stukje en na deze zin ga ik met de barman praten, die zich dood verveelt in dit koffiekantoor. Of mijn buurman van zijn deadline houden, nu ik de mijne heb gehaald.

Maite Vermeulen: Onze overheid is lang niet zo transparant als ik dacht

Het is niet plezierig om te merken dat je cynischer bent dan een jaar terug. Helaas is dat dit jaar het geval. Ik ben cynisch geworden over ons vermogen om onze overheid te controleren. En met ‘onze overheid’ bedoel ik de Nederlandse, maar ook de Europese.

Misschien ben ik vooral van mening veranderd over wat een transparante overheid eigenlijk is. Dat alle informatie online ergens te vinden is (dat is niet zo, maar stél), betekent nog niet dat die informatie ook vindbaar, doorzoekbaar en vergelijkbaar is.

Een prachtig voorbeeld zijn de uitslagen van de Provinciale Statenverkiezingen. Basaler voor een transparante democratie wordt het niet: gewoon op een simpele manier de uitslagen bekijken als burger. Maar in de praktijk betekent dat dus 355 gemeentewebsites afgaan, waar elke gemeente op een nét andere manier de uitslag online heeft gezet.

Gelukkig, denk je dan, zijn er journalisten die deze rotklus voor mij doen. Want En inderdaad: voor de verkiezingen zijn er journalisten die dat voor je doen. Maar voor tientallen belangrijke thema’s zijn die journalisten er niet of nauwelijks.

Het afgelopen jaar probeerde ik in kaart te brengen hoeveel geld Europa aan migratie uitgeeft. Het bleek niet te doen.

Voor het thema migratie bijvoorbeeld: hét hoofdpijndossier van de Europese Unie. Het afgelopen jaar probeerde ik in kaart te brengen hoeveel geld Europa aan migratie uitgeeft. Specifieker nog:

Dat was niet te doen. Omdat er achterlijk veel verschillende potjes zijn, omdat niet elk potje op dezelfde manier rapporteert, en omdat niet alle informatie in het publieke domein beschikbaar is. En ook: omdat journalisten niet hele afdelingen tot hun beschikking hebben om dit soort grootschalig onderzoek te doen.

Dat dingen online staan betekent niet Transparantie betekent vindbaarheid, controleerbaarheid en vergelijkbaarheid – ook voor de gewone burger. Er is geen standaard als het om Europese overheidsfinanciën gaat.

Dat vind ik schokkend, zeker als het om een dossier gaat waarvan we niet weten of het beleid succesvol is of faalt – zoals migratie.

Emy Demkes: Kleding in de textielbak gooien is geen goede daad

Een jaar of vier jaar geleden verhuisde ik van mijn ouderlijk huis in Rijswijk naar een studentenwoning in Amsterdam. Ik weet nog goed dat ik samen met mijn moeder mijn uitpuilende kledingkast doorzocht en twee grote zakken vulde met kleren die ik niet meer paste of nooit droeg.

Terwijl ik de items een voor een selecteerde, bedacht ik hoe blij ik iemand anders zou maken met mijn goed uitziende G-Star Raw-broek en een dikke wollen trui die nog zeker een paar winters mee zou gaan.

De zakken met kleding stopte ik vervolgens met een goed gevoel in de textielbak. Fijn, een lege kast, klaar om weer gevuld te worden, en een ander blij met mijn gedragen, maar prima merkkleding.

Toen ik afgelopen zomer een zag ik al snel in dat dit beeld van geen kant klopt. Kleding in de textielbak gooien is geen doneren. Het gevoel dat je iets goeds doet is onterecht.

In werkelijkheid wordt het overgrote deel van alle ingezamelde kleding verhandeld. Via een wereldwijde keten van inzamelaars, sorteerders, tussenpersonen en handelaren komt afgedankte kleding veelal terecht op tweedehandskledingmarkten in landen in Afrika of in winkels in Oost-Europa. Met prijskaartjes eraan.

Nu kun je denken: de meeste Nederlandse textielinzamelaars zijn in handen van weldoeners als het Leger des Heils. Zij verkopen de kleding door aan sorteerders (veelal commerciële bedrijven) waarna ze de opbrengst in goede doelen steken.

Prima toch?

Tot een paar jaar geleden was dit inderdaad zo, maar inmiddels is dat veranderd: de prijzen die inzamelaars voor hun textiel krijgen zijn zo laag dat ze amper geld overhouden.

