Een van de interessantste experimenten in het wereldvoetbal vindt momenteel plaats bij Hammarby IF, de cultclub uit Zuid-Stockholm, die dit weekend met een beetje geluk kampioen van Zweden kan worden.

Aan het begin van het seizoen zijn bij Hammarby, op kosten van een onderzoeksinstituut van de Zweedse overheid, een wiskundige en een natuurkundige geparachuteerd. Ze kregen een brede opdracht mee: kunnen jullie uitvogelen of – en zo ja: hoe – data scientists van nut kunnen zijn voor een voetbalclub?

De wiskundige, een Engelsman genaamd en de natuurkundige, de Spanjaard Fran Peralta, hebben sinds april toegang tot spelers, coaches en directie van Hammarby – en vice versa.

Transferbeleid, wedstrijdvoorbereiding, de manier waarop de club trainers en spelers evalueert – Sumpter en Peralta hebben er in meer of mindere mate al invloed op gehad.

Het past bij een club die, zoals Ola Larsson, de technisch directeur, zegt, ‘op een continuüm tussen subjectief en objectief nog te dicht bij subjectief zit’ – en wil weten hoe hij objectiever moet worden.

‘Het klinkt misschien vreemd om twee wetenschappers zonder voetbalachtergrond vanuit de universiteit rechtstreeks in onze club te zetten’, zegt Larsson. ‘But I love it.

Een bewijs daarvan kwam halverwege het seizoen, toen Hammarby’s prestaties achterbleven bij de verwachtingen.

Op een zeker moment dacht iemand in de directie een oorzaak te hebben gevonden: de ploeg kwam zwak uit de kleedkamer. ‘Je weet hoe dat gaat in het voetbal’, zegt Larsson. ‘Een iemand zegt het, de ander neemt het over, en voor je het weet is het een waarheid.’

Enter Sumpter: de eenpersoons-Eerste Hulp bij Impulsief Voetbaldenken. Was de ploeg echt slechter in het eerste kwartier na rust? Veel vragen in het voetbal zijn lastig te beantwoorden, maar niet deze.

Aan de hand van een manier om de kwaliteit van kansen te bepalen, bleek dat het kwartier na rust juist Hammarby’s beste fase was – relatief veel kansen voor, en weinig kansen tegen.

Larsson: ‘Het was meteen einde discussie.’

Er is een goede reden waarom veel voetbalclubs geheimzinnig doen over hun data-analyse

Wat Hammarby uit de samenwerking wil halen is duidelijk: meer rede, meer doelpunten. Voor Sumpter is het zijn nieuwste intellectuele uitdaging.

Sumpter – hoogleraar aan de universiteit van Uppsala – is een wiskundige die niet genoeg heeft aan wiskunde. Hij is een wetenschappelijke die schreef over sociale segregatie, verkiezingen, hiv, algoritmen en – bovenal – het groepsgedrag van dieren.

Jarenlang bestudeerde hij met biologen het gedrag van bijen, mieren, vissen, garnalen, duiven, schapen, honden, vleeskuikens, vliegen, sprinkhanen en slijmzwammen – onder andere. De resulterende papers maakten hem beroemd – in een bepaalde biotoop.

YouTube
Kijk hier een presentatie van David Sumpter bij de Zweedse Koninklijke Academie voor Wetenschappen.

In 2016 bereikte hij een veel breder publiek, met zijn boek over de wiskunde achter het voetbal: Want wat zijn voetballers anders dan samenwerkende mieren? Het boek trok de aandacht van diverse clubs uit de Engelse Premier League, die hem uitnodigden om over samenwerking te praten.

De resulterende gesprekken liepen via een vast scenario op niets uit. 1. De clubs waren vrijwel direct enthousiast over zijn ideeën en wilden Sumpter inhuren. 2. Sumpter noemde zijn prijs en de tijd die het zou kosten. 3. De clubs waren niet zo enthousiast meer.

‘Ik zei tegen ze: mijn met vissen kostte 2 miljoen euro. Voetballers zijn complexer dan vissen. Als je echt een verschil wilt maken, dan kost dat geld.’

