Wil je weten wat de impact van Nederlandse bommen op Syrië is, vraag het de vluchtelingen hier
Nederlandse bommen op Syrië raakten belangrijke doelwitten van Islamitische Staat, maar maakten ook veel burgerdoden. Tot nu toe ontbreekt een belangrijke stem in het debat hierover: die van de vluchtelingen uit Syrië. Praat je met hen, dan ontdek je dat de bommen ongekende schade hebben aangericht.
Stel: er breekt een bloedige burgeroorlog uit in Nederland en je slaat op de vlucht. Het land waar je uiteindelijk terechtkomt is ook betrokken bij de oorlog, maar de bevolking weet niet precies op wat voor manier. De regering van het land bombardeert steden in jouw vaderland, maar hult zich verder in stilzwijgen. Journalisten vinden de regio te gevaarlijk om er verslag van te doen.
Steeds als je probeert te vertellen wat er in jouw land aan de hand is, wil praten over de dood en verderf die de bommen zaaien, zeggen je nieuwe landgenoten: ‘Sorry, in politiek ben ik niet geïnteresseerd. Dat is me te complex.’ Wel luisteren ze graag naar je persoonlijke vluchtverhaal, en dan vooral naar het deel waarin je met je familie in een gammel bootje de zee overstak. Om je vervolgens op het hart te drukken dat je de ellende beter achter je kunt laten. Dat je dankbaar moet zijn voor wat je nu hebt.
Klinkt ongemakkelijk? Toch is dit wat veel gevluchte Syriërs in Nederland meemaken. Zo gauw ze hun kant van het verhaal over de oorlog in hun thuisland willen vertellen, en de rol die Nederland daarin speelde, haken hun gespreksgenoten af.
De ‘mindere waarheid’
Toen ik eind 2012 mijn studie journalistiek had afgerond, reisde ik naar Syrië om verslag te doen van de revolutie die was uitgebroken tijdens de regeerperiode van Bashar al-Assad. Het brute geweld en de momenten dat ik het maar net overleefde vergeet ik nooit meer, maar ik kon mijn ervaringen nooit echt delen met mijn omgeving. Voor vrienden, familie, kennissen en collega’s was de oorlog ver weg.
Toen IS in 2014 in korte tijd grote delen van Syrië en Irak innam en Nederland zich aansloot bij de door de VS geleide coalitie tegen IS, was de oorlog ineens ook ‘onze’ oorlog. Maar ook toen bleef de oorlog ver weg. Hoe vaak ik er ook over schreef of sprak, ik had altijd het gevoel dat tot de meeste mensen nooit echt doordrong wat de volle omvang van het geweld was.
Hoe vaak ik ook over de oorlog schreef of sprak, ik had altijd het gevoel dat het niet tot mensen doordrong wat de omvang van het geweld was
Intussen kwamen steeds meer gevluchte Syriërs aan in Nederland. Ze vertelden me hoe anders de oorlog in de beleving van hun nieuwe landgenoten was, en hoe moeilijk ze hun kant van het verhaal kwijt konden. Ik wilde daar altijd iets mee doen, maar wist niet precies wat, en hoe.
Tot ik in oktober vorig jaar in contact kwam met Marrit Woudwijk, een vijfentwintigjarige docent en onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. Zij vertelde me over haar afstudeeronderzoek, waarbij ze achttien gevluchte Syriërs gericht had gevraagd naar hun mening over de Nederlandse bijdrage aan de coalitie tegen IS in Syrië. Ze schreef er een indrukwekkende scriptie over, getiteld The Lesser Truth.
Die ‘mindere’ waarheid gaat over de oorlog die Nederland als onderdeel van de anti-IS-coalitie voerde in Syrië, verteld door Syriërs die nu in Nederland wonen. Voor die waarheid blijkt opvallend weinig ruimte, merkte Marrit. Haar respondenten vertelden dat hun nieuwe landgenoten maar moeilijk naar hun verhaal willen of kunnen luisteren.
