Waarom millennials van kleur de taal van de toekomst spreken

Illustratie van een vrouw die door verschillende sociale omgevingen van haar leven loopt
Illustraties: Luka van Diepen (redactioneel vormgever bij De Correspondent)

Grote steden worden steeds diverser en migrantenjongeren bepalen de toekomst. Want zij zijn, bewust of onbewust, experts in interculturele communicatie.

Op een zomerdag in 2017 wandel ik met een vriendin door de straten van Parijs. Het begint te miezeren, dus steken we het zebrapad over om onder het afdak van een koffiezaakje te schuilen. Een oudere Afrikaanse vrouw loopt vanaf het midden van de straat op ons af, ik lees een vijftigtal levensjaren in haar gezicht.

Mon enfant, est-ce que tu sais où se trouve la Rue Pigalle?’ Weet jij waar de Rue Pigalle is, mijn kind? vraagt ze.

Ik schud mijn hoofd en antwoord in het Frans: ‘Sorry tante, ik kom hier niet vandaan.’ Ze bedankt me en loopt verder. Mijn reisgenoot begrijpt niet wat ze zojuist gezien heeft. ‘Is dat echt je tante?’  

Natuurlijk niet. Ik was aan het ‘codeswitchen’. Hoe ik reageer op Afrikaanse vrouwen is me al op jonge leeftijd aangeleerd: oudere zwarte vrouwen noem je niet bij de voornaam, die spreek je aan met u of tante. Ik schakelde tussen mijn Franstalige Afrikaanse wortels en mijn Nederlanderschap.

Codeswitching is een term die door taalkundigen gebruikt wordt om de sociologische gevolgen van meertaligheid te omschrijven. Als je goed kunt codeswitchen, beheers je de handigheid om tussen verschillende sociale omgevingen te schakelen. Meestal zijn dit de culturen waarmee je op jonge leeftijd omringd werd. 

En in een Nederland waarin almaar worden, bepalen migrantenjongeren die goed zijn in codeswitchen de toekomst. Want wat gezien wordt als straattaal, is eigenlijk vakjargon. Het is de taal waarin millennials met een migratieachtergrond kunnen schakelen tussen alle verschillende werelden waar ze onderdeel van uitmaken.

De ene begroeting is de andere niet

Ook in hedendaagse popcultuur zijn er talloze voorbeelden van codeswitchen, het ene succesvoller dan het andere. Welke millennial herinnert zich niet de waarin president Barack Obama het nationale Amerikaanse basketbalteam begroet? De Afro-Amerikaanse spelers kregen van hem een informele broederlijke handshake, terwijl hij de witte coaches formeel de hand schudde. Dit soort momenten maakte van Obama een ‘coole’ Amerikaanse president.

Het loopt niet altijd zo succesvol af voor politici die zich aan codeswitchen wagen.

Alexandria Ocasio-Cortez raakte in opspraak toen ze voor een overwegend zwart publiek een accent uit de Bronx opzette

Amerikaans Congreslid Alexandria Ocasio-Cortez raakte in opspraak toen ze vorig jaar een gaf voor een overwegend zwart publiek en een accent uit de Bronx opzette. Met dat accent benadrukte ze dat er niets mis was met haar verleden als barvrouw. 

Op sociale media reageerden mensen verdeeld: had Ocasia-Cortez een ‘blaccent’ opgezet, een stereotiepe uitspraak van Afro-Amerikaans Engels, of was ze als Puerto Ricaanse New Yorker onderdeel van de gemeenschap waarover ze sprak?

De kunst van het aanpassen

Codeswitchen is een vaardigheid die vooral door jonge mensen met een migratieachtergrond ontwikkeld wordt.

Jongeren als ik brengen in hun jonge jaren een belangrijk deel van hun vormingsjaren door buiten het thuisland van hun ouders. Daardoor worden wij van kleins af aan omringd door meerdere culturen.

En dat beïnvloedt ons volwassenwordingsproces. Millennials van kleur die een onbekende vrouw aanspreken met tante en vlak daarna hun vrienden op straat met een op maat gemaakte handshake groeten, dragen verschillende groepsidentiteiten uit. De ene is gebaseerd op traditie en warme familiebanden, de andere op verbroedering en lotgenootschap. 

