De moderne mens komt met oordoppen – en wordt langzaam overgevoelig voor geluid van de ander
Van kantoortuinen tot treincoupés, de mens met de koptelefoon neemt de publieke ruimte over. Noisecancelling belooft rust, focus en efficiëntie, maar levert ons collectief een grotere prikkelbaarheid op. (Dit artikel is ook te beluisteren.)
In een rumoerige koffietent schrijft een vrouw aan haar boek. Ze heeft haar koptelefoon met noisecancelling op, die ze onlangs voor een paar honderd euro kocht. Door haar oordoppen klinkt een playlist met... geluiden van een koffietent.
De schrijfster – een collega – bekende het ons met enige schroom. Met deze efficiënte methode hoorde ze wel het kalmerende rumoer van klingelende kopjes en gedempte stemmen, maar niet het geklets van de luidruchtige types aan de tafel naast haar.
De moderne mens komt met oordoppen. Bose, dat al sinds het begin van de eeuw koptelefoons maakt die achtergrondgeluiden neutraliseren, heeft de afgelopen jaren zware concurrentie gekregen van betaalbare alternatieven. Noisecancelling is een miljardenmarkt.* Apples nieuwste AirPods Pro dempen ongewenste ruis en Amazon introduceerde met z’n Echo Buds onlangs een goedkopere concurrent.
Geen wonder, het moderne leven is luid en chaotisch en de moderne mens krijgt al genoeg prikkels te verstouwen. Voor ons welzijn en onze productiviteit wordt het steeds crucialer geacht om die prikkels te reguleren, ook waar het geluid betreft. Big Tech speelt op dat sentiment in en versterkt het.
En dus zetten we onze koptelefoon met noisecancelling op en vragen Alexa of Siri het omgevingsgeluid te dimmen en onze favoriete podcast, persoonlijke mood-playlist, of kalmerende oerwoudgeluiden op te zetten.
De koptelefoon met noisecancelling belooft een oase van rust, waarin je je kunt terugtrekken uit de dagelijkse hectiek van trein of kantoortuin, zonder aan mobiliteit of efficiëntie in te boeten.
Zo kan iedereen zich verstoppen in zijn persoonlijke geluidsbubbel, afgeschermd van de herrie van anderen. Want als je dan geluid moet horen, dan wel graag jouw eigen, hoogstpersoonlijke geluid.
De mens met de koptelefoon staat voor een groeiende behoefte om te controleren wat we wel en niet horen in een wereld die steeds voller wordt. Een begrijpelijk streven, maar wat doet het met ons wanneer we onze oren sluiten voor de wereld om ons heen?
Geluidsoverlast is slecht voor de volksgezondheid
Dat de mens rust zoekt om zich te concentreren is niets nieuws. Al eeuwen wordt allerlei goeds in verband gebracht met stilte, en allerlei negatiefs met rumoer. In een voorloper van het Bijbelse zondvloedverhaal doet de Mesopotamische god Enlil geen oog dicht door het lawaai van irritante mensen. Hij besluit de gehele mensheid dan maar uit te roeien met een zondvloed.
We maken voortdurend onderscheid tussen slecht geluid en goed geluid. Goed geluid, dat is muziek of zachte natuurgeluiden – tjirpende vogels, kabbelende beekjes, regen op een zacht bladerdek. Geluiden die op de achtergrond kunnen verdwijnen. Slechte geluiden zijn hard, industrieel, ingewikkeld of afstotend.
Nieuw is dat geluidsoverlast steeds vaker in verband wordt gebracht met negatieve gevolgen voor de volksgezondheid. Verhoogde risico’s op uiteenlopende ziektebeelden – van hartinfarcten tot depressies – hebben allemaal te maken met geluid en de stress die het oplevert.
In 2018 verscheen er een Europese richtlijn voor omgevingsgeluid van de Wereldgezondheidsorganisatie, waaruit bleek dat huidige geluidsnormen significante gezondheidsrisico’s met zich meebrengen – als die überhaupt gehaald worden.
Slecht geluid wordt niet langer alleen lelijk of irritant bevonden, het is ook ongezond
Dat argument wordt dankbaar gebruikt. Hoewel er geen bewijs is dat de wereld luider is geworden, nam het aantal klachten over geluidsoverlast van buren de laatste jaren met 10 procent toe.* In Nijmegen haalde een groep bewoners de internationale pers door de rechter te vragen kinderen te verbieden om te voetballen op het schoolplein voor hun deur. De architectuur van de gebouwen rondom het plein maakte dat het spelgeluid zo hard weerkaatste dat het de overlastnorm overschreed. De bewoners meldden gezondheidsklachten en psychologische problemen.
Slecht geluid, zo blijkt, wordt niet langer alleen lelijk of irritant bevonden, het is ook ongezond.
‘Goed geluid’ sluit aan bij de controlebehoefte
Een mogelijke oplossing: slecht geluid met goed geluid maskeren. Ook dat is niets nieuws. Al in de Griekse mythologie vinden we voorbeelden van geluidscontrole. De dichter Orpheus produceerde met zijn lier zulke goddelijke geluiden dat hij het dodelijke gezang van de sirenen maskeerde, en zo de bemanning van zijn schip Argo veilig langs hun eiland loodste.