Marrit en ik beseften dat dat ook veel zegt over ons. Over hoe de groeiende afstand van het slagveld ons denken over oorlog beïnvloedt, ons blind maakt voor de effecten ervan, en doof voor de verhalen van de slachtoffers. Het duurde niet lang voordat we besloten samen een verhaal te maken.
En dus zitten we begin januari in een café net buiten de Utrechtse binnenstad. Op een kleine bank voor ons zit Ali, een dertigjarige Syriër uit Aleppo die in 2015 in Nederland aankwam. Wat hij vertelt, sluit vrijwel naadloos aan op al die andere gesprekken die Marrit en ik de afgelopen jaren voerden. Hoe langer het gesprek duurt, hoe sterker Ali’s verhaal ons verbindt, en hoe meer de puzzelstukjes op hun plaats vallen.
Ali: ‘Als je de oorlog niet ziet, dan voel je hem niet. En dan denk je dat alles in orde is. Maar dat is het niet. Wat er is gebeurd is niet juist. Niemand zou daar zijn ogen en oren voor moeten sluiten.’
Hoe Nederland betrokken raakte bij de oorlog in Syrië
Op 24 september 2014 roept de Amerikaanse president Barack Obama de oorlog uit tegen IS. Op dat moment heeft de islamitische terroristische organisatie grote delen van Irak en Syrië in handen. Leider Abu Bakr al-Baghdadi had drie maanden daarvoor vanuit een moskee in de Iraakse stad Mosul het kalifaat uitgeroepen en moslims van over de hele wereld opgeroepen zich bij hem aan te sluiten. Baghdadi’s strijders trekken al moordend en verkrachtend door de regio.
Tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York zegt Obama: ‘De enige taal die dit soort moordenaars begrijpen is die van geweld. Daarom zal de VS samen met een brede coalitie dit netwerk des doods ontmantelen.’
Die coalitie van staten zou met chirurgische precisie een einde maken aan een ‘kanker’* die zich over de regio verspreidde. Dit was, zo klonk het, een noodzakelijke oorlog van de beschaafde wereld tegen het kwaad.
Kort na de speech van Obama sluit ook Nederland zich aan bij de coalitie. In eerste instantie zet Nederland zes F-16’s en 250 militairen in, en daarnaast nog eens 130 militairen om Koerdische strijdkrachten te trainen. De F-16’s opereren vanuit Jordanië en voeren ‘operaties’ uit in Irak. In januari 2016 bindt de Luchtmacht ook in Syrië de strijd aan met IS. Kort daarvoor hebben moslimterroristen een serie aanslagen gepleegd in Parijs, die IS opeist. Dat maakt het volgens het kabinet juridisch mogelijk om IS ook in Syrië aan te vallen.
In december 2018, ruim vier jaar na Obama’s oorlogsverklaring, zit de klus erop: Nederland stopt met het inzetten van F-16’s in Syrië en Irak. In totaal hebben deze vliegtuigen zo’n 2100 luchtaanvallen uitgevoerd. Daarmee was Nederland een van de grootste bijdragers aan de coalitie, samen met landen als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Australië.
Maar wie of wat de F-16’s precies onder vuur namen, hoeveel doden daarbij vielen en of daar burgers onder waren, daarover bleef het al die jaren vrijwel stil. Voor de veiligheid van de piloten en hun familie, zei Defensie. Maar omdat Nederland ook geen grondsoldaten inzette en het voor journalisten te gevaarlijk was om naar IS-gebied af te reizen, blijft een belangrijke vraag al jaren onbeantwoord.
Wat hebben we daar eigenlijk gedaan?
‘Dat kan ik beter niet zeggen’
In de jaren dat de oorlog duurt, komen steeds meer mensen die geraakt zijn door het oorlogsgeweld aan in Nederland. Duizenden vluchtelingen druppelen een voor een het land binnen.
