Karl Dittrich was net klaar met zijn toespraak over het hoger onderwijs, toen de Roemeense rector van de universiteit van Brasov het woord nam. ‘Leuke verhalen vertelt u, maar realiseert u zich wel dat onze grootste zorg de úítstroom van talent is? De EU vraagt ons solidair te zijn met jullie, terwijl jullie alles hebben en niks terugdoen.’

Hoe graag Dittrich het ook had willen ontkennen, de rector had een punt. Sinds 2017, toen Dittrich aantrad als voorzitter van de Europese organisatie voor onderwijskwaliteit kreeg hij dezelfde klacht vaker te horen als hij op werkbezoek ging naar universiteiten in Zuid- en Oost-Europa: ‘Jullie braingain is onze braindrain.’

Daar had Dittrich in zijn vorige functie zelf aan bijgedragen.

Sinds 2006 verviervoudigde het aantal internationale studenten in Nederland. Tussen 2013 en 2017 was Dittrich voorzitter van de en moest er in die functie mede voor zorgen dat de beste studenten en wetenschappers naar Nederland zouden komen, dat Nederland de war for talent zou winnen. 

Nu is hij er niet meer zo zeker van dat die strijd een goed idee is. Afgelopen juli schreef Dittrich een opiniestuk op de website waarin hij de noodklok luidde: de ongelijkheid tussen Europese landen groeit, en de concurrentie tussen Europese universiteiten draagt daaraan bij. 

Interessant, dus wil ik Dittrich al een tijdje spreken. Maar ik moet geduld hebben. Na een paar interviewverzoeken vindt hij uiteindelijk een gaatje, tussen zijn werktrip naar Armenië en een reeks afspraken in Brussel door. Eén voorwaarde: hij wil koste wat het kost naar - Almere City die avond, en moet dus op tijd de trein hebben.

Dittrich heeft zijn MVV-sjaal al om als hij het rumoerige restaurant op Amsterdam Centraal waar we hebben afgesproken binnenkomt. Een hartelijke begroeting in Limburgse tongval volgt. We hebben een klein uur de tijd.

In uw nieuwe functie zegt u de andere kant van de Nederlandse braingain te zien.

‘Ik zie het nu veel helderder. Ik ben me ervan bewust dat de boodschap van de VSNU eenzijdig was. Destijds had Gerard Meijer, collegevoorzitter van de Radboud Universiteit, het al goed door. Hij zei: “We moeten iets doen om de mensen in Oost-Europa mee te nemen, anders maken we de kloof groter.” Maar de meeste bestuurders van de Nederlandse universiteiten zijn er toch vooral voor hun eigen universiteit.’

Wordt daar inmiddels door politici en universiteitsbestuurders wel over nagedacht?

‘Heel weinig. De focus op bijvoorbeeld het verhogen van het percentage studenten dat na z’n studie in Nederland blijft, is op de korte termijn gericht. In sommige landen, zoals Litouwen, is al zo’n tien à vijftien procent van de populatie weggetrokken. En dat zijn niet de stomsten. Het risico? Dat Europa uit elkaar valt.’

Zou Nederland de buitenlandse instroom dan moeten beperken, om de uittocht elders te verminderen?

‘Nee, dat gaat toch niet lukken. Je mag Oost- en Zuid-Europese studenten en wetenschappers de kans niet ontnemen zich zoveel mogelijk te ontplooien. Meer samenwerking tussen Oost- en Zuid-Europa kan een grotere bijdrage leveren aan het tegengaan van die braindrain. Ik heb het idee dat je het woord in Europees verband bijna niet meer mag gebruiken, maar het gaat echt om solidariteit.’

In plaats van minder Europese samenwerking, minder mobiliteit, ziet Dittrich de oplossing juist in méér Europa. Hij haalt het meesterplan aan dat de Franse president Emmanuel Macron in september 2017 presenteerde tijdens een toespraak aan de Sorbonne-universiteit in Parijs.

Een ‘Europese universiteit’ zou volgens Macron moeten bestaan uit een netwerk van bestaande universiteiten, geografisch verspreid over Europa. Die universiteiten zouden gezamenlijke collegeprogramma’s aan moeten bieden, waarin studenten tijdens hun opleiding een of meerdere malen wisselen van universiteit.