We codeswitchen als we straatlingo spreken met collega’s met wie we eenzelfde achtergrond delen, maar ook als we die achterwege laten in overwegend witte ruimtes. We leren op jonge leeftijd hoe we ons taalgebruik, ons gedrag en onze gewoonten continu aan kunnen passen aan de verschillende werelden waarin we ons bewegen. Wij zijn Generatie Codeswitch.

Tussen Nederlandse schoolbanken en Rwandese woonkamers

De eerste wereld die ik als kind leerde kennen, was die van mijn Rwandees-Afrikaanse ouders. Ik werd in 1993 geboren in Rwanda en kwam op mijn vijfde terecht in Nederland. Nog voordat ik ooit terug was geweest in mijn geboorteland of mij een voorstelling kon maken van de grote wijde wereld, bestond mijn universum uit Rwandese woonkamers. 

In de woonkamers huisden recent aangekomen gezinnen, net zo jong als het onze. Iedere volwassene in deze ruimtes werd aan ons voorgesteld als oom of tante, dus werden hun kinderen onze neven en nichten. In deze wereld waren bloedverwantschap en lotgenootschap vanzelfsprekend synoniem.

In de vele weekenden die ik doorbracht bij familie werd er Rwandees gegeten, een mengeling van Kinyarwanda en Frans gesproken, en traditioneel Rwandees gedanst. 

Het contrast met mijn doordeweekse dagen was groot. Die bracht ik door in de Nederlandse schoolbanken. 

Op mijn eerste schooldag op de Nederlandse basisschool liep ik een leeg klaslokaal binnen met in het midden een kring stoelen. Toen even later de bel klonk, stroomde het lokaal vol met mijn nieuwe klasgenootjes met hun waterval aan schoolpleinavonturen. 

Een voor een gingen ze zitten. Op het moment dat de juf haar keel schraapte om de klas tot orde te roepen besefte ik pas dat ik nog beduusd bij de ingang stond te kijken. ‘Dit is jullie nieuwe klasgenoot’, zei ze gebarend naar mij, het gekibbel stopte. Een twintigtal ogen draaide mijn kant op. ‘Munga... eh... Welkom Christella! Of is het Hélène? Nou ja, goed, omdat jij nog staat mag jij beginnen met voorstellen.’ 

‘Jeetje, als ik mijn ogen sluit dan ben je net een écht Nederlands meisje!

‘Munganyende’, stelde ik me voor, en terwijl ik naar mijn plek in de kring liep voegde ik daar gauw mijn vaste ijsbreker aan toe. ‘Ik heb geen huisdieren, maar dat maken mijn twee broertjes goed, hoor.’ Mijn nieuwe klasgenoten gniffelden, en ik vervolgde opgelucht de rest van mijn introductie. Tijdens mijn verhaal zag ik de juffrouw fronsend naar mij luisteren, als met diep berouw over iets wat komen gaat. 

Toen ik klaar was, verzuchtte ze: ‘Jeetje, als ik mijn ogen sluit dan ben je net een écht Nederlands meisje!’

Zolang je je maar voordoet als écht Nederlands

Van het struikelen over mijn naam tot de verhalen die mijn klasgenoten in die kring over hun weekenden vertelden, alles in deze nieuwe wereld wees mij erop dat ik anders was. Het welkom van mijn nieuwe lerares voelde als voorwaardelijk: welkom, zolang je je maar voordoet als een écht Nederlands meisje.

Academicus noemt dit voorwaardelijke gastvrijheid. Zij dat juist wanneer je iemand verwelkomt, je diegene ook neerzet als degene die niet thuis is. De wereld van de Nederlandse schoolbanken lag ver verwijderd van de ruimtes die ik tot dan toe thuis had genoemd. 

Maar ik leerde wennen aan de nieuwe regels in deze ruimte; dat de boeken niet gingen over mensen die op mij leken, dat de zalmroze zelfportretjes van klasgenoten die aan de muur hingen werden ingekleurd met een potlood dat we ‘huidkleurig’ noemden; dat de warme Rwandese middagmaaltijd vervangen werd door droge bruine boterhammen met kaas. Als ik bij klasgenoten bleef spelen, dan werden zij om zes uur stipt aan de eettafel geroepen – een teken voor mij om niet aan te schuiven, maar naar huis te vertrekken. Familiariteit was hier veel minder vanzelfsprekend. 