Zij vertellen een ander verhaal over de oorlog. Een detail valt vooral op: de coalitie maakt volgens hen veel meer burgerslachtoffers dan ze toegeeft. In de Syrische stad Raqqa zouden volgens vluchtelingen uit die stad tot wel 3000 burgers zijn omgekomen, terwijl de coalitie uitgaat van hooguit 159 doden. Ook onafhankelijke onderzoeksgroepen zoals Airwars en Amnesty International noemen een hoger aantal burgerslachtoffers, namelijk zeker 1600.
Maar voor die andere lezing is niet veel ruimte. Als een jonge deelnemer van het tv-programma Dream School in 2017 de toenmalige minister van Defensie Jeanine Hennis probeert duidelijk te maken dat haar beeld van de oorlog niet klopt en dat er bij acties van de coalitie in Syrië en Irak wel degelijk onschuldige slachtoffers vallen, reageert ze geprikkeld: ‘Dan kijk je naar de verkeerde nieuwskanalen.’
Alle achttien Syriërs die Marrit voor haar onderzoek sprak, stuiten op hetzelfde onbegrip. Het beeld dat Nederlanders hebben van de oorlog in Syrië is vaak totaal anders dan dat van de vluchtelingen, die er vaak middenin zaten of familie en vrienden hebben bij wie dat het geval was. Maar het is moeilijk om dat aan te kaarten.
Marrit merkte het na afloop van een interview met een van haar respondenten. Ze had nog steeds geen antwoord op haar belangrijkste onderzoeksvraag: wat vind jij er nou eigenlijk van dat je nieuwe thuisland je oude thuisland bombardeert?
‘Dat kan ik beter niet zeggen’, antwoordde hij met een ongemakkelijke lach.
Een andere respondent vertelde dat hij voor de Amerikaanse ambassade in Den Haag om aandacht had gevraagd voor de vernietiging van zijn land door luchtaanvallen door de coalitie. Het enige wat passanten hem vroegen: ‘Waarom ben je tegen de Amerikanen? Ze proberen jullie juist te helpen.’
‘Ze zeiden: "Ze bevrijden jullie van IS. En nu zijn jullie veilig en hebben jullie het toch goed? Zet je eroverheen zodat je verder kunt met je leven."’
En dat doet pijn, zegt hij tegen Marrit. Want de strijd tegen IS is maar een van de facetten van de oorlog in Syrië. De oorlog die hem naar Nederland deed vluchten zit heel anders in elkaar dan zijn nieuwe landgenoten denken.
Het andere verhaal
Mei 2019. Het is de vastenmaand ramadan als Marrit aanschuift voor een etentje bij Samir, een jonge Syriër die gevlucht is uit een dorp in het uiterste oosten van het land, aan de grens met Irak. Rond tien uur ’s avonds, als de zon net onder is, zet zijn vrouw de lamsschotel op tafel. Samir slaat nog snel zijn gebedsmat uit voor hij aan het diner begint.
Samir woont sinds 2015 met zijn vrouw en twee jonge kinderen in een klein appartement in Apeldoorn. Na zijn aankomst in Nederland ervaarde hij al snel wat veel landgenoten ook ervaarden. Dat hij dankbaar moest zijn, en moest proberen verder te gaan met zijn leven. Zijn kant van het verhaal kon hij maar beter voor zich houden.
Maar Marrit wil dat juist wel weten en dringt aan. Ze vraagt: wat is dan dat verhaal dat je wil vertellen?
Waarom hielpen jullie het Vrije Syrische Leger niet eerder Assad te verdrijven?
Samir: ‘Ik zou maar één vraag stellen: waarom hielpen jullie het Vrije Syrische Leger niet eerder Assad te verdrijven? Waarom waren jullie zo laat?’
Hij vervolgt: ‘IS is slecht en doodde veel mensen. Maar Assad doodde veel meer mensen dan IS. Waarom vocht de coalitie niet tegen Assad? Dat is wat ik zou vragen. Waarom deden jullie dat niet vanaf het begin?’
Waar waren jullie?
Dat is de vraag waar veel Syriërs maar geen bevredigend antwoord op krijgen, merkte Marrit.
Zoals de uit Deir ez-Zor afkomstige activist Karim (30). Op een zonnige lentemiddag vertelt hij Marrit in het Utrechtse park Lepelenburg over zijn pogingen om steun te vinden in Nederland om Assad te stoppen.
In Zaandam bezocht hij een door de SP georganiseerde lezing over de coalitie-aanvallen in Syrië. Tot zijn frustratie begon de spreker het verhaal in 2013, toen IS opkwam in Syrië, terwijl de opstand tegen Assad al in 2011 was begonnen. Na de lezing vroeg Karim verschillende SP’ers om hulp. Weerklank vond hij niet, want veel SP’ers bleken principieel tegen militaire interventie.
Karim: ‘Steeds als ik probeerde uit te leggen wat Assad doet, dan reageerden zij: “Ja, maar Amerika doet ook allemaal verschrikkelijke dingen.” Dat is zo, maar Assad is nog veel erger. Die is een veel grotere crimineel.’
De VVD dan? Die gebruikte harde woorden en steunde de coalitie tegen IS wel, wist Karim. Maar een VVD-politicus die hij aansprak zei doodleuk dat Nederland zonder groen licht van de VS niets kon doen tegen Assad. En ook al zou de coalitie wel militair interveniëren, dan zouden al die gewapende groepen in Syrië elkaar toch alleen maar afmaken, meende hij.
Karim kijkt nog steeds alsof hij spoken ziet wanneer hij terugdenkt aan dat moment. Syriërs die elkaar afmaken? ‘Het is het Syrische regime dat zijn eigen inwoners afmaakt. Zij zijn verantwoordelijk voor meer dan negentig procent van de doden. Het is zo pijnlijk om dat, na alles wat er is gebeurd, nog steeds te moeten uitleggen.’
De gruweldaden van Assad
De oorlog in Syrië begint in 2011 als een vreedzame revolutie met als doel meer vrijheid en minder corruptie. De aanvankelijk vreedzame protesten slaan al snel om in bloedig geweld. Assad stuurt tanks, de luchtmacht bombardeert steden en duizenden burgers worden opgepakt en op industriële schaal om het leven gebracht in wat Amnesty ook wel ‘menselijke slachthuizen’ noemt. *
Al die tijd blijven veel Syriërs geloven dat de internationale gemeenschap zal ingrijpen om het geweld te stoppen. En daar lijkt het vaak ook op. Zo traint de CIA in een geheim programma gematigde rebellen en stuurt ook Nederland ‘civiele hulp’ aan gewapende groepen.
De Amerikaanse president Obama benadrukt in augustus 2012 dat de inzet van chemische wapens een ‘rode lijn’ is die tot militair ingrijpen zal leiden, maar als een jaar later toch chemische wapens worden ingezet en honderden mensen omkomen,* wordt er niet ingegrepen.
Naarmate de oorlog voortduurt voegen zich steeds meer (buitenlandse) extremisten bij het verzet tegen Assad en groeit de afstand tussen de Syrische oppositie en het Westen. Dat is goed nieuws voor Assad. Hij weet: het Westen heeft liever een bloedige dictator die zijn eigen burgers ombrengt, dan een islamitisch regime dat zijn pijlen op het Westen richt. Assad laat zelfs enkele bekende moslimextremisten vrij uit Syrische gevangenissen zodat ze zich bij de oppositie kunnen voegen. Het Syrische leger bombardeert zelden bases van IS.
Pas als IS halverwege 2014 grote delen van Irak en daarna Syrië inneemt, maken westerse leiders zich klaar om militair in te grijpen. In oktober 2014, kort nadat IS een Amerikaanse journalist heeft onthoofd, vinden de eerste luchtaanvallen plaats.
‘Aanvankelijk waren we blij en steunden we de coalitie’, zegt Karim, de activist uit Deir ez-Zor. ‘Wij wilden dat IS werd verdreven, maar we hoopten ook dat de coalitie zou gaan samenwerken met het Vrije Syrische Leger om de revolutie alsnog te laten slagen.’
Maar die hoop vervliegt snel. De coalitie wil alleen samen optrekken tegen IS, niet tegen Assad. En daar was het de meeste Syriërs juist om te doen.
'Is dat echt nodig?'
Waar de westerse steun aan Syrische ‘gematigde’ rebellen schoorvoetend en vaak klunzig verliep, gaat de coalitie tegen IS voortvarend te werk. In een paar weken tijd wordt een enorme luchtvloot in gereedheid gebracht en sluiten tientallen landen zich bij de coalitie aan.
De eerste maanden vallen er amper burgerslachtoffers bij de bombardementen van de coalitie, maar daarna verandert alles, zeggen Syriërs die de aanvallen van dichtbij meemaken. Steden als Raqqa en Deir ez-Zor werden volledig aan puin geschoten door de coalitie om IS te verdrijven. Veel Syriërs beginnen zich af te vragen: is dat echt nodig?
Karim: ‘Als je kijkt naar foto’s van steden die door de coalitie en de Syrische luchtmacht zijn verwoest, dan zie je niet veel verschillen. Misschien is het zelfs erger wat de coalitie deed. Ik heb verhalen gehoord over mensen die levend onder hun huizen zijn begraven, maar niemand in Nederland heeft het over hen. Iedereen is alleen maar blij dat IS is verslagen.’
Hoe langer de luchtaanvallen duren, hoe meer Syriërs beginnen te geloven dat de coalitie alleen uit is op eigenbelang
Hoe langer de luchtaanvallen door de coalitie duren, hoe meer Syriërs in de belegerde gebieden beginnen te geloven dat de coalitie niet hén komt helpen, maar enkel uit is op eigenbelang: het verslaan van IS. IS is een bedreiging voor het Westen, Assad niet. Daarmee groeit ook het geloof dat de internationale gemeenschap nooit om de Syrische bevolking heeft gegeven.
En zo neemt ook het wantrouwen toe. Veel Syriërs zetten vraagtekens bij de strategische keuzes van de coalitie, en wijzen op momenten waarop IS-strijders onder toeziend oog van de coalitie konden ontkomen. Ze zien dat sektarische spanningen toenemen omdat de coalitie alleen met bepaalde etnische milities samenwerkt, en vragen zich hardop af waarom het hoofdkwartier van IS in Raqqa pas na maanden wordt gebombardeerd.
Maar al dit soort vragen stellen veel Syriërs in Nederland liever niet openlijk. Ook Samir niet, zegt hij na de avondmaaltijd tijdens de ramadan.
Marrit: ‘Hoe denk je dat je omgeving zal reageren als je deze vragen wel zou stellen?’
Samir: ‘Ze geven niet om mij. Ze zullen niet luisteren.’
Marrit: ‘Waarom niet?’
Samir: ‘Misschien zullen ze het niet zeggen, maar ze zullen denken: hij is IS. Als je iets slechts zegt over de coalitie denken de mensen dat je bij de andere kant hoort, de kant van IS. Maar dat klopt niet! IS doodde mijn broer, ik haat hen.’
Hij stopt, kijkt verontschuldigend omlaag, en zegt dan: ‘Je wilde het echte verhaal horen, toch?’
'Mijn stad is weg door jullie bommen'
En zo zijn er meer vluchtelingen die hun verhaal, vaak na enig aandringen, vertellen.
Massoud, een voormalig journalist uit de stad Raqqa, zegt het onverbloemd wanneer Marrit hem spreekt in zijn appartement in Nijmegen: ‘Iedereen in Raqqa haat de coalitie. We bewaren er slechte herinneringen aan. Dat komt omdat we wisten dat wanneer de coalitie kwam, we misschien een kind, zoon of moeder zouden verliezen...’
‘De coalitie bombardeerde alles’, zegt de eenendertigjarige Raed uit Raqqa tijdens een gesprek in Amsterdam. ‘Meer dan 300.000 mensen konden de stad niet ontvluchten toen de aanvallen begonnen. Zij bleven achter. Er zijn nu meer dan achttien massagraven in de stad. Alles is vernietigd. Mijn stad is weg door jullie bommen.’
Ondanks al het dodelijke geweld in hun steden mogen Syriërs niet kritisch zijn, zegt Karim, de activist uit Deir ez-Zor. Hij steekt een sigaret op en kijkt naar een groepje studenten dat verderop in het park van de lentezon geniet. Dan vervolgt hij, scherp: ‘Er wordt van mij verwacht dat ik dankbaar ben omdat mijn stad is bevrijd van IS. Dankbaar? Het is mijn recht om te zeggen dat mijn stad is verwoest!’
Alle gesprekken komen in de kern steeds op hetzelfde neer. De oorlog die Nederland voerde in Syrië draaide om onze belangen, maar de prijs werd betaald door Syriërs. Daarbij vielen onschuldige slachtoffers, die jarenlang tevergeefs hadden gewacht op onze hulp in de strijd tegen een dictator die nog dagelijks bezig is zijn onderdanen af te slachten. Maar als ze dat verhaal proberen te vertellen, vinden ze geen gehoor.
Journalist Massoud: ‘Zelfs Syriërs die hier al twintig, dertig jaar leven, geloven niet wat er is gebeurd. Ze zeggen: ‘Drieduizend burgerslachtoffers door de acties van de coalitie? Dat is een hoog aantal…’ Maar ik heb alles gedocumenteerd, we hebben foto’s en namen. Dan zeggen zij: ‘Oké, misschien heeft de coalitie een fout gemaakt?’ Maar een fout waarbij drieduizend burgers omkwamen!? Hoe kun je dat een fout noemen?’
Niets aan de hand, zegt Defensie
In oktober 2019 is wat Massoud en al die anderen al jaren roepen ineens landelijk nieuws. Bij een aanval van een Nederlandse F-16 op een autobommenfabriek van IS in Irak zijn in juni 2015 zeker zeventig burgers gedood, blijkt uit onderzoek van NOS en NRC.* Door het bombardement is een complete wijk in het stadje Hawija verwoest. Het was een van de bloedigste aanvallen van de internationale coalitie in de strijd tegen IS.
Het ministerie van Defensie haast zich om te benadrukken dat alle protocollen zijn gevolgd, dat de juridische basis voor de aanval nog steeds overeind staat. Er was betrouwbare informatie over de plek waar de aanval zou plaatsvinden, het targeting- proces was zorgvuldig doorlopen. Achteraf had het Rode Kruis contact opgenomen met de ambassade in Bagdad vanwege berichten over mogelijk veel burgerdoden, maar na eigen onderzoek had Defensie geconcludeerd dat er niets fout was gegaan. Dat alles klopte.
In de media staat op dat moment één vraag centraal: wie wist wat, op welk moment? Is Rutte inderdaad vergeten dat minister Hennis hem destijds informeerde over mogelijke burgerdoden? Was Hennis eigenlijk wel eerlijk? Is de aanval in de doofpot gestopt?
Maar de vragen die nauwelijks worden gesteld, gaan over onszelf. De oorlog tegen IS werd verkocht als een noodzakelijke oorlog tegen een onmenselijk kwaad. De ‘kanker’ zou met chirurgische doelgerichtheid en ‘precisiewapens’ worden uitgeroeid, in een oorlog die op ‘humanitaire gronden’ zou worden gevoerd.
Wanneer zijn wij dat gaan geloven? En waarom luisterden we niet naar al die Syriërs die ons jarenlang een heel ander verhaal vertelden?
Het mindere kwaad
Filosofe Hannah Arendt waarschuwde dat in het accepteren van het mindere kwaad om een groter kwaad te bestrijden een gevaar schuilt voor de hele samenleving. ‘De zwakte van dat argument is altijd geweest dat zij die kiezen voor het mindere kwaad, heel snel zullen vergeten dat ze kozen voor het kwade.’*
De normalisering en legitimatie van het dodelijke geweld waarmee de coalitie IS bestreed, werd nog eens vergroot door de manier waarop die oorlog werd gevoerd: op afstand. We bestreden IS vanuit de lucht, met precisiebommen en informatie die werd verkregen door op afstand bestuurde drones. Lokale bondgenoten mochten het vuile werk op de grond opknappen. Er waren geen Nederlandse militairen op het slagveld en er vielen aan onze kant (gelukkig) geen slachtoffers. Maar daardoor zagen en voelden we de oorlog ook vrijwel niet.
De groeiende fysieke afstand tot het slagveld creëert ook een morele afstand
Die groeiende fysieke afstand tot het slagveld, die in toekomstige oorlogen vermoedelijk alleen nog maar zal toenemen, creëert een groeiende morele afstand. Dodelijk geweld tegen burgers verwordt zo steeds meer tot een al dan niet acceptabel cijfer of een juridisch probleem, en wordt door onze politieke leiders weggezet als een noodzakelijke prijs die we betalen voor onze vrijheid.
Maar wat die prijs precies is en wie deze betaalt, dat zeggen ze er niet bij. Van alle deelnemers aan de coalitie tegen IS is Nederland het minst open over het aantal burgerslachtoffers door bombardementen, stelt Airwars.* Maar daar lijkt bijna niemand in Nederland zich echt druk om te maken.
En dat is zorgelijk. Want als we onze ogen en oren sluiten voor het dodelijke oorlogsgeweld dat onze strijdkrachten anderen aandoen, dan zullen we het kwaad dat daar onlosmakelijk mee is verbonden steeds meer accepteren.
Totdat we het niet meer zien, of zelfs vergeten.
‘Een van de vele krantenkoppen’
Toen Ali onlangs enkele studenten naar hun mening over de burgerdoden in Hawija vroeg, wist niemand ervan. Ja, een van hen had er wel iets over gelezen, maar het was niet blijven hangen.
‘Het was voor hen niet meer dan een van de vele krantenkoppen’, zegt Ali gelaten. ‘Ze weten niet wat het betekent, wat voor gevolgen het heeft voor andere mensen.’
Hij schuift een paar centimeter naar voren op de bank. Na twee uur praten staat zijn koffie nog vrijwel onaangeroerd op tafel. In het café is het inmiddels aardig druk geworden. Hij neemt het de studenten niet kwalijk, maar het zou zo veel schelen als ze het in ieder geval wisten, zegt Ali.
‘Toen we hier kwamen werden we liefdevol opgevangen. Mensen heetten ons welkom in hun gemeenschap, waren hartelijk en voelden met ons mee. Nu is ons verhaal geen nieuws meer, maar gaat het niet goed met ons. Veel Syriërs in Nederland voelen zich vergeten en zijn depressief’, zegt hij.
Buiten het zicht van de camera’s ging het leven van de Syriërs verder, net als de oorlog in hun land. In de regio Idlib vallen nog elke dag bommen en in vluchtelingenkampen sterven ontheemden in de kou. Daarmee gaat ook de oorlog die zich afspeelt in de hoofden van gevluchte Syriërs verder. Dat verhaal moeten ze kwijt om door te kunnen gaan met hun leven in Nederland, zegt Ali.
‘Ik verwacht niet dat mensen de straat op gaan of mijn verhaal zomaar accepteren. Daar gaat het mij niet om. Als ik maar ruimte krijg om mijn deel te vertellen, dan is dat genoeg. Dan weten de mensen het. En kunnen ze zelf beslissen wat ze ervan vinden.’