Ik ben Valentijn De Hingh: man noch vrouw, en jullie nieuwe correspondent Identiteit
In discussies over identiteit ben je al snel óf een fascist, óf een deugdrammer. Maar de wereld is niet zo zwart-wit. En vragen over identiteit gaan over ons allemaal – ook de mensen die nooit met de oneerlijkheid van heersende normen worden geconfronteerd. Daarom ga ik voor jullie schrijven over macht en identiteit. (Je kunt dit verhaal ook beluisteren.)
Al in mijn tweede week bij De Correspondent beland ik in een van de intrigerendste gesprekken van de afgelopen tijd.
Samen met Gwen Martèl, onze gespreksredacteur, zit ik in een cafeetje. Vanaf ons bankje onder de terrasverwarmers kijken we uit over een speelpleintje vol joelende kinderen.
Volgens Gwen organiseert en beheert een buurtbewoner het speeltuintje op eigen initiatief. De kinderen uit de straat mogen er gratis gebruik van maken.
Een man vraagt of hij naast ons mag komen zitten. We schuiven op om ruimte te maken. Hij is al wat ouder, in de zestig, schat ik. Een sjekkie steekt tussen zijn lippen.
Gwen vraagt hoe het met mijn eerste stuk gaat. Ik kijk naar de kinderen op het speelpleintje. Het klinkt zo eenvoudig, een ‘missiestuk’ – gewoon iets typen waarin je jezelf aan de lezers introduceert, en uiteenzet waarover je gaat schrijven. Het is ook niet dat ik geen idee heb wat ik wil gaan onderzoeken.
Ik wil schrijven over macht en identiteit, en hoe die met elkaar verweven zijn.
Toch, zo vertrouw ik Gwen toe, knaagt er al sinds de eerste week iets aan de speklaag van mijn zelfvertrouwen. Vanuit een holletje achterin mijn hoofd fluistert het stemmetje van mijn onzekerheid me zachtjes toe: ‘Nobody will give a f*ck…’
Discussies die de maatschappij versplinteren
De afgelopen jaren is het debat over identiteitskwesties enorm verscherpt: groepen binnen de samenleving raken verdeeld op basis van gedeelde identiteitskenmerken (kleur, genderidentiteit, seksuele gerichtheid, of politieke voorkeur, om er maar een paar te noemen), en staan vervolgens lijnrecht tegenover elkaar. Neem de zwartepietendiscussie. Of het gedoe over de genderneutrale aanspreekvormen in omroepberichten van de NS. Of de kritiek op het onlangs aangenomen vrouwenquotum voor het bedrijfsleven – allemaal discussies die de maatschappij versplinteren op basis van identiteitsverschillen die op het eerste gezicht onoverbrugbaar lijken.
Gevolg van dit gepolariseerde klimaat: wanneer je over het identiteitsdebat schrijft, checkt een groot aantal mensen bij voorbaat uit. Want ondertussen staat de wereld in de fik, dus hebben we wel wat beters te doen dan naar het ingebeelde slachtofferschap van ‘minderheden’ te luisteren. Schrijf liever iets over wat er echt toe doet, over klimaatverandering, machtsmisbruik in de politiek, of economische wantoestanden.
Precies. They don’t give a f*ck.
Als non-binaire transgender persoon (wees gerust, uitgebreide uitleg van dergelijke terminologie volgt zeker nog in latere stukken) weet ik als geen ander hoe het is om in een wereld op te groeien die niet op jou is ingericht. Vragen over identiteit zijn voor mij persoonlijk altijd hyperrelevant geweest. Gender is immers een van de meest fundamentele bouwstenen van onze identiteit, en in een maatschappij die identiteiten eist als piramides – als rotsvaste bouwwerken die de tand des tijds kunnen weerstaan – is het dikwijls een probleem als jouw fundament in eerste instantie uit los zand bestaat.
Om mij toch te kunnen ‘plaatsen’ stellen mensen mij al zolang ik me kan herinneren vragen over wie ik ben, en hoe ik in de wereld sta. Val je op mannen of op vrouwen? Welke operaties heb je allemaal gehad? En ben jij nou eigenlijk een man of een vrouw?
In een wereld waarin gender vooral zwart-wit bekeken wordt, ben ik een grijs gebied. Maar probeer dat maar eens uit te leggen
Mijn grote frustratie is dat mensen het altijd logisch vinden dat ík met deze vragen worstel, en zíj niet. Ik moet verantwoording afleggen, me afvragen of ik een ‘man’ of een ‘vrouw’ ben, en bedenken wat dat allemaal betekent. Terwijl ‘gewone’ mensen van zichzelf zelden na hoeven te denken over man-zijn of vrouw-zijn. Maar wat zeggen die woorden nu eigenlijk?
Voor mijzelf is het antwoord duidelijk: ik voel me man noch vrouw. In een wereld waarin gender vooral zwart-wit bekeken wordt, ben ik een grijs gebied. Maar probeer dat maar eens uit te leggen.
'Man' en 'vrouw' zijn voor mij geen vanzelfsprekende begrippen
Gwen knikt instemmend als ik haar vertel dat ‘man’ en ‘vrouw’ voor mij geen vanzelfsprekende begrippen zijn. Hardop vraagt ze zich af of er wel zoiets als een ‘echte man’ of een ‘echte vrouw’ bestaat.
‘Tegenwoordig weet je dat toch sowieso niet meer?’ hoor ik ineens naast ons. ‘Helemaal niet meer met al die omgebouwden.’
We draaien ons naar de man, die net zijn sjekkie uitdrukt.
Zodra ik iemand het woord ‘omgebouwde’ hoor zeggen, roept mijn mentale TomTom altijd meteen ‘probeer om te keren’. Het woord ‘omgebouwde’ gebruiken om transgender personen te omschrijven geldt in de regel als zeer respectloos – transgender personen zijn tenslotte geen huizen waar je een aanbouw met schuifpui tegenaan zet.
De man heeft duidelijk geen idee dat er een ‘omgebouwde’ naast hem zit.
De man heeft duidelijk geen idee dat er een ‘omgebouwde’ naast hem zit
‘Een vriend van mij heeft zich ook laten ombouwen,’ gaat de man verder, ‘twee jaar geleden of zo. Laatst liep ik over straat en hoorde ik ineens achter me (met opzettelijk lage stem): "Hé!" Nou ja, dat was hij dus, en om eerlijk te zijn, het zag er gewoon niet uit.’
Ondanks mijn irritatie blijf ik zitten. Ik ben toch nieuwsgierig. Wie is deze man, waarom ziet hij de dingen zoals hij ze ziet?
Voorzichtig zeg ik dat het toch niet uitmaakt of iemand er goed uitziet, als het gaat over hoe iemand zich vanbinnen voelt.
Daar is de man het wel mee eens. ‘Maar ik vind het stom dat je tegenwoordig nergens meer wat van mag zeggen. Neem Voetbal Inside. Dan komt die ene omgebouwde van de Belgische sport ineens in een jurk op tv, en zij maken daar dan een grapje over, want zeg eerlijk, het lijkt nergens op. Maar de volgende dag is iedereen helemaal over de zeik. Terwijl het gewoon een stelletje idioten is. Die moet je niet te serieus nemen.’
‘Maar ik wil dat zij het zelf juist wel serieus nemen’, zeg ik. ‘Juist omdat ze als voetbaljournalisten zoveel bereik hebben, kunnen ze ook een positieve bijdrage leveren aan de acceptatie van LHBTI’ers in hun sport.’
De man maakt een afkeurend gebaar: ‘Voor serieuze gesprekken moet je bij andere programma’s gaan zitten, bij Pauw of bij hoe-heet-ze? Die dinges. Jinek.’
Een groepje kinderen loopt langs. Ze groeten de man met een uitgelaten ‘tot morgen’. Hij zwaait naar ze. Dan wijst hij op een bakje verpakt in aluminiumfolie dat een medewerker van het café hem even geleden kwam brengen – hij gaat naar huis om zijn eten op te warmen. ‘Maar eerst nog even langs het pleintje, om af te sluiten.’
Ik kijk verbaasd. Is dit de man van het speeltuintje?
‘Er wonen hier in de buurt nogal wat kinderen die uit gezinnen komen die niet zoveel hebben’, vertelt hij nog, ‘Nou ja, daar moet je gewoon wat voor doen, vind ik.’ Hij staat op en gaat.
Verhalen over identiteit zijn voor iedereen
Hét probleem van de hedendaagse discussies over identiteit is dat zowel de voorstanders als de tegenstanders de wereld in zwart-wit zien; het is een debat geworden zonder grijze gebieden, waarin je óf een fascist óf een deugdrammer bent.
Maar de wereld is niet altijd zo zwart-wit. Een man die wars is van politiek correct taalgebruik, en die beledigende dingen over trans personen zegt, is tegelijkertijd een goedzak die een gratis speeltuin opzet voor de kinderen uit zijn buurt. Maar moeten we zijn problematische standpunten daarom maar voor lief nemen?
Als je verschilt van de maatschappelijke normen, heeft dit een wezenlijke impact op je leven
Zo sta ik erin: sommige groepen mensen worden op basis van bepaalde identiteitskenmerken stelselmatig uitgesloten van volwaardige deelname aan onze maatschappij. Zo publiceerde SEO Economisch Onderzoek kort geleden nog een rapport over de achterblijvende arbeidsmarktparticipatie van afgestudeerde mbo’ers met een niet-westerse migratieachtergrond. In dezelfde week werd er een online petitie gestart tegen de racistische uitlatingen waar Chinese en andere Aziatische Nederlanders mee te maken hebben sinds de uitbraak van het coronavirus.
Wat dit laat zien: als je verschilt van de maatschappelijke normen, heeft dit een wezenlijke impact op je leven. Het bevragen van deze normen is dus geen slachtoffergejengel – het is noodzakelijk om de ongelijkheid tussen mensen te benoemen en te bevechten.
Toch is het hedendaagse identiteitsdebat volgens tegenstanders te ingewikkeld, zaait het verdeeldheid, en gaat het over luchtkastelen. Bovendien zou het een onevenredig grote stem geven aan kleine groepen, die zich gekrenkt voelen omdat ze anders zijn en daarom ‘normale’ mensen de mond willen snoeren, of de wereld tegen heug en meug willen herscheppen naar hun evenbeeld.
Maar vragen over identiteit zeggen iets over ons allemaal, over hoe we in de wereld staan en hoe deze wereld op ons reageert. Verhalen over identiteit zijn daarom nuttig voor iedereen, ook voor de mensen die in eerste instantie weinig met de oneerlijkheid van heersende normen geconfronteerd worden.
De vraag is: hoe krijgen we hen mee in dit verhaal?
Dat is wat ik bij De Correspondent hoop te bereiken: verhalen over identiteit begrijpelijk en bespreekbaar maken, en uitleggen waarom deze ertoe doen voor iedereen.
Even for people who don’t give a f*ck.
In deze tekst zijn enkele details veranderd om de privacy van de betrokkenen te waarborgen.
Meewerken?
Heb je bepaalde (professionele) expertise op het gebied van identiteit en wil je me helpen bij mijn onderzoek? Vul dan dit formulier in!