Maar de clubs wilden iets simpelers – grafieken die informatie geven over wat spelers met de bal doen (gebaseerd op ‘on the ball’-data). Veel goedkoper – kosten: ongeveer tienduizend euro – maar ook veel minder nuttig, vindt Sumpter. Voetbal gaat veel meer om wat je doet als je de bal niet hebt – wat het geval is.

Sumpter betwijfelt sterk of er wel een echte datarevolutie gaande is in het voetbal

Hoe zet je druk? Hoe loop je het beste vrij? Hoe schep je meer ruimte voor je medespelers? Als je dat beter wilt begrijpen, dan moet je je gaan verdiepen in ‘off the ball’-data. Dat kost tijd, moeite, en onzekerheid, want ‘off the ball’-data zijn grotendeels in het voetbal.

Het voordeel? Je kunt iets doen wat niemand anders doet. Maar al leven we in een tijd van een datarevolutie – clubs bleken er nauwelijks in geïnteresseerd. Sterker: Sumpter betwijfelt sterk of er wel een echte datarevolutie gaande is in het voetbal. (Uitzonderingen zoals en Arsenal daargelaten.)

Namen van clubs kan hij op straffe van een boete niet noemen. Wat hij wel kan zeggen: ‘Clubs zeggen dat ze secretive zijn over wat ze doen met data. Maar op basis van mijn gesprekken denk ik dat ze secretive zijn omdat ze willen verhullen dat ze er niets mee doen.’

De grote innovator blijkt maar weer eens die goede ouwe sullige overheid

Het idee om in het voetbal te werken leek nergens op uit te lopen. Maar in de zomer van 2018 diende zich een nieuwe kans aan.

Twee studenten van hem werkten al voor Hammarby. Dit contact leidde ertoe dat Sumpter samen met Hammarby een voorstel voor onderzoeksgeld indiende bij de Stichting voor Strategisch Onderzoek,

Het was niet Sumpters enige ijzer in het vuur. Met enkele wiskundigen en sociologen, en twee datajournalisten van de Financial Times en The Washington Post, had hij geld voor een tool waarmee media zich kunnen wapenen tegen misleidende cijfers, rammelende peilingen en onzorgvuldig samengestelde algoritmes – een soort vervolg op zijn boek over algoritmes,

Actueel en relevant, leek Sumpter, maar de krantenaanvraag werd afgewezen. De aanvraag voor het voetbalonderzoek bij Hammarby werd wél toegekend.

‘Ik geloof niet dat dat iets goeds zegt over onze samenleving’, Sumpter droogjes. ‘Maar ik merkte het ook bij eerdere mannen van middelbare leeftijd die gaan over de onderzoeksgelden houden nu eenmaal van voetbal.’

En dus berust hij in zijn lot: in plaats van de wereld probeert hij nu een onderpresterende voetbalclub iets beter te laten voetballen.

De trainer-club die een club-club wilde worden

Maar wat een voetbalclub met een wiskundeprofessor moet? Welnu: Hammarby – een populaire maar permanent chaotische club – was enkele jaren geleden tot het inzicht gekomen dat het modern moest worden.

Het beleid tot dan toe was zoals het beleid van veel clubs: de trainer was God. De trainer bepaalde wie er werd gekocht, hoe er werd getraind, en wat de speelwijze was. Totdat hij vertrok of werd ontslagen, waarop alles weer anders werd.

‘Wij waren een trainer-club’, zegt Ola Larsson, die in 2016 als technisch directeur/vernieuwer werd aangesteld. ‘Een club gedefinieerd door de trainer. We moesten een club-club worden.’

De club nam daartoe een aantal beslissingen. De club wilde balbezitvoetbal spelen, op de helft van de tegenstander, ongeacht wie er trainer is. Niet alleen omdat balbezitvoetbal mooi is, maar ook omdat je er betere spelers mee kweekt, die je aan rijkere competities kunt verkopen.

