Podcast: Schrijver Oek de Jong verplaatste zich jarenlang in iemand die per ongeluk een misdrijf pleegde

Lex Bohlmeijer
Correspondent Goede gesprekken
Portret van Oek de Jong aan een tafel in zijn woonkamer.
Oek de Jong. Foto: Marijn Smulders (voor De Correspondent)

Deze week in mijn podcast Goede gesprekken: schrijver Oek de Jong, die me een inkijkje geeft in hoe hij schrijft. Hij vertelt hoe hij scènes voor zijn nieuwe roman Zwarte schuur schreef, en soms wel zeven keer herschreef. En al die tijd droeg hij in zijn hoofd een protagonist mee, die een misdrijf op zijn geweten had.

Vanaf zijn eerste roman, Opwaaiende zomerjurken, heb ik me altijd zeer sterk aangetrokken gevoeld tot het werk van Dat heeft veel te maken met de zinderende zintuiglijkheid van zijn stijl. De beschrijvingen van de geuren, de kleuren, de klanken ook, maken het lezen in de eerste plaats tot een sensuele ervaring.

Dat is in zijn nieuwe roman, niet minder het geval. Maar er hangt voortdurend ook een donkere wolk boven het hoofd van de lezer. Ik dacht steeds: wanneer valt het zwaard, wanneer slaat het onheil toe?

Dat heeft te maken met een van de sleutelscènes in het boek: een gruwelijk, tragisch ongeluk, half misdrijf, dat zich voltrekt in een grote zwarte schuur op Zuid-Beveland. Een jongen van veertien wordt in elkaar geslagen door een drietal jongens van het eiland, hij is diep vernederd. Dan wordt hij opnieuw in het nauw gedreven, door een meisje dat zich aan hem opdringt. Hij duwt haar van zich af, zij valt van de hooizolder en sterft. 

Als er eenmaal een taboe wordt doorbroken, een grens overschreden, ontstaat er een fatale keten van gevolgen

Het zou iedereen kunnen overkomen, maar het werpt een lange schaduw over het leven van de jongen, Maris. Zoals in een klassieke tragedie, als er eenmaal een taboe wordt doorbroken, een grens overschreden, ontstaat er een fatale keten van gevolgen, die vaak tot meer geweld leiden en onhoudbaar zijn. ‘Dit is het onbeheersbare. Het zit ergens in je.’

Het ongeluk speelt op als Maris, succesvolle schilder, zich op 59-jarige leeftijd midden in een huwelijkscrisis bevindt. Dat is waar Zwarte schuur vooral over gaat: een diepe liefdescrisis. En De Jong drijft zijn protagonisten met veel onheilspellende kracht tot dat punt waar het in een crisis altijd om gaat: sterven of genezen. 

Het verhaal krijgt een wending die je niet verwacht maar die in lijn is met zijn eerdere werk: uiteindelijk kiest de schrijver toch altijd voor de vitaliteit. Maar hij laat je achter met het indringende besef dat wij daar als mens maar weinig over te zeggen hebben, speelbal als we zijn van onbekende krachten. 

Bij het schrijven van een roman daalt Oek de Jong diep in zichzelf af, zoals hij dat zelf noemt. Hij moet jarenlang leven met een personage dat een misdrijf op zijn geweten heeft. Sommige scènes heeft hij wel zes of zeven keer herschreven. Daarom duurt het ook lang voordat een nieuwe roman verschijnt: Zwarte schuur heeft zeven jaar op zich laten wachten.

Wat mij fascineerde: dat hij een indringende ervaring die hij al eens beschreef in zijn dagboek Wonderen van de heilbot, nu, twintig jaar later, gebruikt in zijn roman – omgesmeed tot literair materiaal. Als je de twee fragmenten naast elkaar legt, vang je een glimp op van het creatieve proces van deze grote Nederlandse auteur.