De Europese Commissie vond het een goed idee. Universiteiten konden zelf aangeven met wie ze zouden willen samenwerken in zo’n Europese universiteit. Afgelopen donderdag werden de eerste zeventien netwerken ingewijd voor een pilot. Onder andere de Universiteit Utrecht, Maastricht University, de Universiteit van Amsterdam en Universiteit Twente doen mee.

Waarom zouden ‘Europese universiteiten’ wél de oplossing zijn?

‘Het is goed dat er wordt gekeken: in welke netwerken gaan we écht investeren? Een voorwaarde was dat er een geografische balans moest zitten in de netwerken. Ik denk dat universiteiten in Oost- en Zuid-Europa zo kunnen aanhaken bij die in Noord- en West-Europa.’

De kans bestaat dat ze juist verder worden leeggezogen. Dat een Nederlandse universiteit in zo’n netwerk nog beter ziet welk talent in Slowakije of Letland rondloopt, om die talenten vervolgens alsnog naar Nederland te halen.

‘Dat is een van de belangrijkste uitdagingen: slagen we er ook in een stroom die kant op te krijgen? Het zou kunnen zijn dat ze daar een opleiding deels in het Engels of Duits moeten aanbieden.’

Ik eerder dat u tegen verengelsing om het verengelsen bent.

‘Je moet het doen met een bepaald doel, er moet beleid achter zitten. Dan is het zinvol. De student moet ook verrekte goed weten: ik ga naar die Engelstalige opleiding en dat is om die en die reden.’

Het risico is dat Oost- en Zuid-Europa het onderwijs verengelst om de braindrain tegen te gaan.

‘Als dat een effect zou zijn, zou ik dat niet eens zo erg vinden. Het is overigens niet alleen braindrain. We moeten er ook iets doen met de mensen die wél blijven. Sommige landen zijn pas dertig jaar geleden echt onafhankelijk geworden. Studenten in die landen wachten vaak op instructie van boven. Voor ze zélf wat durven te doen, ben je twee generaties verder. Ze moeten leren durven, creativiteit ontwikkelen.’ 

Illustraties door Hans Klaverdijk (voor De Correspondent)

Ik vraag me af of de netwerken daadwerkelijk verschil gaan maken, of dat de ‘Europese universiteit’ oude wijn in nieuwe zakken is. Een fancy etiketje op internationale samenwerkingsverbanden,  

Want met die ‘Europese universiteiten’ is vooralsnog amper geld gemoeid. Elke Europese universiteit krijgt vijf miljoen euro van de EU om de samenwerking tot stand te brengen. Dat geld gaat grotendeels op aan de ambtelijke ondersteuning van het project. 

Oost-Europese landen willen dat ook het EU-budget voor onderzoeksbeurzen gelijker wordt verdeeld over de landen, maar dat ziet Nederland dan weer niet zitten.

‘Vanuit hun perspectief is het begrijpelijk, maar het zou slecht zijn voor het onderzoek als we stoppen met de verdeling op basis van excellentie. De druk uit die landen wordt wel groter. Het is het lastige aan de opstelling van Nederland ten opzichte van Europa. Willen we dat Europa zich ontwikkelt, of zitten we liever voor een dubbeltje op de eerste rang.’ 

Ik kom uit Groningen, u uit Limburg. Op nationaal niveau zijn dat krimpregio’s, studenten en hoogopgeleiden vertrekken naar Amsterdam, Rotterdam – de Randstad. Groeit West-Europa uit tot de Randstad van de Europese Unie? 

‘Ja, voor een deel is dat zo. Dat hoeft ook niet erg te zijn, zolang er in de periferie maar genoeg activiteiten zijn om het leven de moeite waard te maken. Als je daar niet in investeert, krijg je echt een Europa van twee of drie snelheden. Je veroordeelt die landen dan bijna tot een bestaansminimum.’

Het uur is om. Dittrich moet door naar Maastricht, door naar zijn club. MVV wint die avond met 3-2 van Almere City en klimt naar de zeventiende plek op de ranglijst – toch een beetje het Letland van de Keuken Kampioen Divisie.