Maar wat is balbezitvoetbal precies? En hoe weet de club dat de ploeg goed bezig is? Geheel in de algemene geest van modernisering die er in de club waaide, stelde de club daartoe enkele key performance indicators op. Een daarvan was de vijfsecondenregel – dat Hammarby na balverlies de bal binnen vijf seconden terugverovert.

Zulke KPI’s vond Larsson nuttigere graadmeters dan de ranglijst. Larsson: ‘In het seizoen 2016 eindigden we elfde, het jaar erop werden we negende. Dat lijkt vooruitgang, maar iedereen binnen de club wist dat het geen goed seizoen was geweest. Nu hadden we met data een objectiever beeld.’

Bij Hammarby weten ze nu: de grootste wetenschapper uit onze tijd werkt bij Hammarby

Tenminste: dat dachten de vernieuwers. Maar het opschuiven van subjectief naar objectief – in alle geledingen van de club – ging niet vanzelf. Wie strooit met termen als key performance indicator is in het voetbal verzekerd van conflict.

Bijvoorbeeld over de spray die fysiotherapeuten op geblesseerde spelers spuiten. Daar was de club mee gestopt, in de nieuwe objectieve spirit, omdat spray geen bewezen effecten heeft. Dat was tegen het zere been (pun intended) van enkele spelers, die gewend waren aan de spray.

De spray werd onderwerp van een symbolisch debat. ‘Het ging over spray, maar niet echt over spray’, zegt Larsson. ‘Dus stonden we het weer toe. Om wat liefde te geven aan de subjectieve mensen.’

‘We stonden het gebruik van blessurespray weer toe om wat liefde te geven aan de subjectieve mensen’

Dit proces van vernieuwing was anderhalf jaar gaande toen Sumpter zijn onderzoeksbeurs kreeg. Een versterking voor het objectieve kamp binnen de club. Larsson: ‘Het voelde voor mij een beetje alsof wij een spits uit de Premier League hadden binnengehaald.’

Maar Larsson besefte dat niet iedereen er zo over zou denken. Dezelfde stroming in de club die zwoer bij de koude spray had vermoedelijk niet direct vertrouwen in de voetbalinzichten van een hoogleraar wiskunde die grote delen van zijn leven had gewijd aan het bestuderen van het vluchtgedrag van scholen stekelbaarsjes en

Erger: Sumpter is direct herkenbaar als een wiskundeprofessor. Larsson: ‘Ik bedoel dit positief, maar David is in alles een geek. Hoe hij loopt, hoe hij praat, hoe hij zich kleedt. Hij is geen voetballer, maar een supernerd, inclusief het Hij maakte zich zorgen over de acceptatie van Sumpter op de club, en dus had hij voor het seizoen begon iets bedacht.

‘Ola vroeg me om een bombastische presentatie te geven aan de coaches’, zegt Sumpter. ‘Ik moest duidelijk maken dat ik the greatest person ever was. Een rockster in de wetenschap. En dat ze in hun handjes mochten knijpen dat ik hen wilde helpen.’

Larsson: ‘Ik zei tegen David: als je denkt dat je te veel opschept, schep dan nog wat meer op. Dit is voetbal: je krijgt als niet-speler maar één kans om geaccepteerd te worden door de coaches en spelers.’

Sumpter was ‘super prepared’, aldus Larsson. Hij liet de feiten voor zich spreken: dat hij miljoenen aan onderzoeksgelden had binnengehaald; dat hij een van de jongste hoogleraren ooit was in Zweden; dat zijn boeken bestsellers waren geweest.

Wat Sumpter ervan vond? ‘Een interessante ervaring’, zegt hij droogjes. ‘Maar het werkte, denk ik. Dat was slim van Ola.’

De speler die zijn hele leven moest veranderen, kan nu eindelijk zichzelf zijn

Al eerder had Hammarby ontdekt dat data-analyse van grote waarde kon zijn voor een voetbalclub.