De Orpheus van vandaag is een stuk techniek.
De geluidsmaskerende technologie in onze noise-cancelling headphones – die werken door geluid met geluidsgolven te neutraliseren – stamt af van een uitvinding om beter te kunnen slapen. Het Amerikaanse bedrijf Marpac bedacht halverwege de vorige eeuw de SleepMate, een kastje voor naast je bed dat een zachte ruis produceerde om omgevingsgeluid te maskeren, voor een betere nachtrust.
De SleepMate verkocht aanvankelijk niet bijzonder goed, totdat Marpac hem begon te verkopen als studiehulp (het SoundScreen). Het bedrijf lanceerde een campagne om hem als sound conditioner – het audio-equivalent van de airco – te associëren met huiselijkheid, rust en concentratie.
De belofte van concentratie is waar veel van onze huidige noisecancelling-aanbieders nog steeds mee schermen.
Marpac maakt z’n slaapkastjes nog steeds, maar ze concurreren inmiddels met talloze apps, speciale oordopjes, en zelfs een soort knuffelboon (die klinkt als Darth Vader), die de optimale geluidscondities zouden creëren om tot rust te komen. De SleepMate gaat tegenwoordig als Dohm door het leven, om te helpen bij iets dat Yogasleep heet.
Mediawetenschapper Mack Hagood spreekt in zijn boek Hush* van een trend in technologische geluidscontrole. Hij stelt dat steeds meer apparaten zich richten op controle van de individuele geluidsomgeving, om voor ons een perfecte gemoedstoestand te creëren. En dat beperkt zich niet tot een goede nachtrust.
De snelstgroeiende techmarkt richt zich op onze oren – de zogenaamde ‘hearables’. Het is een verzamelnaam voor verschillende soorten vernuftige dopjes, gehoorapparaten, koptelefoons, en zelfs zonnebrillen met speakertjes erin verwerkt. Wat al deze apparaten gemeen hebben is dat ze draadloos zijn, verbinden met je telefoon, steeds meer ‘voice-assistants’ als Alexa (Amazon) of Siri (Apple) ingebouwd hebben, en vaak noisecancelling functies met zich meebrengen.
Volgens Hagood passen deze apparaten bij onze informatiegedreven wereld, waarin we zo veel mogelijk informatie tot ons (moeten) nemen. Dat levert een aversie op tegen ruis, de stoorzender die ons ervan weerhoudt de juiste info te absorberen.
De informatieverslaafde moderne mens associeert ‘goed’ geluid dan ook met efficiëntie en zelfexpressie, schrijft Hagood. Slecht geluid is dat wat je daarvan weerhoudt. Het antwoord van techbedrijven bestaat uit individualistische oplossingen in dienst van de optimale gemoedstoestand.
Dat vinden veel mensen heerlijk. ‘Ik wil in mijn eigen filterbubbel wonen!’ citeert Hagood een techjournalist die de nieuwste orfische oordopjes uitprobeert. Groeiende controle over de omgeving is ingebakken in het (technologisch) vooruitgangsdenken, en dat is in talloze apparaten terug te zien, en horen.
De nadelen van je eigen geluidsbubbel
Maar het perfectioneren van onze geluidsbubbels maakt ons ook gevoeliger.
Neurologisch onderzoek heeft in de jaren negentig al aangetoond* dat gehoor gevoeliger wordt in stille omgevingen. Ons gehoor, net als ons zicht, past zich constant aan het gemiddelde niveau van onze geluidsomgeving aan.
Vergelijk het met een kaars, die in een donkere kamer feller afsteekt dan bij daglicht. Je oren ervaren een geluid veel luider in een stille kamer dan in een volle concertzaal. Als je bij een concert staat te dansen en daarna een rustige ruimte betreedt, staan je oren nog op standje ‘concertzaal’, en draait je brein het volume van de geluiden die er wel zijn omhoog. Voor de meeste mensen klinkt dat als een piep.
Wanneer je die piep, of een ander geluid, als vervelend, naar, of ‘slecht’ ervaart, kan dit het effect van de volumeknop in de hersenen versterken. Daardoor kan je volgens Hagood in een negatieve spiraal van alertheid terechtkomen.
Je gehoor is vatbaarder voor zo’n spiraal dan je zicht. Als je iedere dag acht uur in het donker zit, ga je daar niet veel beter door kijken. Dagelijks in een noise-cancelled omgeving zijn om irritatie te drukken, daarentegen, maakt je wel veel gevoeliger voor elk geluid dat nog doorkomt. Wanneer de buren bijvoorbeeld een feestje geven en je je oordoppen inplugt, raak je mogelijk juist extra gespitst op wat ze doorlaten. Het maakt de herrie haast nog irritanter.
Zo levert onze voorkeur voor rust, focus en efficiëntie – behalve kantoortuinen vol koptelefoons – ook een grotere collectieve prikkelbaarheid op.
