In de cafetaria van de Hema: zenuwpees, zenvriendin en de opdringerige whatsapper
‘Ik word er gek van.’ Een gesprek tussen twee vriendinnen. Elke maand hang ik rond op een plek waar iedereen weleens komt, maar waar niemand het fijne van weet. Dit keer: in het zelfbedieningsrestaurant van de Hema in de binnenstad van Dordrecht. Deel 2.
‘Kijk nou. Moet je eens kijken.’
Twee vrouwen van achterin de veertig, beiden in spijkerbroek, beiden in getailleerd leren jasje. Alsof ze het hebben afgesproken. Maar de ene draagt een zwart T-shirt en de andere een beige truitje. En de ene is zichtbaar opgewonden: haar stem schiet steeds omhoog. Haar linkervoet slingert als een pendule onder de tafel. De ander is de rust zelve.
Zenuwpees duwt zenvriendin een lila smartphone in het gezicht. ‘Kijk dan. Kijk dan. Dit is toch niet normaal.’
De meeste gesprekken in dit zelfbedieningsrestaurant zijn niet meer dan flarden. Achtergrondmuziek valt weg tegen kabbelend geroezemoes. Gepraat verdwijnt in het gerinkel van kopjes. Maar aan deze dialoog valt niet te ontkomen.
Ik wens je een fijne dag? Echt niet. Dat maak ik zelf wel uit
‘Hier. Dit zijn alleen nog maar de sms’jes van gisteravond. Zestien stuks. ‘Heb je het wel lekker warm?’ ‘Hou jij ook zo van de sauna?’ ‘Lig je altijd zo vroeg in je bedje.’ Ik word er gek van. Hij dringt zich op.’
‘En moet je zien. Dit zijn dus de eerste berichten van vanmorgen. Veertien. VEERTIEN. Het is kwart over negen. Waar houdt dit op?’
‘Het begon al om even over zeven: ‘Ik wens je een fijne dag.’ Ik wens je een fijne dag? Echt niet. Dat maak ik zelf wel uit. En moet je kijken, moet je kijken. Dat gaat zo maar door.’
‘Maar je kunt hem toch blokkeren.’ De vriendin met het beige truitje geeft advies.
‘Jij hebt makkelijk praten. Dat heb ik al gedaan met WhatsApp. Maar hier, moet je zien: dan gaat hij sms’en: ‘Wat is er toch aan de hand met je WhatsApp’.’ En hier: ‘Doet je WhatsApp het alweer?’ Dat is toch ziek. Dat is toch raar.’
Aan de tafels om hen heen is het pais en vree. Twee bleke tienermeisjes praten eindeloos over de ideale spijkerbroek. Een gezelschap Italiaanse heren trakteert elkaar op chocolaatjes. Een blije peuter zuigt met hoorbaar genoegen zijn laatste druppels Fristi op.
Een blije peuter zuigt met hoorbaar genoegen zijn laatste druppels Fristi op
Maar zelfs met zijn allen zijn ze niet in staat het gesprek van de twee vriendinnen te overstemmen. ‘Ik heb er geen goed gevoel bij. Paul was net zo dominant. En Leo hijgde me ook steeds in de nek. Ik ken die types. Ik krijg het daar benauwd van. Hier, nou stuurt hij weer een sms: ‘Ik wou dat ik de zon op je huid was.’ Hij belaagt me.’
‘Vanochtend vroeg hij ook al mijn e-mailadres. Dan kon hij me wat ideetjes sturen. Ideetjes om samen leuke dingen te doen. Ja, dat kennen we maar al te goed.’
De vriendin met het beige truitje knikt meelevend. ‘Jij hebt al genoeg teleurstellingen te verwerken gehad.’
‘Daar is hij weer. Kijk maar: ‘We bellen nog wel.’ We bellen nog wel? Wie belt wie? Ik bel hem in elk geval NIET. En denk maar niet dat ik opneem.’
‘Of misschien toch wel. Ik ga het gewoon zeggen. Ik wil gewoon eerlijk zijn. Ik zeg dat hij me niet meer lastig hoeft te vallen. Ik noem dat lastigvallen. De wereld is vol gekken. Snap je nu wat ik bedoel?’
‘Dan kun je maar beter alleen zijn.’ Dat is de conclusie van de vriendin met het beige truitje. Onder de tafel slaat een pendelende voet op hol.
‘Nog een bakkie doen?’ Ook die woorden brengen de voet niet tot rust.
In één klap vallen alle gesprekken stil. Alsof iedereen heeft meegeluisterd en nu de adem inhoudt. Dat lijkt maar zo. Hier keilt met veel kabaal een kopje tegen de grond. Daar klinkt een ongesmeerde rokerslach. Geluidloos komen verse sms’jes binnen. Stopt het dan nooit?