Kortom: een goede broek van G-Star in de kledingbak gooien is iets om je schuldig over te voelen – niet om een goed gevoel van te krijgen.

Lennart Hofman: Vliegen voor de lol? Dat kan echt niet meer

Jarenlang vloog ik de wereld over om verslag te doen van oorlog, en ik voelde daarbij nooit een greintje De plicht riep en dat vliegtuig ging toch wel.

Maar afgelopen zomer vloog ik voor het eerst sinds jaren voor de lol. En toen begon het te knagen. Zo hoorde ik mezelf tegen bekenden zeggen dat ik een vriend ging bezoeken, maar ik zei er niet bij dat hij in Turkije woont. En al helemaal niet dat ik maar twee dagen bleef.

Eerst dacht ik dat dit kwam omdat het nogal elitair is om ‘even’ naar Turkije te vliegen. Vooral ook omdat ik van plan was in een natuurhuisje aan het strand lsd te nemen en te filosoferen over de zin van het bestaan.

Daarnaast heb ik een aangeboren afkeer van passief-agressieve zelfkastijding. Als iemand begint over vliegschaamte, veganisme, meditatie-apps, of geheelonthouding, trek ik altijd het liefst een blik bier open om al rokend een hamburger naar binnen te werken. En dat terwijl ik al een kwarteeuw

Maar dit jaar is mijn morele kompas gedraaid. Want terwijl ik etend, drinkend en trippend uitkeek over de mijmerend over onze plek in het universum, bleek het niet mijn elitaire gedrag dat knaagde. Sterker, ik concludeerde dat chillen misschien wel de zin van het bestaan ís.

Wat knaagde was dat ik misschien wel tot de laatste generatie behoor die nog onbezorgd kan genieten van al dit moois. Dat geknaag leidde tot een gat waarin alle schoonheid langzaam verdween. En uit dat gat steeg een op dat me toeschreeuwde dat dit door mijn apathische gedrag kwam.

De rest van het inzicht laat ik even voor wat het is. Maar het komt erop neer dat ik vanaf nu dus over mijn vliegschaamte-schaamte heen ben. Ik kom er openlijk voor uit: vliegen voor de lol? Dat kan echt niet meer!

Thalia Verkade: Elektrische auto’s zijn niet de oplossing

Tweeënhalf jaar geleden was ik zo enthousiast over de elektrische auto. Die ging het klimaatprobleem oplossen. Kijk maar, En zoveel zuiniger in energieverbruik. Het stuk dat ik toen schreef gaat nog steeds rond. Werd in het Ik was trots. 

Eind vorig jaar begon er al iets te knagen. Ik ontdekte: met elke energiebezuiniging zijn we gaan gebruiken. 

In de loop van dit jaar brak elektrisch rijden echt door, dankzij subsidies. Je kunt nu voor 2.400 euro per jaar 10.000 kilometer verrijden. Elektrisch rijden gaat op deze manier voor meer auto’s en ritjes zorgen. Oei. Dat zat niet in mijn berekening.

Dit jaar leerde ik ook hoe vaak we elkaar en onszelf per ongeluk doodrijden. Het is doodsoorzaak nummer één onder kinderen en jongeren wereldwijd.

De batterijen uit die auto’s, die kunnen we recyclen. Nog één keer afgraven, dat kobalt en lithium en grafiet, en gewoon weer bos eroverheen aanplanten. Collega Tamar Stelling het leven uit de oude ecosystemen krijg je nooit meer terug! Oeps.

Dit jaar leerde ik ook hoe vaak we elkaar en onszelf Het is doodsoorzaak onder kinderen en jongeren wereldwijd. Dat lost een elektrische auto ook al niet op. 

En een zelfrijdende auto is misschien comfortabel en efficiënt, en zijn slimme software zal ons wellicht niet meer laten botsen, maar hoe leuk is het leven nog, als bedrijven ons ingesnoerd in hun projectielen door de straten schieten? Waar is onze publieke ruimte gebleven? En waarom was ik zo gedreven door snelheid, efficiency, comfort? 

Dit is zo’n groot stondpunt: dit gaat over een diepe verandering in mijn denken, die al Ik kreeg hier tweehonderd woorden (het werden er driehonderd). Maar ook de ruimte om een boek erover te schrijven, samen met die me Dat komt eraan, dit voorjaar.