Je eigen geluidsbubbel als teken van luxe en succes
Geluidsperceptie is niet alleen fysiologisch. Hoe jij geluid ervaart is een hoogstpersoonlijk samenspel van je trommelvliezen, je hersenen en, niet in de laatste plaats, je culturele achtergrond.
In haar boek Beyond Unwanted Sound beschrijft de Engelse geluidswetenschapper Marie Thompson hoe onze opvatting van lawaai allerlei aannames met zich meebrengt over degenen die lawaai maken, ingegeven door onze culturele, sociale of economische achtergrond.
In Noord-Engeland belandden lawaaierige muziekpodia en culturele instellingen de laatste jaren bijvoorbeeld steeds vaker in dunbevolkte, postindustriële gebieden aan de rand van steden, waar ze volop herrie konden maken.
De bruisende energie die deze plekken ontketende, werd vervolgens ingezet als marketingstrategie om rijkere, wittere bewoners te trekken. Ironisch genoeg klaagden die vervolgens over geluidsoverlast, waardoor die instellingen moesten sluiten en die gebieden weer stiller (en witter) werden.
Stilte is een luxe, zo laat Thompson zien, die je kunt opeisen als je de juiste middelen hebt. De eerste versies van Boses koptelefoon met noisecancelling werden niet voor niets expliciet gemarket aan zakenmannen, heren in maatpak die businessclass vliegen en wel wat kalmte kunnen gebruiken in hun drukke werkende bestaan.
In een cultuur waar geluid wordt geïnterpreteerd als potentieel lawaai en steeds zwaarder weegt op onze emotionele terugkoppeling, waar oplossingen worden geboden met vage connotaties van vooruitgang, concentratie, creativiteit, en ‘goed’ voelen, stijgt stilte onvermijdelijk in waarde. Dat het ook geassocieerd wordt met luxe en succes, maakt het des te aantrekkelijker.
Daarmee is volgens Thompson niet gezegd dat lawaai niet ook fijn kan zijn. In haar eigen, gemengde buurt bijvoorbeeld, is het op straat vaak rumoerig. Sommige buurtbewoners klagen hierover. Thompson ervaart het juist als geruststellend als ze ’s nachts alleen naar huis loopt en ze haar buren op straat hoort.
Hard geluid is ook niet per se niet slecht, aldus Thompson. Het kan prettig zijn om je te laten meevoeren met een bepaald trillend basgeluid bijvoorbeeld – iets wat menig feest- of concertganger zal beamen.
Kun je je reactie op geluid veranderen?
Wat voor de een klinkt als herrie, klinkt voor de ander als gemeenschap, veiligheid, thuis. Of als een feestje.
Natuurlijk, een harde knal naast je oor is slecht voor je gehoor en langdurige blootstelling aan hinderlijk geluid is voor niemand goed. Maar hoe jij je voelt als je iets hoort is een optelsom van allerlei factoren.
In haar boek How Emotions Are Made legt de psycholoog Lisa Feldman Barrett uit dat emoties geen objectieve of automatische reacties zijn. Ze zijn aangeleerd. Onze emotionele respons op een prikkel staat niet vast, maar is aan verandering onderhevig. Die verandering kan neurologisch zijn, maar ook cultureel, of persoonlijk. In de praktijk is het vaak een combinatie van allemaal.
Zo ook met geluid: klassieke muziek is niet inherent beter dan death metal, en natuurgeluiden zijn niet inherent beter dan het rumoer van een café.
Barretts theorie, die tamelijk baanbrekend is in de psychologie, impliceert dat we een grotere rol spelen in ons eigen emotionele leven dan we lang aangenomen hebben. Als lawaai in the ear of the beholder zit, betekent dat ook dat de reactie op binnenkomende geluidsprikkels niet vastgeroest is.
Het mes snijdt, kortom, aan twee kanten. Mensen kunnen zich inderdaad steeds meer ergeren aan kleine geluidjes, maar ze kunnen er ook tot op zekere hoogte mee om leren gaan.
Thompson en Hagood sluiten zich in hun boeken bij die gedachte aan. Ze bepleiten een verruiming van het scala aan emoties die geluiden in ons opwekken. Niet omdat iedereen per definitie overprikkeld is, en niet omdat mensen die geluidshinder ervaren aanstellers zijn, maar omdat geluid zich nu eenmaal niet goed laat controleren, ook niet in onze toenemende controlecultuur.
‘Lawaai is een symptoom’, zoals Hagood stelt, van die controlecultuur, en de manier waarop we met lawaai omgaan zegt iets over onze relatie met onze omgeving, met elkaar, met onszelf. Hagood en Thompson roepen op onze oren te openen, iets meer stil te staan bij wat zich in onszelf voltrekt als we de geluiden van een ander afdoen als ‘herrie’.
Zo bezien zijn koptelefoons met noisecancelling symptoombestrijding. Als toevlucht uit een overprikkelende wereld helpen ze, zolang de batterij het uithoudt.