We weten het eigenlijk al jaren: het klimaat wordt warmer, waardoor ijskappen smelten en de zeespiegel gestaag omhoog kruipt. Eerlijk is eerlijk, het gaat in een slakkengangetje. Een paar millimeter per jaar, daar lig je nét niet wakker van. Als gevolg sukkelen we collectief een beetje in slaap, en hebben we ook niet goed door dat het tempo steeds een beetje verder omhoog kruipt – en dat al die millimeters en centimeters bij elkaar optellen.

Die traagheid is de grote paradox van het zeespiegelprobleem: als het water ons eenmaal aan de lippen staat, is het (veel) te laat om er nog iets aan te doen. ‘Ergens’ heeft Nederland een kantelpunt, waarna zowel het (minder broeikasgassen uitstoten) als (zoals het leegpompen van polders) niet zoveel zin meer heeft. Waar die grens ligt? Een lastige puzzel – maar lager dan je wellicht denkt.

We kunnen toch gewoon de dijken verhogen als de zeespiegel stijgt?

Het is het instinct van elke Nederlander die is geboren na 1953: maak een dijk hóger, en het probleem is opgelost. Een klein detail is dat dijken bij hogere waterstanden vooral ook veel moeten, maar verder klopt het principe: je kunt een hogere zee stuiten met een grotere dijk.

Helaas hebben we daarmee niet de oplossing in handen. Zo kunnen (en willen) we niet overal dijken bouwen. Denk om te beginnen aan de delen van Nederland die nu al buitendijks liggen, zoals de Waddenzee. Ons enige natuurgebied met werelderfgoedstatus, onmisbaar voor trekvogels van Siberië tot tropisch Afrika. Die Waddenzee heeft een eigen klimaatkantelpunt: stijgt de zeespiegel sneller dan zo’n 6 millimeter per jaar, dan de Ook de Oosterschelde en Westerschelde hebben kantelpunten waarna het definitief volgelopen bakken zout water worden, met de natuur als grote verliezer.

Komt de dreiging alleen van zee?

Nee. In de delta die Nederland is spelen de rivieren natuurlijk een heel grote rol. De Nederlandse kust heeft nog een paar gaten, zoals – en de mondingen van de grote rivieren. Ook daar kunnen we niet zomaar een dijk in leggen, en dus kan de zee via een openstaande voordeur naar binnen stromen. Zo stijgen bij elke vloed in de Noordzee óók de waterstanden in de Rijn, de Maas, de Schelde en de Eems, want eigenlijk is Nederland de delta van maar liefst vier rivieren.

Als gevolg van zeespiegelstijging gaat die steeds verder landinwaarts. Bij één meter zeespiegelstijging is dat merkbaar tot Zaltbommel in de Waal, en voorbij Den Bosch in de Maas. Uiteindelijk zal de invloed van de Noordzee tot aan de Duitse grens reiken. Dus gaat ook diep in het binnenland van Utrecht, Gelderland, Overijssel, Noord-Brabant en zelfs Limburg het water steeds hoger tegen de rivierdijken drukken.

Maar ook via de achterdeur komt er steeds meer rivierwater binnen, met name ’s winters als gevolg van toenemende neerslag. Volgens de KNMI-klimaatscenario’s kan de winterneerslag in Nederland rond 2085 zijn toegenomen. Dat geldt ook voor de landen om ons heen – waar de neerslag hoofdzakelijk zal vallen als regen, en niet als sneeuw. Simpel gevolg: ook de rivierstanden kunnen ’s winters tot een derde hoger worden. Die seizoensfluctuatie is bepaald geen kattenpis – tussen de zeer natte januari van 2018 en de daaropvolgende recorddroge zomer verschoof de waterhoogte in de

En wat gebeurt er dan ’s zomers?

Het omgekeerde. Terwijl onze winters nóg zachter en natter worden door extra westenwinden, krijgen we in de zomer hogere luchtdruk – en dus toenemende Tegelijk gaan door klimaatverandering de gletsjers in de Zwitserse Alpen achteruit, waardoor vooral de waterstand in de Rijn (die deels een is) ‘s zomers uiteindelijk nog maar circa een derde van de hogere winterstand zal zijn. En dat verergert een ander probleem van zeespiegelstijging:

Nederland heeft zoet regen- en rivierwater nodig om het zout uit het zeewater weg te duwen, terug de bodem in. Maar omdat onze dijken steeds hoger worden, en de polders steeds dieper – moeten steeds harder pompen. Dat creëert één onoplosbaar zeespiegelstijgingsprobleem: we zuigen de zee ónder de dijk door het land in. 

Kwel, wordt dat genoemd. Op het (zware) zoute water in de bodem drijft een steeds dunner laagje licht zoet water, dat in de zomer letterlijk verdampt. En dan hebben de meest productieve landbouwgronden van tot Groningen opeens zout grondwater – wat je vervolgens niet meer weg krijgt. Een groot probleem voor de huidige akkerbouw, want die heeft zoet water nodig. En het is geen langetermijnverhaal, sommige landbouwgebieden in kustregio’s beginnen nu al meetbaar te verzilten.

Dus gewoon blijven pompen is niet de oplossing?

Nee. Zoals we er niet wakker van liggen dat de zee elk jaar een paar millimeter omhoog kruipt, realiseren we ons ook niet dat de bodem op veel plaatsen in een soortgelijk tempo naar beneden zakt. In Groningen, delen van Friesland en het waddengebied is dat door maar het gebeurt ook overal waar we überhaupt polders hebben en bemalen. Kleipolders klinken elk jaar een beetje verder in, maar de grote ramp van West-Nederland zijn de veenpolders van het Groene Hart: daar verdampt de bodem letterlijk door de bemaling – omdat veen als het droog wordt oxideert, en dan wegvliegt als CO2. Niemand wil het horen, maar die gebieden zijn op termijn eigenlijk reddeloos – dat wil zeggen voor (conventionele) landbouw en (de meeste) menselijke bewoning. 