Clarice Gargard: Kijk naar verzet en de toekomst ziet er hoopvol uit

Door mijn ben ik hoopvoller dan ooit over de toekomst.

We zijn op een keerpunt in de wereldgeschiedenis. De noodklok over de klimaatcrisis is geluid, een probleem dat alle andere problemen overstijgt.

De spanningen tussen bevolkingsgroepen lopen op, digitale techgiganten stelen onze data, verkopen die aan de hoogste bieder terwijl ze nazi’s, fascisten en nepnieuwsverspreiders een gratis podium bieden. Ondertussen worden journalisten, activisten en mensen met een afwijkende mening online lastiggevallen. Na de zeges van populisten als Trump, Bolsonaro en Orbán zag ik het allemaal niet meer zo rooskleurig in.

Toch voel ik in plaats van cynisme steeds meer hoop. Waar je je op focust wordt groter, zegt men weleens. Door me te richten op mensen die zich inzetten voor verandering zie ik de reactie op alle ellende. Mensen die met overtuiging voor zichzelf, familie, gemeenschap of de wereld vechten.

Zelfs de vechtlust van mensen met wie ik het niet eens ben kan ik – tot op zekere hoogte – waarderen.

Ik denk niet dat mensen inherent goed zijn. Zelfs de slechtste persoon op aarde is tot iets goeds in staat. En de beste persoon tot iets slechts – zoals die het lijden van armen verheerlijkte.

Maar er is altijd ruimte voor zelfreflectie en verbetering, zowel op individueel en systemisch niveau. Activist en academicus zei eens: ‘You have to act as if it were possible to radically transform the world. And you have to do it all the time.’

Die verbeeldingskracht stemt hoopvol.

Arjen van Veelen: De maximumsnelheid mag naar nul

Toen ik in Amerika woonde, begon ik echt van auto’s te houden. De privacy, de macht over het stuur, de hele romantiek. Maar inmiddels krijg ik steeds meer een hekel aan die ondingen. Dat komt door twee mensen: een anonieme taxichauffeur en

Die taxichauffeur reed me van de zomer bijna van de sokken terwijl ik over een zebrapad liep. Waarop hij me begon uit te kafferen. Ik trok mijn mobiel en wilde een foto maken van zijn nummerplaat. Hij stapte uit en dreigde me in elkaar te rossen. Omstanders bemoeiden zich ermee. Tot mijn verbijstering gaven ze hem gelijk: ik had daar niet over het zebrapad moeten lopen. Ik had uit mijn doppen moeten kijken.

Maar het meest schokkende gebeurde in mijn hoofd: ik begon aan mezelf te twijfelen. Had ik daar inderdaad wel mogen lopen, op dat zebrapad, in mijn eigen straat?

Tuurlijk, zei m’n geliefde – dat was de vingerknip waardoor ik weer ontwaakte en besefte hoe diep die auto-ideologie zit ingebakken. Dat je zelfs als bijna-slachtoffer nog denkt: misschien deed ík iets fout.

Auto’s zijn de baas op straat, zelfs in Nederland, fiets- en wandelland. Slachtoffers krijgen te horen: ‘ja maar, hij zat zelf wel te appen’, of ‘hij keek niet uit z’n doppen’, of ‘ze reed zonder licht’. We weten niet beter! We worden boos als we daaraan tornen!

Alleen als je een bijna-ongeluk meemaakt begint het te dagen. Of een echt ongeluk, want een paar weken later viel er op diezelfde plek in mijn straat een dode.

Gelukkig pakt de gemeente mijn straat nu voortvarend aan. Maar dat is nog maar een straat. Terwijl het hele systeem niet deugt.

Dat leerde ik uit de stukken van Thalia Verkade over de verborgen tol van auto-ongelukken. Ik vond het eerst wat overdreven, we wonen toch in een veilig land? Maar de schellen Zo veel onnodig leed dat we te vuur en te zwaard blijven verdedigen.

Thalia wees me ook op een treffende vergelijking. We vinden het absurd dat veel Amerikanen vuurwapens op zak hebben, maar zelf tolereren we het evengoed dat er hier elk jaar

Auto’s zijn 1.000 kilo zware kogels die ook met een snelheid van 25 kilometer per uur dodelijk zijn. Van mij mag de maximumsnelheid in de stad naar nul.