Mensenrechtenschendingen, onveilige werkomstandigheden, lage lonen, kinderarbeid en milieuvervuiling. Dat er een hoop ellende achter onze kledingkast schuilgaat is al decennia bekend. En toch blijven berichten over dit soort misstanden bijna dagelijks naar buiten komen. 

Om hier wat aan te doen zetten in 2016 55 Nederlandse kleding- en textielbedrijven hun handtekening onder het Daarmee beloofden ze de komende vijf jaar samen met maatschappelijke organisaties en de overheid te werken aan verbeteringen  

Grofweg heeft het convenant twee doelen: het opsporen van risico’s en misstanden in de hele productieketen – zoals het niet uitbetalen van een leefbaar loon of het schenden van de vakbondsvrijheid, zoals vaak gebeurt in de lagelonenlanden waar kleding wordt geproduceerd – en het aanpakken van die problemen. 

Om te weten of er ook wat van die ambities terechtkomt, heeft onderzoeksbureau Avance de voortgang onderzocht. Het rapport verscheen Avance constateert dat het convenant ‘relevant is voor de sector’ en dat het, wat betreft het nakomen van tot nog toe op schema loopt, maar de conclusies over wat er sinds 2016 daadwerkelijk is veranderd in de kledingketen en de nog te verwachten progressie, zijn niet mals. 

Een leefbaar loon

Een van de doelstellingen van het convenant is om in 2020 een leefbaar loon in de fabrieken van de aangesloten merken te implementeren. Hoewel er allerlei workshops en bijeenkomsten zijn georganiseerd om bedrijven hiermee op weg te helpen, heeft de kledingarbeider ver weg hier vooralsnog  

Internationaal opererende bedrijven als H&M en Zara zien weinig relevantie in nationale initiatieven zoals het convenant

Avance benadrukt daarnaast dat het, om echt impact te kunnen genereren, belangrijk is om van de sector bij het convenant te krijgen. En dat gaat moeizaam. Een doel van het convenant is dat in 2020 80 procent van de Nederlandse kledingbedrijven zich heeft aangesloten, maar dat gaat hoogstwaarschijnlijk niet lukken. Internationaal opererende bedrijven als H&M, Zara en Primark zien weinig relevantie in nationale initiatieven zoals het convenant, schrijft het onderzoeksbureau.

Misschien nog wel het opvallendst is de conclusie van Avance dat de vijf jaar looptijd van het convenant te kort is om het algemene doel te behalen: ‘substantiële vooruitgang bij het verbeteren van de situatie voor groepen die een negatieve impact ervaren’. 

Hoewel er volgens het bureau wel degelijk tekenen zijn van positieve impact in productielanden, is het niet realistisch te denken dat die ‘substantiële vooruitgang’ binnen twee jaar is gerealiseerd.

Oftewel: de kledingarbeider heeft vooralsnog niet zoveel aan het Nederlandse textielconvenant. 

‘Het is niet de transitie die we zouden willen zien’

‘Ik denk dat we allemaal hadden verwacht dat het veel sneller zou gaan’, reageert Pierre Hupperts, de voorzitter van het convenant, als ik hem spreek over het evaluatierapport. ‘Starten met een nieuwe samenwerking met zoveel partijen kost tijd. En ik denk dat wij onderschat hebben dat bedrijven nog zo weinig zicht hadden op hun eigen kledingketen en hoeveel tijd het zou kosten om die allemaal in beeld te krijgen.’ 

Hupperts, die afgelopen zomer de resultaten voor het eerst zag, zegt blij te zijn met de observatie dat het convenant relevant is. ‘Het betekent dus dat je wel echt die deuk in dat pakje boter veroorzaakt. Maar het is nog niet de transitie die we zouden willen zien.’ 

De conclusie dat daadwerkelijke impact in de kledingketen achterblijft, zag hij wel aankomen. Maar voor hem is er geen reden om somber te zijn. ‘Ik zie wel dat we de randvoorwaarden – en dat is een rotwoord om te gebruiken omdat de mensen in de kledingketen zelf hier niks aan hebben – hebben gecreëerd binnen de bedrijven om stappen te zetten naar daadwerkelijke impact.’ 

De komende twee jaar moet het convenant volgens hem vol gaan inzetten op impact, impact, impact. 

Is wetgeving de oplossing? 

Komende zomer wordt de geëvalueerd. Dan zal Sigrid Kaag, die als minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de verantwoordelijke is, vaststellen of de aanpak werkt – of dat aanvullende, dwingende maatregelen nodig zijn om bedrijven eerlijker en duurzamer te laten produceren en handelen.

Hupperts is zelf van mening dat een combinatie van wetgeving en convenanten, zeker zou kunnen werken. ‘Alleen al om te zorgen dat een groter deel van de sector zich bij de en werk maakt van eerlijke en duurzame productie.’

Maar schoon zijn onze kleren nog lang niet.