Kleermakers voeren een stille strijd tegen wegwerpmode
Veel dingen zie je pas als je je er bewust van bent.
En ineens zag ik ze overal: de kledingreparatiewinkels, met aan de gevel de herkenbare blauwe vlaggen met in wit gedrukte letters de woorden: wasserij, kledingreparatie en stomerij.
Ik stond ervan versteld hoeveel van dit soort winkels er alleen al in mijn buurt, in Amsterdam-West, zitten.
Ik was benieuwd naar de verhalen achter deze ondernemers, en wat zij merken van de huidige wegwerpmaatschappij. Ook vroeg ik mij af hoe het komt dat zo veel winkels worden gerund door Turkse mensen. Waar hebben zij het vak geleerd? En wat voor soort mensen brengen hun kleren nog naar de kleermaker?
Op een regenachtige dag begin november ging ik langs bij een winkeltje in mijn buurt. De eigenaar – Atilla Kiliç – bleek er niet te zijn, hij zat met griep thuis.
Ik raakte in gesprek met zijn zoon Said, die meehelpt in de winkel. Hij vertelde trots over hoe zijn vader een paar jaar geleden begon met een kledingrekje van een meter, en hoe dat nu was uitgegroeid tot een meterslang rek vol met kledingstukken die gerepareerd moesten worden. Klanten kwamen speciaal voor hem vanuit Zaandam, Diemen en Amstelveen.
Zijn vader was een echte vakman, en dat werd gewaardeerd.
De Turkse confectie-industrie in Amsterdam
Een paar dagen later ontmoette ik Atilla zelf. Nog geen vijf minuten nadat we elkaar de hand hadden geschud, zat ik achter in de zaak, tussen de naaimachines, meetlatten en stofscharen, tegenover hem en sprak ik hem bijna twee uur lang over zijn werk, zijn geschiedenis en zijn familie.
Dit soort ontmoetingen en gesprekken behoren voor mij tot de meest bijzondere, mooie dingen van mijn werk als journalist.
Dat je mensen die je nauwelijks kent het hemd van het lijf mag vragen, en hun levensverhaal mag optekenen, hoe uniek is dat?
Het mooie aan het verhaal van Atilla is dat hij vanwege zijn jarenlange ervaring in de textielindustrie veel wist te vertellen over de geschiedenis van deze sector, en hoe het dus komt dat er zo veel Turkse mensen werken.
Tot begin jaren negentig maakten meer dan tienduizend illegale arbeiders werkweken van tachtig uur – voor minder dan het minimumloon
Zijn verhaal sloot naadloos aan bij een rapport dat eind jaren negentig verscheen van economen Joop Hartog en Aslan Zorlu, waarin de opkomst en ondergang van de Turkse confectie-industrie in Amsterdam staat beschreven.
Het is bizar om te beseffen dat tot begin jaren negentig meer dan tienduizend illegale arbeiders, voornamelijk Turken, in naaiateliers overal in Amsterdam werkweken van tachtig uur maakten en zwaar onder het minimumloon betaald kregen.
Ik vond een uitzending van Andere Tijden, ‘Goedkoop genaaid’, die gaat over deze sector, en waarin duidelijk wordt dat in deze fabriekjes kleding werd gemaakt voor grote, bekende merken als C&A en Peek & Cloppenburg.
Toen al werd door deze bedrijven met een beschuldigend vingertje gewezen op de uitbesteding van de productie, waardoor ze niet wisten dat hun kleding in deze ateliers werd gemaakt. In 2013, toen het gebouwencomplex Rana Plaza in Bangladesh instortte en 1.134 mensen om het leven kwamen, reageerden bedrijven als Primark, Mango en C&A ook verontwaardigd – wisten zij veel dat hun orders waren uitbesteed aan deze fabriek.
Het eerste resultaat van mijn naaicursus: een tas
Terug naar Atilla: toen ik het artikel af had, heb ik het geprint en naar hem toe gebracht, zodat hij voor publicatie kon meelezen op feitelijke onjuistheden. Dit vind ik altijd best spannend; je tekst aan de geïnterviewde voorleggen. Mensen kunnen nog weleens schrikken als ze hun woorden zo zwart op wit gedrukt zien staan.
Atilla had, los van een paar kleine dingen over leeftijd en jaargetijden, niks op de tekst aan te merken.
Voordat ik zijn winkel weer verliet, vertelde ik hem dat ik zelf met een naaicursus was gestart en liet hem de tas (zie foto hieronder) zien waar ik de afgelopen anderhalve les aan had gewerkt.

Terwijl ik de tas binnenstebuiten keerde, vertelde ik er vast bij dat ik hem niet overal heel netjes had afgewerkt en dat ik moeite had om ‘feeling’ met het voetpedaal van de naaimachine te krijgen. Dan duwde ik hard en schoot de naald opeens in turbovaart door mijn stof.
Atilla moest erom lachen en zei dat ik gewoon heel veel moest oefenen. En als ik echt een goede kleermaker wilde worden, raadde hij mij aan ook lessen patroontekenen te volgen.
De tas vond hij er trouwens helemaal niet zo gek uitzien, voor een eerste keer.
Mijn broeken, truien en jassen blijf ik voorlopig nog wel even naar Atilla brengen. :-)
Fijne week gewenst,
Emy
P.S. Heb je ooit gehoord van het kledingmerk In The Style? De BBC-serie Breaking Fashion geeft een kijkje achter de schermen van dit ultrafast fashion-merk. Ik schreef er een aanbeveling over.