Op dit kruispunt, tussen de Nederlandse schoolbanken en de Rwandese woonkamers, vormde mijn identiteit zich. Codeswitchen was daarin een onmisbaar kompas.

Hoe het begrip codeswitchen ontstond

In eerste instantie spraken taalkundigen over codeswitchen als ze het hadden over mensen die binnen eenzelfde gesprek verschillende talen gebruikten om zich uit te drukken. Deze mensen zijn van huis uit twee- of meertalig. 

Onderzoek naar meertaligheid werd voor het eerst prominent in de jaren vijftig dankzij het werk van de Amerikaans-Poolse taalkundige Uriel Weinreich. Weinreich richtte zich op de effecten van meertaligheid op gemeenschappen, met name de Asjkenazische Joden in de VS.

Zelf gebruikte hij de term codeswitchen en in de jaren na zijn onderzoek hadden wetenschappers het over ‘interdialect’. Dat zou ontstaan wanneer mensen die verschillende eerste talen met elkaar delen, in hun tweede aangeleerde taal een onderling dialect ontwikkelden. Een soort creolisering van taal. 

Een voorbeeld is de omkeertaal verlan, die door Franse migrantenjongeren uit de banlieues gepopulariseerd werd. In het verlan wordt de volgorde van de lettergrepen van een woord omgedraaid. Het woord femme wordt dan bijvoorbeeld uitgesproken als meuf, het equivalent van het woord ‘chick’. Of het woord arabe, uitgesproken als beur, vergelijkbaar met het gebruik van het woord ‘mocro’ in Nederland. 

Sommige woorden uit het verlan zijn zo gepopulariseerd dat ze algemeen gebruikt worden en opgenomen zijn in het Franse woordenboek. Als reactie daarop zijn de woorden meuf en beur in recente jaren opnieuw omgekeerd en omgedoopt tot feumeu en robeu

Mo wordt Michiel, Khadija wordt Katrien

Natuurlijk zijn het niet alleen jongeren met een migratieachtergrond die codeswitchen. Iemand die vanuit het zuiden van Nederland naar de Randstad verhuist en vaak opmerkingen te horen krijgt over zijn zachte g, zal die na verloop van tijd misschien wel gaan verbloemen.

Toch is de ene vorm van assimilatie de andere niet. De harde scheiding van sociale omgevingen waarin migrantenjongeren zich voortbewegen, heeft veel grotere gevolgen.

Toen ik op mijn zeventiende een parttimebaan in een callcenter kreeg, leerde ik hoe tastbaar de prijs van codeswitchen kan zijn.

Na een korte kennismaking met de bedrijfsleider en een voorstelrondje in de kantine mocht ik plaatsnemen in de zaal voor mijn eerste echte testgesprek. De ruimte waarin het callcenter gevestigd was, leek op een grote vergeten fabriekshal, met in het midden een eiland van telefonisten die in geuren en kleuren producten beschreven die aan de andere kant van de lijn aangeschaft moesten worden. 

Ik zag jonge mensen van kleur bellen en de telefoon opnemen met een andere stem én naam dan ik kort daarvoor nog in de kantine gehoord had

Toen ik op mijn plek ging zitten, hoorde ik iets vreemds: iedereen hier had de achternaam Jansen. Ik zag jonge mensen van kleur bellen en de telefoon opnemen met een andere stem én naam dan ik kort daarvoor nog in de kantine gehoord had. Mo werd Michiel, Khadija werd Katrien en Cherella werd Céline. Het was mijn eerste kennismaking met de bekendste toepassing van codeswitching: de ‘sollicitatiestem’, in zwarte popcultuur ook wel bekend als de  

Je sollicitatiestem is de stem die je als zwarte persoon of persoon van kleur opzet om in witte ruimtes goed voor de dag te komen. Het is je semi-accentloze stem, die je gebruikt als een potentiële werkgever je belt, een politieman je staande houdt of wanneer je indruk wilt maken op je leidinggevende tijdens een bedrijfsborrel. 

Het gebruik van een sollicitatiestem klinkt net als de zachte g als een onschuldige vorm van assimilatie. 

Maar er is een groot verschil. Een zachte g verbloemen is je aanpassen aan randstedelijkheid. Een nieuwe naam en een andere stem aannemen, is je aanpassen aan witheid.

