Beste,

Aan het begin van Walt Disney’s De Kleine Zeemeermin gaat de roodharige Ariël stiekem op verkenning. Ze neemt haar geel-blauwe visvriend Botje mee naar een schip dat op enige afstand van haar vaders koninkrijk op de zeebodem ligt. 

Er is nog maar weinig van het schip over. De zeilen zijn vergaan, het hout is groen van de algen. Maar in het hart van het wrak fonkelt een klein, langwerpig voorwerp, met vier kromme tanden. 

Still uit De Kleine Zeemeermin

Ariël neemt het vreemde voorwerp mee naar de oppervlakte van de zee, waar Jutter – een zeemeeuw met mensenkennis – een rots bezet. 

‘Das eenne.. harensnaaier. Mensen gebruiken die dingen… om hun haar te snaaien.’ Jutter steekt de vork in zijn veren. ‘Nou kijk. Je draait ‘m even in je kuif en je geeft er een flinke ruk aan, en het resultaat is die bekende oogverblindende coupe de plumeau waar de mensen altijd zo gek op zijn.’ 

De vork keert op verschillende momenten in de film terug. Steeds om de afstand tussen de belevingswereld van Ariël en die van mensen te benadrukken. 

Voor een zeemeermin zijn zelfs de meest alledaagse mensenspullen vreemd. Dat is moeilijk voor te stellen. Toch is er ook voor ieder van ons een moment geweest waarop een vork met hetzelfde gemak een harensnaaier kon zijn. En een kaarsenstandaard de houder ervan. 

Still uit De Kleine Zeemeermin

Die open blik vernauwt naarmate we ergens vaker mee in aanraking komen. Maar goed ook, want het zou doodvermoeiend zijn om steeds opnieuw te moeten onderzoeken wat een vork is, en hoe hem te gebruiken. 

Maar het kan geen kwaad om dingen af en toe opnieuw met die vervreemde blik te bekijken. Er schuilt schoonheid in de naïviteit en opmerkzaamheid die ermee gepaard gaan. En het maakt je bewust van de dingen die je niet meer opvallen zodra je iets op de automatische piloot waarneemt. 

Wat mij betreft is dat een van de belangrijkste taken van de kunst. Om dingen die zo vanzelfsprekend zijn dat we er niet meer over nadenken, weer vreemd te maken. Om je af te leiden van dat wat iets is, en de aandacht te vestigen op wat het ook zou kunnen zijn. Zodat je je er opnieuw over kunt verwonderen en je je er opnieuw toe kunt verhouden. 

Still uit De Kleine Zeemeermin

En dat is ook mijn taak als beeldredacteur. Bepaalde beeldsoorten verschijnen keer op keer bij vergelijkbare journalistieke verhalen. Denk aan clichébeelden als stomende koeltorens bij verhalen over klimaatverandering. Of ijsberen op een ijsschots. Net als het vasthouden van een vork, maken dit soort beelden nog nauwelijks indruk. Je geeft ze gedachteloos betekenis. 

Screenshot van de zoekresultaten als je in Getty, een van de meestgebruikte beeldbanken, zoekt op ‘climate change’

Maar ook minder clichématige beelden, zoals verwoeste stadslandschappen bij verhalen over oorlog, verliezen – hoe schrijnend ook – hun kracht naarmate we er vaker mee geconfronteerd worden. Zeker wanneer je zelf geen ervaring hebt met oorlog en je je dus minder makkelijk in de verbeelde realiteit kunt verplaatsen. 

Op den duur fungeren dit soort beelden alleen nog als herkenningspunt. Doordat ze steevast op dezelfde manier worden ingezet, lijken ze langzaam samen te vallen met de betekenis die je gewend raakt eraan te geven. Het kost je steeds minder tijd om vergelijkbare beelden op een vergelijkbare manier te interpreteren. Tot je bijna niet meer hoeft te kijken. 

Screenshot van de zoekresultaten als je Googled op ‘syria destruction’

Tegelijk bepalen dit soort terugkerende beelden ons idee van de wereld en hebben ze invloed op ons gedrag. Daarom is het belangrijk om als beeldredacteur steeds te blijven zoeken naar beeld dat verrast. 

Bij , leidde die zoektocht tot tekeningen door kinderen uit de getroffen gebieden. Deze tekeningen zijn niet gemaakt voor de journalistiek. Het zijn geen pogingen om de Syrische werkelijkheid zo objectief mogelijk te registreren voor een nieuwslezend publiek. Het zijn benaderingen van persoonlijke ervaringen en herinneringen, maar wel gevat in een van de meest universele beeldtalen. 

Door Hussein (9) uit Deir ez-Zor

De kindertekeningen spreken tot de verbeelding. Voor mij niet in de eerste plaats omdat ze het mogelijk maken je iets bij de getekende situaties voor te stellen. Maar omdat ik terwijl ik naar de tekeningen kijk, weer een kleurpotlood tussen mijn duim en wijsvinger voel. Ik hoor de stift over het papier krassen, en als de stift te kort wordt, het hout van het omhulsel. Ik herken de zoekende, zwabberende beweging in de lijnen die het huisje vormen. En ik denk aan het plezier om iets te zien verschijnen waar eerder niets was. 

Door Aya Al Khaled (8) uit Bint Jbeil

Vanuit die gedachten kijk ik vervolgens naar de zwarte insectachtige vormen, en de bijbehorende zwarte bolletjes in bovenstaande tekening. Ik zie de verticale streepjes aan weerszijde van ieder gezicht. Dan begin ik te twijfelen of het wel een goed idee is om deze tekeningen te publiceren. Ik merk dat het beeld me raakt, maar zijn het niet een soort tearjerkers

Net als de stomende koeltorens, zijn kinderen een clichématige manier om de onrechtvaardigheid van de een of andere situatie te benadrukken. Het kind als symbool voor onschuld en kwetsbaarheid. 

Maar dan denk ik weer aan Ariëls harensnaaier. En de onverdeelde aandacht waarmee de zeemeermin het vreemde voorwerp in zich opneemt. En ik merk dat ik niet in de eerste plaats geraakt word door het specifieke idee van een onschuldig en kwetsbaar kind in een gewelddadige omgeving. Maar dat de tekeningen ervoor zorgen dat ik opnieuw, met de vervreemde blik van een kind, naar de mij zo bekende beelden van verwoeste steden kijk. 

Tot de volgende!