Wat we wel kunnen doen, en wat ook zal moeten, is ze ‘teruggeven’ aan de natuur. Veen hoort moeras te zijn, dus continu drassig – en alleen dan kan het ook weer aangroeien. Riet en elzenbos, in plaats van weiland en Vinex-wijken. Ook op de kwetsbare plekken langs de kust zullen we juist bewust water binnen moeten laten, omdat dat de enige manier is om via natuurlijke opslibbing weer hoge, robuuste kleigronden te krijgen. En dus is er nog een woord waar we het met elkaar over moeten hebben: – gebieden die kunnen meegroeien met de zeespiegelstijging, en met waarde voor landbouw én natuur. De beste vergelijking is het in Zeeuws-Vlaanderen: een gebied dat door natuurlijke opslibbing inmiddels meters hoger ligt dan de polders aan de andere kant van de zeedijk. 

Hoe hard komt de Noordzee nou eigenlijk omhoog?

Sommige mensen denken met 2 millimeter per jaar – maar dat cijfer is het gemiddelde van De actuele snelheid is moeilijk te bepalen, omdat de hoogte van de waterstanden in de Noordzee van jaar op jaar sterk fluctueert, bijvoorbeeld door veranderlijke windrichtingen. Die natuurlijke variatie maskeert de onderliggende

Die versnelling is wel gaande. In de afgelopen tien jaar is het ijsverlies op Groenland verdubbeld en op Antarctica Satellieten meten dat de oceanen gemiddeld inmiddels per jaar omhoog komen. De stijging langs de Nederlandse kust zal op termijn van dat wereldgemiddelde komen – dat voor de rest van deze eeuw alleen nog maar verder zal versnellen.

Hoe hoog het water in 2100 wordt, hangt vooral van twee fundamentele onzekerheden af: hoeveel broeikasgassen wij nog gaan uitstoten – en hoe de ontzettend ijskappen daarop reageren. Oost-Antarctica lijkt voorlopig nog maar lijken al op hun kantelpunten te balanceren – of daar naartoe te glijden, met de opwarming die er sowieso

Wat zo’n kantelpunt inhoudt? Onomkeerbare en vrijwel volledige afsmelting en afbrokkeling – op zeer lange termijn, de termijn van duizenden jaren. Daar horen cijfers bij waar eigenlijk niemand wat mee kan, maar die we toch moeten uitspreken. Als wij deze hele eeuw vol gas blijven uitstoten, zetten we daarmee een uiteindelijke zeespiegelstijging van circa in gang. Alleen als we alles op alles zetten om het Parijs-akkoord uit te voeren en onder de 1,5 graden opwarming te blijven, valt dit (met een forse portie geluk) te beperken tot enkele meters.

Zelfs dan heeft Nederland een groot probleem, zo spraken de experts een jaar geleden in een dat ik voor Vrij Nederland schreef, en geen Ergens vanaf komen de grenzen van het systeem van polders, dijken en het opspuiten van zand wel in zicht, en zullen we serieus moeten gaan denken in termen van ‘gecontroleerde terugtrekking’, een stapsgewijs proces, dat je het liefst zo lang mogelijk voorbereidt.

Wie betaalt de rekening?

Misschien is de meest banale realiteit wel dat het zo ver kan komen, voor er ooit een dijk gesprongen is of een mens watersnood heeft ervaren. Een groot onderliggend kantelpunt voor Nederland als geheel is namelijk economisch – een afweging van de exponentieel stijgende van kustverdediging en talloze andere aanpassingsmaatregelen aan klimaatverandering, tegen van de laaggelegen delen van ons land – nu nog ons economisch hart.

De Deltawerken betaalden we van de ‘aardgasbaten’, maar die zijn inmiddels op. Het gaat niet alleen om kustbescherming, maar eigenlijk om alle infrastructuur. Hoe verhoog je een volledig rioleringsnetwerk, en hoe vaak achter elkaar? Hoe verplaats je een volledige havenstad landinwaarts? Het is speculatief, maar de kosten zouden wel eens astronomisch kunnen worden.

Zo brengt zeespiegelstijging tal van problemen die eigenlijk niks met overstroming of veiligheid te maken hebben – maar die desondanks grote gevolgen zullen hebben. Die gevolgen zijn voor de lange termijn, maar voor zover er oplossingen bestaan, liggen die vooral in het hier en nu. En daarom is het belangrijk dat we over zeespiegelstijging en de kwetsbaarheid van onze delta voortzetten – liefst zo breed, feitelijk en eerlijk mogelijk.

Meer lezen?

Een brief aan alle Nederlanders: Klimaatverandering bedreigt het voortbestaan van ons land Afgelopen zomer interviewde ik zeven wetenschappers over de stijgende zeespiegel. En laat ik eerlijk zijn: ik schrok me rot. De dreiging van klimaatverandering is veel groter voor Nederland dan de meeste mensen zich realiseren. Lees het artikel hier Wat brand in Australië te maken heeft met extreme neerslag aan de andere kant van de planeet Al weken wordt een kurkdroog Australië geteisterd door bosbranden. Wat is de rol van klimaatverandering? En hoe hangt de droogte samen met de overstromingen in Oost-Afrika en Indonesië? Zeven vragen over dit extreme weer. Lees het artikel hier