Kom in opstand en neem er nog eentje
Marian Donner doet in haar Zelfverwoestingsboek een vrolijk beroep op iedereen om toch vooral in opstand te komen. Tegen de naargeestige klem van het neoliberale kapitalisme om voortdurend als een geoliede machine mee te blijven draaien in de ratrace. En tegen de gedachte dat als het niet lukt, dat je eigen schuld is. In plaats daarvan moeten we spijbelen, drinken, roken, en dansen. (Deze keer: podcast én leesversie.)
Marian Donner gaat dwars tegen de tijdgeest in met haar idee voor een nieuwe levenskunst, gepresenteerd in haar Zelfverwoestingsboek. Ik sprak haar in het Theater aan het Spui in Den Haag, in aanwezigheid van publiek.
Het hele gesprek is de nieuwste aflevering van mijn podcast Goede gesprekken geworden, maar omdat haar boodschap ook relevant is voor wie midden in de ratrace zit en geen vijftig minuten heeft, heb ik hieronder een korte versie gemaakt.
Is roken een vorm van levenskunst?
‘Ja. Ik ben een enthousiast roker. Nooit stoppogingen gedaan. Het is een goeie manier om je even terug te trekken achter een rookgordijn. Je verstoppen, je afsluiten. Ja, ik weet dat het ongezond voor me is, maar daar probeer ik niet al teveel aan te denken. Levenskunst is je eigen ritme kiezen, je eigen momenten, je niet mee laten slepen door een ratrace, een waan van de dag.’
‘Onlangs schreef ik een column over roken voor de Volkskrant, enigszins naïef, waar ik zoveel boze reacties op kreeg. Ik ben een slecht mens, een slechte moeder, agressief. Zeven jaar geleden schreef ik er ook een column over voor NRC.next, toen kreeg ik juichende reacties. Dat is veelzeggend. We zijn een samenleving die steeds meer is gericht op gezondheid, heilzaamheid, niet alleen bij onszelf, maar ook bij de ander. Wie zich daar niet aan houdt is schuldig.’
Je typeert de samenleving als een kelnercultuur.
‘Nadat ik in de krant een ode aan de loser had geschreven, wees Margrite Glasz me op Down and out in Paris and London van George Orwell, zijn debuut, geschreven toen hij op straat leefde tussen de zwervers, altijd op zoek naar een baantje. Die vond hij in grote, chique hotels. Hij maakte een onderscheid tussen de soort mensen die de verschillende banen doen. Kelner is een apart menstype. Hij werkt hard, bedient de rijken der aarde, en houdt zijn werk vol, omdat hij denkt: op een dag sta ik daar, zit ik mij vol te vreten in het restaurant. Volgens Glasz zijn wij nu allemaal kelners.’
Wees geen kelner en als het echt niet anders kan, pis dan in de soep
Je boek is een beroep op ons om het kelnerjasje uit te doen. Kom in opstand.
‘Ik wil laten zien dat het niet jouw schuld is, maar het systeem maakt kelners van ons. Ik wil die ideologie aan de kaak stellen. Het meeste wat je kan doen is ondermijning. Wees je ervan bewust hoe het werkt. Wees geen kelner en als het echt niet anders kan, pis dan in de soep.’
Je grijpt terug op Camus, De mens in opstand. Wat is de schoonheid daarvan?
‘Volgens Camus is opstand de zin van het leven. Waarom ‘ja’ zeggen als het leven zinloos en absurd is? In het verzet erkennen we elkaars menselijkheid, daarin komen we samen. Daarin ligt de zin van het leven.’
Je hebt gewerkt als telefoniste bij een duur escortbureau. Wat is daar opstandig aan?
‘Dat is een en al opstandigheid. Overigens was dit een chic bureau, er kwamen heel veel aanmeldingen van vrouwen, studenten, zakenvrouwen, sommigen waren aan het promoveren. Die vrouwen kiezen hun eigen pad, weg van de gebaande paden. Ze nemen risico, want hun omgeving mag er niet achterkomen. Ik heb er vriendinnen gehad. Ze doen het uit vrije wil. Je komt op veel plekken, ontmoet veel mensen, je ontwikkelt een andere kant van jezelf. Door een rol te spelen. Los van de maatschappelijke banden. Een soort spijbelen van jezelf.’
‘Overigens, over het lichaam kun je moreel doen, maar waarom doen we dat niet als we onze creativiteit verkopen aan een reclamebureau? Of over de knieën en handen die een schoonmaakster verkoopt? Over de geslachtsdelen doen we alsof dat radicaal anders is.’
Een burn-out los je vooral zelf op, stond onlangs in de krant.