Toen kwam de middenvelder Darijan transfervrij over van Helsingborgs IF. Onomstreden was dit niet: Bojanić is een atypische Zweedse speler, een creatieve middenvelder die zijn ploeggenoten regelmatig vrij voor de keeper zet. Maar hij staat ook bekend als een luie individualist, die niet kan of wil verdedigen.

‘Van jongs af aan hoor ik dat ik harder moet werken’, zegt Bojanić. ‘Je moet meer lopen, je moet sterker worden.’ Bojanić vond dat altijd onzin, maar negeren kon ook niet. Soms beukte hij dan maar een tegenstander omver. ‘Anders stelde de trainer me niet op.’

Bij Helsingborgs was hij eind 2018 gratis op te halen – en Hammarby was geïnteresseerd. Wat bleek: verdedigend was er helemaal niets mis met hem. Een student van Sumpter toonde dat met simpele statistieken aan – maar blijkbaar merkte niemand die op, of werden ze overschaduwd door zijn reputatie.

‘Darijan had bij Helsingborgs prima verdedigende statistieken, zegt Sumpter. ‘En bij ons is hij dat ook: geldt als de typische hardwerkende middenvelder. Maar hij en Darijan hebben ongeveer evenveel onderscheppingen per wedstrijd.’

Voor de helderheid: ook zonder de data-analyse had Hammarby Bojanić vermoedelijk gecontracteerd. Maar de onderbouwing met data hielp wel om interne scepsis weg te nemen, zegt sportief directeur Jesper Jansson. En nu zit Bojanić bij een club die hem volledig waardeert.

‘Jesper zei tegen me dat een of andere vent data van me had bekeken. En dat ik verdedigend best goed scoorde’, zegt Bojanić. ‘Ik wist dat zelf wel, maar ik had het nog nooit gehoord.’

Beter verdedigen door een seconde in de toekomst te kijken

De club wil dat Sumpter zich het komende seizoen nog intensiever gaat bemoeien met Hammarby’s transferbeleid – en dat gaat ook gebeuren. Maar hij vindt zelf het werken met spelers en coaches interessanter en vernieuwender. Met name als het gaat om het gebruik van ‘off the ball’-data.

Om dat te doen, hebben hij en natuurkundige Fran Peralta enkele modellen Eén model gaat over pass probabilities – de kans dat een bepaalde pass aankomt – en borduurt voort op van Will Spearman, data-analist bij Liverpool. Een ander model benadert de waarde van balbezit op elke positie op het veld (gemeten in doelpunten) – en dus de pass impact, de waarde van een pass.

Als je deze twee modellen combineert, kun je tot interessante inzichten komen. Bijvoorbeeld: hoe groot is de kans dat pass X naar speler Y aankomt, en hoe groot is de kans dat speler Y uit die positie scoort? Combineer die twee – het risico en de beloning – en je krijgt een expected value van een pass.

Je kunt – kortom – op elk moment van de wedstrijd de beelden stopzetten, en één seconde in de toekomst kijken: wat was de beste beslissing geweest op dit moment? Perfect is zo’n model niet, zegt Peralta. ‘Maar je hebt wel een mooie basis voor gesprekken met spelers en coaches over de keuzes die ze maken in het veld.’

YouTube
Sumpter legt uit hoe hij spelers in de toekomst laat kijken.

Een ander model dat Sumpter en Peralta gebruiken is geïnspireerd op van Javier Fernández en data-analisten van FC Barcelona en de Californische basketbalploeg Sacramento Kings, en betreft de controle die een ploeg over een bepaald gedeelte van het veld heeft. Hoe schep je ruimte voor jezelf, en sluit je ruimte voor de tegenstander af?

Met name bij het trainen van het is dit effectief gebleken. Een goede restverdediging is een voorwaarde voor Hammarby’s aanvallende speelwijze: als de ploeg aanvalt, moeten Hammarby’s verdedigende spelers zich zo opstellen dat balverlies niet meteen tot een gevaarlijke tegenaanval leidt.

