Hoe Europees is het Europese belang eigenlijk?
Als we van de euro niets wijzer zijn geworden, het voordeel van de interne markt betwistbaar is en we van Chinese bedrijven vooralsnog niets te vrezen hebben, dan is meer Europa toch zeker wel noodzakelijk om ons teweer te stellen tegen de toenemende internationale macht van landen als China, Brazilië, India en Kijk maar naar de Oekraïne. Gaan we geopolitiek gesproken niet door het putje als kleine tot middelgrote Europese natiestaten niet de koppen bij elkaar steken en uit één, keurige Europese mond spreken?
Het lijkt vanzelfsprekend – de enige manier om ervoor te zorgen dat Europa met een populatie van slechts zeven procent van de wereldbevolking haar invloed in de wereld kan behouden is door samen te werken. De Europese Commissie zegt het in een toekomstverkenning uit 2011 zelf: als Europa verdeeld blijft, halveert het aandeel van Europa in de wereldeconomie in 2050: van dertig naar vijftien procent. Alleen als Europa verder integreert en nationale politici nationale belangen transcenderen – in Brussel steevast ‘Europese renaissance’ genoemd – kan de neergang worden gekeerd.
Deze redenering is wijdverbreid. Je vindt hem in Jonathan Holslags goed ontvangen De kracht van het hij figureert in minister Timmermans’ Staat van de Europese Unie, in Guy Verhofstadts Van der Leeuw-lezing van november vorig jaar, in het verkiezingsprogramma van de VVD, en in bijvoorbeeld een schemerig pamflet van de Parijse lobbyorganisatie Eurofi van oud-IMF president - en meesterlobbyist voor de bancaire sector - Jacques de Larosiere dat onomwonden pleit voor meer Europa in supranationale financiële toezichtsorganen.
De redenering dat alleen een geïntegreerd Europa haar mondiale politieke invloed kan behouden, valt uiteen in twee delen. Ten eerste dat er kapers op de kust zijn en dat de geopolitieke invloed van Europa bedreigd wordt. En ten tweede dat meer Europa daarop het antwoord is. Maar daar vallen behoorlijk wat kanttekeningen bij te plaatsen.
Als je kijkt naar de organisaties die Eurofi als voorbeelden noemt van gremia waar het Europese geluid meer gehoord zou moeten worden – de Financial Stability Board, die voorstellen doet voor verbetering van de mondiale financiële stabiliteit, en het Bazels Comité voor Bancair Toezicht, dat eisen stelt aan de kapitaalbuffers van banken – kom je ogenblikkelijk een stevige vertegenwoordiging van Europese landen tegen.
Van de 48 landen die vertegenwoordigd zijn in het bestuur van de Financial Stability Board is ruim een derde afkomstig uit de EU, waaronder de voorzitter. Hetzelfde geldt voor het Bazels Comité voor Bancair Toezicht: van de 27 leden komen er negen uit de EU, waaronder kleine landen als Luxemburg en Nederland. En van de tien voorzitters die het Comité sinds 1974 heeft gehad, kwamen er acht uit de Europese Unie.
Welke organisatie uit het onvolprezen overzicht van supranationale toezichthouders, Global Business Regulation van John Braithwaite en Peter Drahos, je ook kiest en waar die organisatie zich ook mee bezighoudt – of het nu luchtvaart, racisme, voedsel, milieu, boekhoudregels of telecommunicatie is – overal tref je een oververtegenwoordiging van Europeanen aan. En niet zelden ook nog eens met een Europeaan aan het hoofd. Het supranationele plaatje lijkt verdacht veel op de persfoto van de G7 die onlangs in Den Haag neerstreek: een overweldigende meerderheid aan witte, oudere Europese mannen. Is dat tanende gepolitieke Europese invloed? Is dat de eeuw van Azië?
Betwistbaar is ook de claim dat meer Europa het antwoord is. De aanname is namelijk dat er daadwerkelijk zoiets zou bestaan als een gedeeld Europees belang dat een Europese stem zou vereisen. Die aanname is ongerijmd.
Neem de kersverse Bankenunie. Prima zo’n unie, maar Duitsland wil per se niet opdraaien voor de kosten voor herkapitalisering van Spaanse, Italiaanse of Griekse banken. De uitkomst: geen herkapitalisering op kosten van Duitse belastingbetalers. Prima dat Europese bancaire toezicht, maar Duitsland wil zelf de eigen regionale staatsbanken blijven controleren. De uitkomst? Duitsland krijgt zijn zin.
Of neem de interne markt. Geen staatseigendom van private beursgenoteerde ondernemingen, zo gebiedt de EU. Maar Duitsland wil dat zijn stemrecht over de grootste autofabrikant ter wereld buiten schot blijft. De uitkomst? Duitsland krijgt weer zijn zin.
Of neem de Oekraïne. Rusland moet worden gestraft. Daarover is iedereen het eens. Maar hoe en wie draait er voor op? En dan blijkt plotsklaps dat Duitsland namens Siemens spreekt, Nederland namens Shell en de brievenbusmaatschappijen, het Verenigd Koninkrijk namens BP en The City, Italië namens energiegigant ENI en Frankrijk namens de werven die op het punt staan Rusland twee offensieve helikoptervliegdekschepen te leveren.
Europese afspraken? Een goed idee, behalve als ze niet goed uitkomen. En ja, grote landen komen daar makkelijker mee weg dan kleine.