‘Het is het beste voorbeeld. Met burn-out wordt veel geld verdiend. En alles is gericht op jou. Jij moet je grenzen beter aangeven, je rustmomenten pakken. Jij moet beter functioneren op je werk. Het gaat er nooit over dat er veel te veel van mensen wordt gevraagd. De druk is te hoog voor een veel te laag loon. Dat is systematisch.’
‘Maar de boodschap is: jij bent het probleem, jij moet het oplossen. Wat je leert is om het spel, die ratrace, langer vol te houden en mee te blijven draaien.’
Je keert je zelfs tegen populaire psychiaters als Damiaan Denys en Dirk De Wachter die mensen ook adviseren om af en toe in het bos te gaan wandelen, bijvoorbeeld, om er even uit te stappen.
‘Zij doen hetzelfde, in wezen, bij De Wachter is die hele buitenwereld afwezig. Zij richten zich ook op het individu. Daar wil ik bij wegblijven. Het gaat mij erom: hoe werkt de wereld?’
Wij moeten geoliede machines worden, als technische apparaten.
‘We treden onszelf tegemoet als een schoonmaker: het lichaam moet glad en fit zijn. Dat geldt voor onze darmen en onze hersenen. De ziel moet schoongemaakt. Dit allemaal om zo lang mogelijk mee te kunnen draaien. Maar ik vraag me af, wat is een mens? Geen robot, denk ik. Wij zijn niet efficiënt. Je verliest op deze manier wat wij zijn, onze menselijkheid. En die ligt in falen, en de schoonheid van falen.’
De mens is geen robot, wij zijn niet efficiënt
Je wijdt prachtige pagina’s aan dronkenschap, met Bertrand Russell in de hand.
‘Toen de landbouw zich ontwikkelde, zijn we vooruit gaan denken. En dat is wat we zijn blijven doen. Alcohol geeft een andere tijdsbeleving, omdat je niet meer denkt aan morgen. "Nog eentje dan…!" Je leeft in het moment. Dat is de inspiratie van de roes. Oorzaak en gevolg vallen weg, dat is heel waardevol, volgens Russell.’
‘Ik houd enorm van het gevoel. De kroeg is mijn favoriete plek. De tijd doet er niet meer toe. ’s Nachts zie je de zon niet voorbijtrekken. Je ontmoet de mensen die het anders doen, er is een soort verbondenheid, je denkt dat je fantastische gesprekken hebt. Het kan euforie brengen en saamhorigheid. Het is doelloos, het is geen investering.’
Een verzetsdaad?
‘Wel in deze tijd van optimalisatie en productiviteit.’
Wat ik ontroerend vind in je boek is dat je de lof zingt van de mens. Dat zit ‘m in het falen. Wat is mooi aan mislukken?
‘Het is een oude vraag, wat maakt de mens tot mens? Dat kan zijn de taal, of ons besef van sterfelijkheid. Daar zit het ook in. Taal leidt tot onbegrip, we gaan dood. In het falen zit de menselijkheid en de interactie. En we blijven altijd proberen. De werkelijkheid is een gemankeerde werkelijkheid, hij voldoet nooit volledig aan de droom.’
Uiteindelijk zijn alle cultuuruitingen een ode, schrijf je. We are just men. We kunnen groots zijn, maar halen dat vaak niet.
‘Elke kunstuiting is een poging om het leven te begrijpen, maar het ontglipt je. Dat geldt ook voor de wetenschap. De natuur onttrekt zich voortdurend aan ons begrip.’
En de liefde?
‘Het is het idee dat we aanleren via film en cultuur, dat er iemand is die bij je past en het beste in jou naar boven haalt. Na een aantal jaren weet je gewoon dat je die beste versie van jezelf onderweg allang bent kwijtgeraakt, eerder laat je je van je allerslechtste kant zien, je booste, je onredelijkste, jaloerste kant. Je wordt er niet een beter mens van. Maar daar zit de liefde wel in. Er zit waarheid in. En het is de belofte, ik kies voor jou, met alle mankementen. In voor- en tegenspoed.’
Het mooiste woord dat je ervoor gebruikt, voor het andere mensbeeld dat je wilt terugveroveren op het kapitalisme: dans!
‘Alles is er nu op gericht om ons vast te pinnen, met alle technologie, als een dot on a screen. Dans is onvoorspelbaarheid. De grote lijn in de samenleving is dat we voorspelbaar en maakbaar moeten zijn, in een hokje, met een label. De afwijking moet geneutraliseerd. Dans gaat daar dwars tegenin.’
‘Steeds meer mensen hebben het gevoel buiten de boot te vallen, en daar krijg je veel woede van. Mijn boek is een ode aan de buitenstaander.’