In Hammarby’s speelwijze betekent dit vaak dat verdedigers naar voren moeten lopen. Dit is niet eenvoudig: de natuurlijke neiging van spelers is om naar achteren te lopen. Het model wijst ze op hun optimale positie: hier moet je staan om een zo groot mogelijke kans te hebben de bal te veroveren.

YouTube
De twee assists van rechtsback Simon Sandberg tegen Djurgardens.

Als je je KPI niet haalt, maar toch de beste bent: wat dan?

Kortom: Sumpter en Peralta hebben een plek verworven in de routine van spelers rond wedstrijddagen. De patronen waarin de komende tegenstander passt, de manier waarop ze voorzetten geven, de zwakke hoek van de keeper – al dit soort dingen geven ze door aan coaches en spelers.

Verder is er een doorlopende discussie in de spelersgroep over schotlocaties: van welke afstand heeft het zin om de schieten? Aan het begin van het seizoen liet Sumpter zien hoe zinloos schoten van buiten het strafschopgebied zijn, uitgedrukt in scoringskansen.

‘Op de training lachen we elkaar soms uit om een “2-procentschot” of een “7-procentschot”’, zegt middenvelder Imad Khalili.

Maar het interessantste effect hadden ze mogelijk op de key performance indicators van de club: de manier waarop de club zijn voortgang meet. De club had in 2017 gekozen voor de vijfsecondenregel. Specifiek: hoe vaak heroveren we de bal binnen vijf seconden op de helft van de tegenstander?

Toen Sumpter deze zomer keek naar de cijfers, zag hij dat Hammarby laag scoorde op deze KPI. Het leidde – na ongeloof – tot onrust: houden we ons wel aan onze langetermijndoelstellingen?

‘Op de training lachen we elkaar soms uit om een “2-procentschot” of een “7-procentschot”’

Sumpter maakte op bescheiden wijze duidelijk dat dit niet zo belangrijk was: ‘Ik zei: het klopt dat we onze KPI niet halen. Maar wat doet dit ertoe als we de beste aanval van de Allsvenskan hebben?’ Want inderdaad: geen ploeg in Zweden die zo veel kansen creëert of als Hammarby.

Wat was dan wel het geval? Sumpter keek verder in de data. In het midden van het veld, vlak voor de eindzone, bleek Hammarby het hoogste aantal balveroveringen-binnen-vijf-seconden van de hele competitie te hebben. Dat was weer het gevolg van het feit dat de ploeg nu eenmaal veel balbezit had in het midden van het veld. Daar speelde de ploeg de bal rond, geduldig wachtend op een gaatje, en als dat gaatje er was, kwam de ploeg snel tot een doelpoging.

Kortom: prima balbezitvoetbal.

De ploeg deed precies wat de club van plan was – alleen net even iets verder van de goal van de tegenstander. Was daar iets mis mee? Na enkele weken discussie was de conclusie: nee. De KPI meet niet wat we willen meten. En dus – aldus Sumpter – moet je je daar ook niet op blindstaren.

Een conclusie die twee interessante, maar niet hardop gestelde vragen opwierp: hoe goed snapt een club het voetbalspel eigenlijk? En wat was er gebeurd, als het kalme advies van een wiskundehoogleraar er niet was geweest?

Hoeveel geld is 1 of 2 procent verbetering waard?

Sumpter zit tot en met het seizoen 2020 bij Hammarby – dan is de beurs van de Stichting voor Strategisch Onderzoek op, en stopt het experiment.

Wat hij zelf denkt dat zijn meerwaarde is? Sumpter: ‘Ik leer heel veel van Ola en Jesper. Als ik daar 1 of 2 procent aan kan bijdragen, dan is dat veel.’ Het arrogantiegebod van Ola Larsson is duidelijk uitgewerkt.

Maar wat het werkelijke effect ook is: na 2020 moet Hammarby er zelf voor betalen. Het wordt een interessante tussentijdse test voor de analytics-beweging in het voetbal: kunnen datawetenschappers zich zo nuttig maken voor een voetbalclub dat de voetbalclub er serieus geld voor over heeft?

Meer lezen?