De ene vorm van assimilatie – de verbloemde zachte g – gaat over de voorkeur die een maatschappij heeft voor taalexpressie. De andere – Khadija wordt Katrien en zet een andere stem op – over de afkeer die een maatschappij heeft van kleur. Dat is een intieme, bijna onzichtbare vorm van agressie. Om te functioneren in witte omgevingen dient je anders-zijn zo veel mogelijk verbloemd te worden. 

Dat zegt ook veel over machtsverhoudingen: de taal die ontstaat uit Sranantongo en Arabisch wordt gezien als straattaal, terwijl de zachte g door kan voor een regionaal dialect. 

‘M-u-n-g-a-n-y-e-n-d-e’, spelde ik mijn naam de eerste paar keer door de telefoon, waarna de mensen aan de andere kant van de lijn al gauw afhaakten. Een paar uur na mijn eerste testgesprek doopte ik mezelf dan ook ‘Kristel Jansen’. Dat verkocht net iets lekkerder. 

Illustratie van helpdesk

Codeswitchen gaat over meer dan taal

Inmiddels kijken onderzoekers niet alleen naar gesproken taal, maar naar de gehele taalomgeving. Want taal is zoveel meer dan de woorden waarin we onszelf uitdrukken. Die wordt niet alleen bepaald door de verschillende talen die je spreekt, maar ook de manieren waarop iemand zich binnen die verschillende taalomgevingen beweegt, door lichaamstaal of gewoontes aan te passen aan de mensen om je heen. En de ene taal heeft een hogere maatschappelijke status dan de andere.

Taalwetenschapper Vershawn Ashanti Young van de Universiteit van Illinois stelt dat codeswitching daarom zorgt voor tussen gemeenschappen van kleur en de witte cultuur, die vaak de norm is. 

Hij die scheiding met de Jim Crow-wetten, de segregatiewetten die tussen 1874 en 1975 golden in de zuidelijke staten van de VS. Volgens Young is er een verschil in de manier waarop het taalgebruik van witte studenten wordt beoordeeld ten opzichte van het (AAVE) dat zijn zwarte studenten spreken.

De taal die door Afro-Amerikaanse studenten wordt gesproken beschouwen pedagogen als ongepast voor de leeromgeving, omdat ze er nonchalance, oneerbiedigheid of onkunde mee associëren. 

Wie corrigeren we wanneer en waarom?

De Amerikaanse hoogleraar taalkunde Joseph M. Williams voegt daar in zijn essay The Phenomenology of Error (1981) nog iets aan toe. Zijn essay laat zien dat we het taalgebruik van mensen van kleur niet alleen anders waarderen, maar ook aan hun fouten een andere betekenis geven. De vraag die hij stelt: wie corrigeren we wanneer en waarom?

Volgens Williams voelen mensen de verantwoordelijkheid zich aan grammaticaregels te houden, om te doen wat ‘juist’ is, ook al volgt hun eigen taalgevoel liever een eigen grammatica. En die norm is gekleurd, waardoor we fouten van mensen van kleur anders beoordelen.

Young vindt dat scholen anders naar verschillend taalgebruik moeten kijken

Young illustreert dit aan de hand van een zwarte student die op haar school solliciteerde als bijlesdocent. Tijdens het sollicitatiegesprek zei ze ‘he don’t’ in plaats van ‘he does not’, een vorm die in het Afro-Amerikaanse Engels veel gebruikt wordt. De sollicitatiecommissie concludeerde dat ze niet in staat zou zijn een grammaticaal foutloze les te kunnen geven.

Young is kritisch op zijn collega’s die haar om die reden afwezen. Hij stelt dat die collega’s zelf ook veel fouten maken in hun spreektaal, maar dat dat niet wordt opgemerkt of gemakkelijker door de vingers wordt gezien.

Ik vraag me af: zou een witte student die ‘he don’t’ in plaats van ‘he does not’ zegt tijdens een sollicitatiegesprek om dezelfde reden zijn afgewezen? Of zou de fout dan eerder gezien zijn als een woordspeling, en zou de commissie ervan uitgaan dat de sollicitant heus wel zou weten wat de ‘juiste’ vorm is die op school geleerd wordt?

Volgens Young moedigt ons denken over taligheid uitsluiting aan. Meertaligheid dient zo veel mogelijk beperkt te worden tot de eigen gemeenschap, vanuit de overtuiging dat andere talen de schoolprestaties van studenten ondermijnen. Voor de zwarte student is duidelijk dat hij of zij het Standaardengels of -nederlands moet beheersen om intelligent over te komen. Wie zwarte studenten thuis en op straat zijn, houdt op voor de deur van het klaslokaal. 

