Kader Abdolah laat je met andere ogen naar het vertrouwde kijken
In het universum van schrijver Kader Abdolah is het goed toeven, tussen schoonheid en pijn, verdriet en betovering. En als altijd weet hij – ook in dit gesprek – op een listige manier zijn vertelling te verrijken met oude wijsheid.
Zijn roman Het huis van de moskee over de verwoestende geschiedenis van Iran geldt sinds 2007 als de op een na beste Nederlandstalige roman aller tijden. Na De ontdekking van de hemel van Harry Mulisch, trouwens. En dat is des te opmerkelijker als je weet dat Kader Abdolah (1954) pas op 34-jarige leeftijd naar Nederland kwam als politiek vluchteling. Hij begon in een asielzoekerscentrum in Apeldoorn en leerde Nederlands schrijven aan de hand van de verhalen van Jip en Janneke.
Hij is mij dierbaar sinds wij samen voor mijn radioprogramma Passaggio op een bootje een stuk van de IJssel afzakten, van Zalk richting Kampen. Het is het gebied waar hij inburgerde. Hij schreef er een ontroerende roman over: Papegaai vloog over de IJssel.
Oude wijsheden in nieuwe boeken
Gezeten op de voorplecht ontstak hij spontaan in een lofzang op de schoonheid van het oer-Hollandse landschap, in één moeite door ook op de Nederlandse schilderkunst, en – dat vooral – de mensen die hem hadden geholpen om een nieuw leven te beginnen. Het was alsof ik met andere ogen naar het vertrouwde ging kijken.
En zo verrijkt hij de Nederlandse literatuur met verhalen waarin hij met speels gemak een kruisbestuiving tot stand brengt tussen het oude en het nieuwe, tussen de achtduizend jaar oude erfenis van de Perzische cultuur en de ontdekking van de nieuwe wereld.
Met elk boek, altijd in eenvoudige taal geschreven, breidt hij zijn universum uit. Een universum waar het goed toeven is, tussen schoonheid en pijn, verdriet en betovering. En altijd weet hij op een listige manier zijn vertelling te verrijken met oude wijsheid. Zoals deze, in Het pad van de gele slippers: ‘Wanneer je jong bent, heb je nog niet door dat de paden van je leven eigenlijk van tevoren uitgestippeld zijn, en dat je ze gewoon moet belopen.’
Ode aan de vriendschap
Zijn nieuwe boek heet Farao van de Vliet. En speelt zich af in de streek tussen Voorburg en Zoetermeer. Een internationaal vermaarde archeoloog begint zijn geheugen kwijt te raken. Eén ding wil hij nog tot een goed einde brengen: de mummie die hij in zijn kelder verbergt moet terug naar waar ze vandaan kwam, Egypte. Hij krijgt hulp van een oude vriend.
Eerste zin: ‘Zayed Hawass was zijn geheugen kwijt.’ Tragedie of genade? Meer nog dan een boek over dementie is dit een ode aan de vriendschap. ‘Men kan alles vergeten, maar de geur van de maaltijd van een vriend niet.’
Wanneer het leven je iets aanbiedt, pak het dan met beide handen aan en buig je hoofd
Genoeg redenen dus om Kader Abdolah uit te nodigen voor een Goed Gesprek. Het vond plaats in het Theater aan het Spui in Den Haag. In samenwerking met Het Nationale Theater.
Er brandt alleen een kaars, het publiek zit om ons heen in strandstoelen, en vanuit het halfduister ontspint zich een meanderend gesprek over zijn doofstomme vader en zijn demente moeder, over hoop en wanhoop, over leven en dood. Over Jip en Janneke. ‘Wanneer het leven je iets aanbiedt, pak het dan met beide handen aan en buig je hoofd.’