Young vindt dat scholen anders naar verschillend taalgebruik moeten kijken. De school zou een plaats moeten zijn waar gecreoliseerde talen, straatlingo en formeel taalgebruik alle drie op waarde worden geschat. Hij wil af van de tussen de schoolbanken, de woonkamer en de straat. Veel liever dan van codeswitchen zou Young zien dat er sprake is van ‘codemeshen’: dat gecreoliseerde talen en standaardtaal in elkaar overlopen, door AAVE te erkennen als een dialect dat onderdeel is van het Engels.

Meer dan een taal van onderonsjes 

En daar zit wat in. Volgens de Nederlandse socioloog Iliass el Hadioui moeten jongeren met een migratieachtergrond zich in drie sociale omgevingen leren bewegen: de thuis-, school- en straatcultuur, samen de pedagogische driehoek. De noodzaak om telkens een andere versie van jezelf te moeten presenteren in een andere omgeving noemt El Hadioui de pedagogische mismatch van de driehoek.

Onze sociale omgevingen zijn volgens hem een soort identiteitssupermarkt, waarin we kunnen shoppen naar culturele codes, religieuze voorschriften, geografische identiteit en taaluitingen. Voor iedere sociale omgeving gebruiken we een andere set van aangeleerde kenmerken uit die supermarkt.

We willen in onze vriendengroep niet dezelfde persoon zijn als we op school zijn, en mogen op school niet zijn wie we op straat verheerlijken. Thuis krijgen we weer gedragsregels en tradities mee die op school en straat niet altijd gelden. Dat vraagt van ons dat we schakelen tussen strikt gescheiden codes en werelden.

Een kant-en-klare identiteit die je over kunt nemen van je ouders bestaat bijna niet meer

Een gedwongen keuze tussen minstens drie versies van jezelf levert volgens El Hadioui vooral biculturele jongeren in grote steden veel stress op jonge leeftijd op. Daar is de keuze in de identiteitssupermarkt het grootst. Een kant-en-klare identiteit die op een eenduidige en vanzelfsprekende manier overgenomen kan worden van je ouders, bestaat bijna niet meer. Hij wijt botsingen met autoriteit, ouders en vroege schoolverlating van sommige jongeren aan de identiteitscrisis die uit die keuzestress ontstaat. 

De prijs die millennials met een migratieachtergrond betalen als ze niet mogen codemeshen en moeten blijven codeswitchen, kan dus zwaar zijn. Passen ze zich niet aan witheid aan, dan vormt de omgeving met gemak een beeld van hen dat voortkomt uit aannamen en stereotypes, niet zelden racistische.

Generatie Codeswitch verdient meer erkenning

Codeswitchen is voor millennials van kleur meer dan een taal van onderonsjes. Het is een overlevingsstrategie, waarmee jongeren met een migratieachtergrond kunnen navigeren tussen verschillende omgevingen. Maar om de eendimensionale blik waarmee de wereld naar hen kijkt te kunnen bevechten is meer dan codeswitchen nodig. Codemeshen biedt een alternatieve, meer realistische toekomst. 

De noodzaak om snel te kunnen schakelen tussen verschillende werelden is het onvermijdelijke gevolg van de verdere globalisering van ons dagelijkse leven. Grote steden in West-Europa diversificeren in razendsnel tempo. En jongeren met een migratieachtergrond zijn, bewust of onbewust, experts in interculturele communicatie. Het is een vaardigheid die meer erkenning

Young en El Hadioui pleiten daar ook voor. Als leraren, pedagogen en werkgevers het moeiteloze bewegen tussen culturele taalomgevingen erkennen en aanmoedigen, hoeft deelname aan de ene cultuur geen uitval uit de andere te betekenen. 

Generatie Codeswitch leert ons over een gelaagde manier van bestaan in de wereld. Die wereld is niet eendimensionaal, ze bestaat uit realiteiten die overlappen en kruispunten waarop wij elkaar ontmoeten. Codemeshen is daarom de noodzakelijke volgende stap.

En grootstedelijke cijfers laten zien dat die wereldse nuance precies is waar de toekomst begint. 

Lees verder: